Cornelis Montes Visser (1890-1947). Ook wel bekend als Cees van Monte Trientje
In ‘Op hoop van zegen’, het verhaal van Herman Heijermans, waarin moeder Kniertje haar jongste zoon Barend naar zee stuurt, zit veel gelijkenis met de omstandigheden op Ameland in het begin van de twintigste eeuw. Ook hier werd de vis duur betaald. Gedwongen door werkeloosheid en armoede was het noodzakelijk dat veel jonge jongens, eigenlijk nog kinderen, gingen varen op vissersschepen en loggers en daar onvoorstelbaar zwaar werk deden. Zo ook Cees van Monte Trientje.
Cees werd geboren in Hollum op 28 februari 1890, als oudste zoon van Monte Visser en Trijntje Bruin. Hij doorliep zeven klassen van de Openbare Lagere School, bij meester Prakke, meester Postma en meester Bergsma. Op 1 juni 1904 monsterde hij aan, als veertienjarige, samen met vader Monte (matroos, later kok) en met leeftijdgenoot en neef Jan Visser, op de ‘Zeemanshoop’. Dit was een logger van Rederij J.H. Warneke te Vlaardingen. Hij werd reepschieter. In december 1904 keerde hij na deze eerste reis op Ameland terug. Hij voer een aantal jaren op de Vlaardinger loggers, daarna op loggers vanuit Delfzijl en Emden. Op 17 juni 1909 stierf vader Monte Visser als gevolg van een noodlottige val in Emden. Hij werd aldaar begraven.
Op 11 januari 1917 trouwde Cees met Hieke van der Meij uit Ballum, ze kregen vijf kinderen: Monte, Rika, Trijntje, Klasina Antje en Jansje Martha.
Na zijn diensttijd in de jaren rond 1911 bleef de zee trekken, hij ging nu varen bij de koopvaardij. Van 1913-1941 was hij in dienst van de Koninklijke Hollandsche Lloyd als matroos, kwartiermeester, sloepgast en roerganger, op de volgende stoomschepen:
- Tubantia, in 1916 getorpedeerd door een Duitse onderzeeër gezonken voor de Hollandse kust.
- Amstelland, in 1917 getorpedeerd door een Duitse onderzeeër en gezonken nabij Ierland.
- Hollandia, in 1922 verkocht aan de Hamburg America lijn.
- Flandria, in 1935 opgelegd in Amsterdam.
- Gelria, in 1931 opgelegd, daarna verkocht. Een aantal reizen ging de dichter Slauerhof als scheepsarts mee.
- Orania, in 1934 aangevaren door ss Loanda in de haven van Leixoes (Portugal), daarna gezonken.
- Montferland, op 18 februari 1940 werd op de Noordzee het ss Ameland getroffen door een torpedeo van de Duitse U10. De bemanning werd gered en aan boord genomen door het ss Montferland.
Op 28 juni 1941 werd de Montferland gebombardeerd door een laagvliegend Duits vliegtuig voor de Engelse kust tussen Lowesoft en Harwich op 52graden-47min. NB en 01graad-50min. OL en is daarna gezonken. Cees Visser stond aan het roer.
Als overlevende van de ramp met de Montferland arriveerde Cees ontdaan in Londen. Zijn verdienstelijk optreden als roerganger op de brug van de Montferland werd in het verslag van gezagvoerder G. F. Braun vermeld. Voor verdere actieve dienst op zee werd hij ongeschikt verklaard, vanaf 2-11-1941 stond hij ingeschreven als tweede reserve. Hij werd onderscheiden met het oorlogskruis. Op 13-09-1941 werd hij tewerkgesteld bij the Netherlands Shipping and Trading Company oftewel de SHIPPING aan de Bishopsgate in Londen.
Zoon Monte was gedurende de oorlogsjaren blijven varen op de Aalsum van rederij Oostzee en ook broer Siebe werkte bij de koopvaardij. Zij konden niet terug naar Ameland, gedurende hun verlof bezochten zij zo vaak mogelijk hun vader/broer in Londen. Vele Amelander zeelieden wisten Cees te vinden, hij verzorgde hun was en deed andere hand- en spandiensten.
In de loop der zeemansjaren had hij zijn schilderstalent steeds verder ontwikkeld en de London Zoo werd een geliefd plekje om te schilderen. Hier bracht hij de vele vrije uren schilderend door.
Hij zal zich ongetwijfeld zorgen hebben gemaakt over het Amelander thuisfront, zijn Hieke en vier dochters, die het gedurende de oorlogstijd alleen moesten zien te rooien, zonder hun vader en broer.
Door een dokter van de Shipping werd de verdikking, die in zijn nek groeide, afgedaan met de diagnose dat het een zenuwknobbel was, waarschijnlijk ontstaan door de schrik tijdens de ramp met de Montferland. Er werd verder geen aandacht aan geschonken. Deze verwaarlozing van wat later een ernstige ziekte bleek, zou de oorzaak zijn van zijn vroegtijdig overlijden.
Na afloop van de oorlog kreeg hij van de autoriteiten toestemming om uit Engeland te vertrekken. Op 4 augustus 1945, na vier lange jaren, nam hij afscheid van Londen. Volgens het stempel in zijn paspoort van de Rivierpolitie in Rotterdam, arriveerde hij daar op 5 augustus 1945. Op 9 augustus 1945 keerde hij op Ameland terug.
Het werd nu tijd orde op zaken te stellen. De financiële situatie was niet rooskleurig. Omdat hij was afgekeurd voor actieve dienst op zee ontving hij gedurende 44 weken wachtgeld. Deze uitkering werd in juni 1946 stopgezet, waarna hij een overbruggingsregeling ontving van de gemeente van ƒ23,00 per week.
Ook met de gezondheid ging het niet goed. De diagnose zenuwknobbel van de arts van de Shipping bleek niet juist, enkele weken na terugkeer werd hij opgenomen in het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis in Amsterdam, waar een vergevorderd tongcarcinoom werd geconstateerd met uitzaaiingen in het hele lichaam. Hij keerde doodziek en invalide terug naar het eiland, waar hij door zijn vrouw en kinderen en door wijkzuster Hofman met liefde werd verzorgd en verpleegd. Volledig uitgeput door zijn ziekte stierf hij 28 mei 1947 op 57-jarige leeftijd.
Zijn weduwe Hieke bleef onverzorgd achter. De overbruggingsregeling werd op 29 mei 1947 stopgezet. Schoonzoon Bartle Hoekstra en huisarts dokter Soeters, die vertegenwoordiger was van het Prinses Margrietfonds op het eiland, hebben alles in het werk gesteld om dit onrecht ongedaan te maken. Dit resulteerde in een kleine pensioenuitkering van het Directoraat-generaal voor de Scheepvaart.
© Lia Hoekstra, kleindochter van Cornelis Montes Visser
N.B. 10 januari 1997 organiseerde Museum Sorgdrager in Hollum een prachtige overzichtstentoonstelling van de schilderijen van Cornelis Visser met als titel:
‘De erfenis van Cornelis Visser, Zeeman en Schilder’