Oudste huis van Ameland

Het oudste huis van Ameland staat aan de Johannes Bakkerstraat (nr. 7) in Hollum en is in 1561 gebouwd. Het huis heeft de status van een rijksmonument. De woning heeft een zadeldak tussen topgevels met dubbele waterlijst, elk bestaande uit 2 strekkenlagen om en om gemetseld in gele Friese- en rode Groninger steen. (Met een dubbele waterlijst wordt bedoeld een waterlijst in de top van de gevel en een waterlijst op de plaats van de zoldervloer zoals we dat zien bij veel woningen uit de achttiende en negentiende eeuw).

Bij deze woning, uit de zestiende eeuw, zien we dat de onderste waterlijst deel uitmaakt van een hoofdgestel zoals we dat ook in de oude Griekse tempelbouw zien. Een hoofdgestel wordt gevormd door een kroonlijst, in dit geval de waterlijst, een tussenliggende fries met daaronder het architraaf.

De kroonlijst, waterlijst, bestaat uit twee strekkenlagen om en om van gele en rode steen, waarvan de bovenste verder uit het gevelvlak steekt dan de onderste. Het fries bestaat uit vier kopse lagen metselwerk van rode en gele steen om en om gemetseld.  Daaronder bevindt zich nog een lijst, het architraaf, bestaande uit een enkele strekkenlaag in rode steen. De bovenste waterlijst is uitgevoerd gelijk aan de genoemde kroonlijst en bestaat dus uit twee strekse lagen. De vlechtingen in de topgevel zijn eveneens om en om gemetseld in rode en gele steen.

De jaartalankers in de topgevel vermelden thans het jaar 1516. Op een lijst uit 1920-‘25 staat als jaartal 1561 voor deze woning aangegeven. De laatste twee jaarankers zouden in dat geval in het verleden zijn verwisseld.

De zes-ruits-raamkozijnen in de topgevel zijn voorzien van een ontlastingsboog met om en om gele strekkenlagen en rode koppenlagen. Op een steen lengte van de hoek zijn om de laag een rode klezoor ingemetseld in de langsgevel een negen-ruits-raamkozijn en een lichtopening met glas in het metselwerk ronde bovenkant voorzien van halfsteens rollaag van rode en gele steen. Dit pand is het oudste huis van Ameland! De gevels zijn opgemetseld in Friese Kleinsteen

Het interieur van deze woning is erg fraai de oostkamer is geheel voorzien van wandtegels met in de schoorsteen een tegeltableau voorstellende een springend paard. Dit tegeltableau van twee x drie tegels is gemaakt in ca. 1875 bij tegelfabriek Tjallingii te Harlingen en de schilder was Barend Visser. In deze kamer waren twee bedsteden en een spieskamer (Spijskamer).

Het oudste pand op Ameland - Jan Bleeker

Inleiding

In de loop van 1984 hoorde ik dat Rinske Bleeker en haar neef Jaap Bleeker binnen afzienbare tijd zouden gaan verhuizen naar het bejaardencentrum "De Stelp" in Hollum. Daarmee zou de laatste woning op Ameland, waarin een "Bleeker" gewoond had, verkocht worden.

 

Het pand toen het nog bewoond werd door Jaap en Rinske Bleeker.

Het pand toen het nog bewoond werd door Jaap en Rinske Bleeker.

Rinske en Jaap, die in 1984 respectievelijk de leeftijd van 81 en 84 jaar bereikt hadden en thans niet meer in leven zijn, waren nicht en neef van mijn vader Piet Bleeker. Zij bewoonden tot die tijd het pand aan de Johan Bakkerstraat nr. 7 in Hollum, waarvan de muurankers in de voorgevel aangaven dat het pand in 1516 gebouwd zou zijn. Dat er over het bouwjaar enige twijfels zouden bestaan, wordt later in deze website nog behandeld. Het staat in ieder geval vast dat dit het oudste nog bestaande pand op het eiland Ameland is.

Het was tot 1984 één van de weinige huizen op Ameland dat, zowel in- als uitwendig, nog duidelijk de sfeer van de vorige eeuw uitstraalde. Waarschijnlijk is het oorspronkelijk als burgerwoonhuis gebouwd, dat toen al duidelijke karaktertrekken vertoonde van de latere 18e eeuwse Commandeurs-woningen op Ameland. Het pand is vermoedelijk pas in het begin van de 19e eeuw uitgebreid met een landbouwschuur, toen het een zuiver agrarische bestemming kreeg.

Voor ons was het, tijdens de vele bezoeken aan het geboortedorp van mijn vader, een vaste gewoonte om bij Aafke, Rinske en Jaap op visite te gaan. Zij konden mij nog veel vertellen over de vroegere toestanden op Ameland en over de familie Bleeker. Dit noteerde ik en heb er later, bij het samenstellen van mijn boek "Zeilende op 18º 33" Z.B., een kroniek van de Amelandse familie Bleeker", daar dankbaar gebruik van gemaakt.

Vlak voor hun verhuizing in 1984 kwam ik op het idee om het interieur voor de toekomst met foto's vast te leggen. De kans was immers groot dat er veel van het oorspronkelijke interieur verloren zou gaan bij de verkoop en de renovatie van dit prachtige oude pand, dat onder de monumentenwet valt.

Met de mij nu beschikbare gegevens had ik ruim voldoende materiaal om het historisch-onderzoek van dit pand met zijn vroegere eigena-ren/bewoners, vanaf omstreeks het begin van de 18e eeuw tot heden, in boekvorm vast te leggen, wat in 1999 is gebeurd. Het boek is nog steeds verkrijgbaar bij het Cultureel-Historisch museum "Sorgdrager" in Hollum op Ameland.

Er kunnen zich echter kleine verschillen in de genoemde data voordoen. Dat heeft te maken met het feit dat de gevonden data van het genealogisch onderzoek soms afwijkt van die in de notariële- en kadastrale akten.

Son en Breugel,

juli 2011 

Jan Bleeker.

 

 

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (1)

In de eigendomsakten van de "Reces-, Proclamatie- en Prothocolboeken" van het oud-archief van het Gerecht Ameland geschiedde de vastlegging van de ligging van een verkocht perceel slechts door het noemen van de z.g. "naastlegers" (*naaste aangrenzende buren, die echter voortdurend veranderden). Het is daarom een bijna onmogelijke taak om die percelen nu nog te lokaliseren. Toch heb ik een gok gewaagd.

We zijn pas vanaf 1832, het startjaar van het Kadaster in Nederland, in staat de eigenaren en de ligging van een pand met zekerheid te achterhalen. Toen kregen percelen een nummer en werd de ligging op kaarten, de z.g. "Minuutplans", aangegeven, die bewaard zijn gebleven.

In dit hoofdstuk zijn van het huidige pand Johan Bakkerstraat 7 te Hollum het oude kadastrale perceelnummer (met latere vernummeringen) en de toenmalige eigenaren vet gedrukt, teneinde de duidelijkheid enigszins te vergroten. Wanneer er het jaartal 1832 genoemd wordt, betekent dat het gegevens betreffen uit de begintijd van het Kadaster.

In de door het Kadaster in 1832 aangelegde OAT (de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel) staat o.m. genoteerd dat de landbouwer Jan Douwes Bakker eigenaar was van het bebouwde perceel 2137 in de kadastrale gemeente Ballum, sectie B. Het was gelegen in de Noordhoek van het dorp Hollum en werd op de kaart gesitueerd op het achtste blad van het Minuutplan (de eerste kadastrale kaart), op schaal 1:2500.

Het achterliggende onbebouwde perceel 2136 bleek in 1832 ook zijn eigendom te zijn. In verband met de toen te berekenen aanslagen voor de grondbelasting, die verschillend was voor bebouwde- en onbebouwde percelen, waren daarom vanaf 1832 hier toen 2 aparte percelen ontstaan, van één en dezelfde eigenaar.

Bij mijn onderzoek in de "Prothocolboeken" van het archief van het Gerecht Ameland, die het tijdvak 1803 t/m 1810 bestrijken en voorzien zijn van een namenregister, heb ik echter wel kunnen vinden wanneer Jan Douwes Bakker het bebouwde perceel gekocht heeft en van wie.

In de "koopbrief" van 23 februari 1808 staat n.l. dat Minke Sipkes, weduwe van Outger Pieters, aan Jan Douwes en Aafke Sjoukes verkocht: "Een Huizinge en Erve, staande en gelegen te Hollum, gequoteerd met Lit D No. 2, hebbende tot naastlegers ten oosten de Heere Weg, ten Zuiden Jan Arjens, ten Noorden verkoopster en begeregtigd met vijf voeten Grond ten Noorden" voor "Een Somme van Twee Hondert vijftig Caroly Guldens te betaalen in een Termijn bij de derde of Laatste Proclamatie in Zilvere en klinkende Munten".

Verder vond ik in deze "Prothocolboeken" dat Jan Douwes en Aafke Sjoukes op 13 februari 1810 een huis verkochten "gelegen op de Duinen in den dorpe Hollum, gequoteerd met No. 160 aan Foppe Eelkes en Klaaske Jacobs". Dit kan het vroegere woonhuis van Jan Douwes en Aafke Sjoukes geweest zijn, dat lag op de plek waar nu de eengezinswoningen van de Stelp gebouwd zijn.

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (2)

De ligging van deze toenmalige minuutpercelen in "De Noord Hoek" uit 1832 is op het kaartje hieronder afgebeeld. De oorspronkelijke schaal was 1:2500. Ter verduidelijking zijn de genoemde en de nog te noemen minuutpercelen met een rode stip hierop aangegeven en het hotel "De Zwaan", dat in 1772 werd gebouwd, met een groene stip.

Noordhoek Hollum met locatie oudste huis Ameland

In 1832 deed dit gedeelte van het dorp in stedebouwkundig opzicht wat "rommelig" aan, in tegenstelling tot het zuidelijk gedeelte. In "Den Tegenwoordige Staat van Friesland" uit 1786 staat dat het noordelijke gedeelte van het dorp "uit eene menigte van min aanzienlyke en als door elkander gebouwde huizen is samengesteld". Ook bleek in deze buurt na 1832 veel te zijn veranderd.

In zijn boek "Het eiland Ameland en zijne bewoners" gaf F.Allan in 1857 aan dat de noordelijke buurt minder regelmatig is "vooral bij de dorpsherberg (*hotel de Zwaan), alwaar van tijd tot tijd een aanzienlijk getal huizen is gesloopt, en waardoor de thans nog overgebleven zonder eenige orde door elkander staan".

In omschrijving van de koopakte van 1808 stond dat het door Jan Douwes gekochte perceel aan de oostzijde grensde aan "de Heere Weg". We moeten deze weg niet verwarren met de straat waaraan pas veel later de naam "Herenweg" is gegeven. Het betekende in 1808 eenvoudig dat het aan een openbare rijweg gelegen was. Van oudsher waren dat wegen die onder de bescherming van de landheer stonden. We kunnen dus aannemen dat met "de Heere Weg" de latere Johan Bakkerstraat werd bedoeld, die nu nog altijd de oostgrens vormt van het bedoelde perceel 2137. De huidige naam van de straat is ontleend aan Johannes Tjallings Swart, Mr. Bakker te Hollum. Hij liet in 1783 een zaagmolen bouwen en was de bezitter van de herberg "De Zwaan" en een groot huis met schuur en landerijen op Coudenburg, welke hij "Swartsenburg" noemde. In 1786/87 werd hij regelmatig aangeklaagd voor onrechtmatige daden. Tijdens de Franse bezetting was hij een vurig patriot (tegenstander van Oranje). Verder heeft hij geijverd voor het plan om de wegen in het dorp te verharden.

De verkoopster, de wed. Outger Pieters, grensde in 1808 aan de noordzijde van het door Jan Douwes Bakker gekochte pand. Dit is het latere perceel 2134, dat vòòr 1832 door vererving op haar zoon is overgegaan. Want in 1832 bleek dat deze zoon, Sipke Outgers de Jong, het bebouwde perceel 2134 al in eigendom te hebben en dat het inderdaad "ten Noorden" lag van het perceel 2137.

Op de huisnummerlijst van 1810 stond Minke Sipkes, wed. van Outger Pieters, als hoofdbewoonster geboekt van het huisnummer 163. Dit moet dan in 1832 het perceel 2134 zijn geweest, dat noordelijk van het perceel 2137 lag. We weten daarmee nu wel met zekerheid dat vòòr 1808 Outger Pieters en Minke Sipkes het pand (het latere perceel 2137) reeds in hun bezit hadden.

Wanneer Outger Pieters het pand kocht is in de "Proclamatieboeken" niet te vinden. Ook in het namenregister, dat door wijlen Ds. van Dijk is aangelegd, komt hij als koper niet op voor. Het pand zal daarom wellicht door vererving van zijn ouders op hem zijn overgegaan.

Zijn ouders waren Pieter Outgers en Aukje Clasens. Zij kochten n.l. op 3 maart 1751 een "Sekere huisinge en tuintje te Westen de Selve gelegen, sijnde de Here Weg te O. (*Oosten), Andrijs Luden ten Westen, voorschr. huis de Verkpe. te Zuiden en een mandelige reed te N. naeste (*ongeveer ten Noorden)". Het pand werd gekocht van Rimke Poules, weduwe van Claes Douwes, voor honderd gulden.

Opvallend is dat ook hier weer "de Here Weg" aan de Oostzijde van het gekochte lag. Met dat gegeven zou hier het huidige pand Johan Bakkerstraat 7 aangeduid kunnen zijn.

Het onderzoek naar de datum, waarop Claes Douwes het pand gekocht had, heeft geen succes opgeleverd. Als koper komt Claes Douwes in de periode 1744-1751 niet voor. De stukken van de "Proclamatieboeken" over de periode 1728-1744 zijn helaas zoekgeraakt, evenals die van de "Recesboeken" over de periode 1697-1727. Het zoeken wordt nog verder bemoeilijkt door het feit dat de nummering van de akten in de lijsten van Ds. Van Dijk niet overeenkomt met de huidige nummering.

In de al eerder genoemde lijst van inwoners van het dorp Hollum uit 1810 werden Jan Douwes Bakker en Aafke Sjoukes Brouwer ook genoemd. Zij bleken toen te wonen op het huisnummer 164 met totaal 4 gezinsleden. Dit waren Jan Douwes Bakker, zijn vrouw Aafke en hun kinderen Trijntje Jan (1807) en Douwe Jans (1809). Het pand had toen 5 deuren en vensters die meetelden bij de verponding (*belasting).

In de notariële akte uit 1848, die verderop beschreven wordt en waarbij het huis door vererving overging op hun zoon Tjerk Jans Bakker, stond hetzelfde huisnummer vermeld, n.l. 164.

 

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (3)

Resumerend kunnen we over de vroege eigendomstoestand van het pand tot dusver de volgende conclusies trekken.

1. vanaf de bouw van het pand tot omstreeks de eerste helft van de 18e eeuw zijn de eigenaren/bewoners niet meer te achterhalen.

2. tot 1751 bezit Rimke Poules, weduwe van Claes Douwes, het pand, die het dan verkoopt aan Pieter Outgers en Aukje Clasens, met als oostgrens "de Here Weg".

3. door vererving wordt het pand eigendom van Outger Pieters en Minke Sipkes.

4. tot 1808 is het pand eigendom van Minke Sipkes, weduwe van Outger Pieters.

5. in 1808 wordt het pand gekocht door Jan Douwes Bakker, de oostgrens is "de Heere Weg".

6. in 1808 woont de verkoopster Minke Sipkes, weduwe van Outger Pieters, aan de noordzijde van het pand.

7. in 1810 is Jan Douwes Bakker hoofdbewoner van het pand met als huisnummer 164, waarvan het aantal deuren en vensters 5 bedroeg.

8. in 1810 is Minke Sipkes, de wed. van Outger Pieters, de hoofdbewoonster van het noordelijk aangrenzende pand met als huisnummer 163.

9. in 1832 is volgens de O.A.T. Jan Douwes Bakker de eigenaar van het bebouwde perceel 2137, met als oostgrens een openbare rijweg.

10. in 1832 woont Sipke Outgers de Jong, zoon van Outger Pieters en Minke Sipkes, aan de noordzijde van het perceel 2137. Dit moet het huisnummer 163 zijn, dat door vererving van zijn moeder op hem is overgegaan.

11. in 1848 gaat het perceel 2137 van Jan Douwes Bakker, met huisnr. 164, over op zijn zoon Tjerk Jans Bakker, die hier al woont. Zijn 1e vrouw Yke de Groot overlijdt in 1847 n.l. op huisnummer 164.

Zoals al eerder is aangehaald werd de latere eigendomstoestand door de start van het Kadaster in 1832 een stuk duidelijker. We zagen al dat in dat jaar Jan Douwes Bakker eigenaar was van het bebouwde perceel Ballum, sectie B, nr. 2137, groot 4 roeden en 40 ellen, alsmede van het daar achter liggende onbebouwde perceel 2136.

Alhoewel er in het algemeen vrij nauwkeurig door de eerste landmeters van het Kadaster gemeten werd, is bij de hermeting in 1912 gebleken dat de situering op het Minuutplan niet geheel met de werkelijke toestand overeenkwam. Met name van het dorp Hollum zijn omstreeks 1830 zeer slordige veldwerken (schets van de meting met meetcijfers) door één van de landmeters gemaakt. Dit in tegenstelling tot de veldwerken van het buitengebied, die juist uitmuntten door hun netheid en vakkundige opzet. Op het minuut-veldwerk hieronder staat het pand met een rode pijl aangegeven. Het lijkt voor de toenmalige landmeetkundig-tekenaar een bijna onmogelijke opgave om deze meting op de kaart correct over te brengen.

Gedeelte van het minuut-veldwerk  van het pand uit 1832.

Gedeelte van het minuut-veldwerk  van het pand uit 1832.

Jan Douwes Bakker kwam op 6 januari 1848 te overlijden. Zijn vrouw, Aafke S. Brouwer, was al op 25 november 1830 overleden. Door de notaris werd op 25 juli 1848 een akte van scheiding en verdeling van de nalatenschap opgemaakt t.b.v. hun vier kinderen. Zijn zoon Douwe Jans en zijn dochter Trijntje Jans erfden alleen landbouwgrond. De rest van de landbouwgrond ging naar zijn dochter Aafke Jans, die ook nog roerende goederen erfde, en naar zijn zoon Tjerk Jans Bakker, die bovendien het huis en de daarachter liggende tuin op zijn naam kreeg. Dit laatste erfdeel werd in de akte omschreven als:

1. een huis en erf te Hollum nr. 164, bekend bij het kadaster gemeente Ballum Sectie B nr. 2137, groot 4 roeden en 40 ellen

2.een tuin aldaar nr. 2136, groot 6 roeden en 20 ellen

Alhoewel men in 1832 en enige tijd daarna nog de oude benaming "bunders, roeden en ellen" gebruikte, werd in feite toen al de grootte in "hectaren, aren en centiaren" weergegeven.

Noordhoek Hollum kadastraal

Daarnaast erfde hij o.a. de onbebouwde percelen 2151 en 2152, die pal tegenover het bebouwde perceel 2137 lagen. Het totale erfdeel van Tjerk Jans Bakker had een geschatte waarde van 550 gulden.

 

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (4)

En dan is het onvermijdelijk dat ook Tjerk Jans Bakker eens komt te overlijden. Dat gebeurde op 3 oktober 1892. Opnieuw werd er een akte van scheiding opgemaakt, en wel op 20 april 1893.

De comparanten waren:

 

1. Joekje Sents Lap, weduwe van Tjerk Jans Bakker, landbouwster te Hollum op Ameland.

2. Cornelis Ynsen de Jong, landbouwer aldaar, als beheerder der algeheele goederen gemeenschap tusschen hem en zijn echtgenote Aafke Tjerks Bakker bestaande.

3. Jan Tjerks Bakker, landbouwer aldaar.

4. Sent Tjerks bakker, landbouwer, insgelijk te Hollum woonachtig.

Zij verklaarden tot scheiding van de gemeenschappelijke boedel te willen overgaan, en gaven vooraf te kennen:

1. dat Tjerk Jans Bakker en Yke Gijsberts de Groot voor de eerste maal en zonder huwelijkse voorwaarden getrouwd zijn in 1837, volgens de beginselen van de Code Napoleon, in gemeenschap van goederen.

2. dat Yke Gijsberts de Groot in Maart 1846 "ab intestato" (zonder testament) overleed, met als erfgenamen de 2 kinderen Aafke Tjerks Bakker en Grietje Tjerks Bakker.

3. dat Grietje Tjerks Bakker overleed in Juli 1852 op 7 jarige leeftijd. De erfgenamen van haar waren Tjerk Jans Bakker en haar zuster Aafke Tjerks Bakker, ieder voor de helft.

4. dat de gemeenschappelijke boedel van Tjerk Jans Bakker en Yke Gijsberts de Groot uit roerende goederen bestond, gelijk aan de schulden.

5. dat Yke Gijsberts de Groot enig bouw- en weiland naliet, waarvan 3/10 van de deelgenoot Cornelis Ynsen de Jong en 1/4 van Tjerk Jans Bakker, waarvan de waarde geschat werd op f. 600,-.

6. dat Tjerk Jans Bakker in 1860 hertrouwde met Joekje Sents Lap, jonge dochter, zonder huwelijksvoorwaarden en in gemeenschap van goederen volgens de Nederlandse wet voor tweede huwelijken.

7. dat door die echtgenoten roerende en onroerende goederen werden bezeten bij het aangaan van dat huwelijk ter waarde van f. 3165,-.

8. dat Tjerk Jans Bakker op 3 October 1892 ten zijnen woonhuis te Hollum is overleden en zijn 3 kinderen tot erfgenamen nalatende, te weten Aafke, Jan en Sent Bakker. De laatste 2 uit het huwelijk met Joekje Sents Lap.

9. dat de erflater Tjerk Jans Bakker bij zijn testament van 8 April 1861 het vruchtgebruik van zijn nalatenschap levenslang heeft gelegateerd aan zijne weduwe Joekje Sents Lap, welke laatste echter bij deze verklaart dat legaat niet aan te nemen.

10. dat de rentens der effecten zullen worden aangebracht den eersten December 1892 tegen de koers van 3 October 1892.

Daarna werd in deze akte een lange opsomming gemaakt van de gemeenschappelijke boedel tussen wijlen Tjerk Jans Bakker en zijn weduwe Joekje Sents Lap, die vrij aanzienlijk was. Hij bezat n.l. ook waardepapieren, zoals effecten ten laste van Rusland en van "de Poti Tiflis Spoorwegmaatschappij".

Dan volgde de verdeling, waarbij o.a. Jan Tjerks Bakker aannam: "eene Huizinge met Schuur, tuin en erf te Hollum, uitmakende de perceelen Ballum Sectie B nommers 2136 en 2137, tezamen ten grootte van tien are zestig centiares voor den geschatten prijs van f. 1200,-."

Tjerk Jans Bakker had nog een huis in eigendom. In diezelfde akte van scheiding kreeg n.l. zijn andere zoon Sent Tjerks Bakker o.m.: "een Huis met Schuurtjes, tuin en erf te Hollum, uitmakende de kadastrale percelen nommers 2151 en 2152, tezamen ter grootte van zeven are vijftig centiare voor den geschatten prijs van f. 525,-".

Opmerking:

De bovengenoemde percelen 2151 en 2152 waren volgens de O.A.T. in 1832 al eigendom van Jan Douwes Bakker. Deze beide percelen lagen pal tegenover het bebouwde perceel 2137, dat hij in 1808 gekocht had, met de rijweg (de huidige Joh. Bakkerstraat) er tussen. Op het perceel 2151 stond in 1832 nog een huis, terwijl het andere perceel 2152 toen onbebouwd was. Bij de boedelverdeling in 1848 kreeg zijn zoon Tjerk Jans Bakker o.m. deze 2 percelen toebedeeld, die toen echter beide onbebouwd waren. Dit huis, op het perceel 2151, werd dus klaarblijkelijk tussen 1832 en 1848 gesloopt. In de bovenstaande boedelverdeling van 1893 kreeg zijn zoon Sent Tjerks Bakker o.a. het perceel 2151 waar nu weer een huis op stond. Dit laatste huis moet dus tussen 1848 en 1893 gebouwd zijn door zijn vader Tjerk Jans Bakker. Zie het kaartje op pagina "Eigendom 2".

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (5)

Amper zes jaar na de boedelscheiding van 1893 diende zich de volgende mutatie van het onroerend goed al weer aan. Op 26 oktober 1899 om 12.00 uur verschenen in de herberg "de Zwaan", van Willem Jacobs Brouwer en Antje Hendriks Bleeker, voor de notaris Tjebbe Poelstra de volgende getuigen.

"Sent Tjerks Bakker, landbouwer te Hollum op Ameland, in hoedanigheid van voogd en Tjepke Jans Nagtegaal, landbouwer aldaar, in hoedanig-heid van toezienden voogd over Joekje Jans Bakker, minderjarige dochter van wijlen de echtelieden Jan Tjerks Bakker en Getje Jans Nagtegaal, in leven te Hollum".

Vervolgens verklaarden zij te willen overgaan tot: "de openbare verkooping, volgens plaatselijk gebruik in ééne zitting" van "Eene welon-derhouden Huis met Schuur, Tuin en Erf staande en gelegen aan den rijweg op het Noordeinde te Hollum, kadastraal bekend gemeente Ballum Sectie B nummers 2137, groot vier are veertig centiaren en 2136, groot zes aren twintig centiaren, tot den twaalfden Mei negentienhonderd verhuurd".

Verder werd vermeld dat Joekje Jans Bakker nog minderjarig was en dat zij "als eenige erfgename naar de wet, van wijlen hare ouders voor-noemd" het onroerend goed inmiddels verkregen had.

Dan volgden de gebruikelijke bedingingen en voorwaarden voor deze openbare veiling. Het pand was dus "tot den twaalfde mei 1900 verhuurd " en de aspirant koper kon er na die datum pas over beschikken.

Na de voorlezing van deze voorwaarden door de notaris, werd overgegaan tot de eigenlijke openbare veiling, waarvan het volgende in de akte genoteerd werd:

"Het geveilde is eindelijk door de comparanten verkopers finaal in koop toegewezen voor het hoogste bod, ad. achthonderd acht en negentig Gulden, aan Douwe Jacobs van der Laag, landbouwer wonende te Hollum, die alhier mede tegenwoordig en aan mij notaris bekend, verklaarde dit bod te hebben gedaan voor en als daartoe bij monde gemachtigde van Hendrik Jacobs Bleeker, landbouwer wonende te Hollum, die alhier mede tegenwoordig en aan mij notaris bekend die lastgeving erkende en de toewijzing voor zich aannam".

En zo is het pand dan tegen het einde van de vorige eeuw, nu 100 jaar geleden, overgegaan op de familie Bleeker.

Historisch-onderzoek naar de eigendomstoestand (6)

Omstreeks 1912 bouwde Hendrik Jacobs Bleeker de landbouwschuur naar achteren uit (zie hoofdstuk "Bewoners (2)" van Hendrik Jacobs Bleeker, met de landbouwschuur op de Achtergrond), waardoor ook het tot dan onbebouwde perceel 2136 gedeeltelijk bebouwd werd. Dat was dan ook de reden dat het Kadaster de beide percelen 2137 en 2136 ging verenigen tot één perceel, met 2006 als nieuw kadastraal perceelnummer.

Situatie van het pand en grenzen na de hermeting in 1912.

Situatie van het pand en grenzen na de hermeting in 1912.

Omdat inmiddels een algehele hermeting had plaatsgevonden, was ook de sectie veranderd. In 1912 luidde de nieuwe kadastrale omschrijving van het pand: "Kadastrale Gemeente Ballum, sectie E, perceel 2006, ter grootte van 9 are 10 ca".

Uit deze hermeting kwam naar voren dat de oorspronkelijke meting van 1832 niet al te nauwkeurig was geweest. Met name de ligging van het pand en de Noord- en Zuidgrens moesten in 1912 gecorrigeerd worden, zoals op de bovenstaande tekening is weergegeven.

Hendrik Jacobs Bleeker woonde hier bijna 50 jaar met zijn gezin als landbouwer en overleed op 1 augustus 1949.

Het pand ging in 1949 door vererving voor het 2/3 deel over op zijn weduwe Neeke Tjepkes Visser en voor elk 1/6 deel op hun beide dochters Aafke Hendriks Bleeker en Rinske Hendriks Bleeker.

Neeke Tjepkes Visser kwam ruim een jaar later op 5 november 1950 te overlijden. Haar dochters erfden toen ieder de helft van het pand.

Het landbouwbedrijf werd door hun neef Jacob (Jaap) Jurjens Bleeker voortgezet. Deze woonde reeds lange tijd bij het huisgezin van zijn oom Hendrik Jacobs Bleeker in.

Omstreeks 1954 vond er weer een verbouwing plaats. Het achterste gedeelte, waar o.m. de stallen zich bevonden, werd geheel afgebroken. Het maakte plaats voor de huidige grote en hoge landbouwschuur, die direct tegen het woonhuis zou gaan aansluiten.

Situatie van het pand na de verbouwing van de landbouwschuur in 1954.

Situatie van het pand na de verbouwing van de landbouwschuur in 1954.

In de zestiger jaren vond, na de algehele hermeting t.b.v. de ruilver-kaveling, weer een sectie-overgang en vernummering plaats. Tot op heden luidt de kadastrale omschrijving van het pand: "Kadastrale Gemeente Ballum, sectie G, perceel 299, ter grootte van 9 are en 6 ca".

De kadastrale toestand van het huidige perceel 299 t.o.v. de bebouwing op het minuut-perceel uit 1832.

De kadastrale toestand van het huidige perceel 299 t.o.v. de bebouwing op het minuut-perceel uit 1832.

Nadat Aafke Hendriks Bleeker op 7 november 1977 overleed, kreeg haar zuster Rinske Hendriks Bleeker ook haar erfdeel en werd zij volledig eigenares van het pand.

Geruime tijd hebben Rinske Bleeker en haar neef Jaap Bleeker hier beiden nog gewoond. Omdat zij in 1984 reeds op een hoge leeftijd waren gekomen, Jaap was toen 84 en Rinske 81, verhuisden zij in oktober 1984 naar het bejaardencentrum "De Stelp" te Hollum.

Het pand aan de Johan Bakkerstraat nr. 7 werd in 1984 door Rinske Hendriks Bleeker verkocht aan de familie Borsch-Roep.

Samenvatting van de vroegere eigenaren/bewoners

Vanaf het vermoedelijke bouwjaar 1516 tot omstreeks de eerste helft van de 18e eeuw zijn de eigenaren/bewoners onbekend, daarna:

1. Claes Douwes en Rimke Poulus

2. Rimke Poules, weduwe van Claes Douwes tot 1751

3. Pieter Outgers en Aukje Clase: 1751-1773

4. Outger Pieters, wedn. van Jantjen Sytjes: 1773-1794

5. Outger Pieters en Minke Sipkes vanaf: 1794

6. Minke Sipkes, weduwe van Outger Pieters tot 1808

7. Jan Douwes Bakker en Aafke Sjoukes Brouwer: 1808-1830

8. Jan Douwes Bakker: 1830-1848

9. Tjerk Jans Bakker, wedn. v. Yke Gijsberts de Groot: 1848-1860

10. Tjerk Jans Bakker en Joekje Sents Lap: 1860-1892

11. Jan Tjerks Bakker en Getje Jans Nagtegaal: 1893-1896

12. Jan Tjerks Bakker 1896-1898 13. Huurders van Joekje Jans Bakker: 1898-1900

14. Hendrik Jacobs Bleeker en Neeke Tjepkes Visser: 1900-1949

15. Neeke Tjepkes Visser, Aafke Hendriks Bleeker en Rinske Hendriks Bleeker, met de inwonende neef Jaap Bleeker: 1949-1950

16. Aafke Hendriks Bleeker en Rinske Hendriks Bleeker, met de inwonende neef Jaap Bleeker: 1950-1977

17. Rinske Hendriks Bleeker , met de inwonende neef Jaap Bleeker: 1977-1984

18. Gerrit Borsch en Janna Dirkje Roep: 1984 -

Enkele van deze bewoners worden in het volgende hoofdstuk "Bewoners (2) en (3)" nader toegelicht.

Iets over de vroegere eigenaren/bewoners van het pand

Het pand zou in het verleden dienst hebben gedaan voor bijeenkomsten van de Hernhutters. Hiervoor zijn echter tot op heden de bewijzen niet geleverd. Het was een protestantse groepering die in 1722 in Moravië ontstond. Door vervolging kwamen ook vluchtelingen naar Nederland. Er kunnen zich destijds dus ook Hernhutters gevestigd hebben.

 

1. Claes Douwes

Hij werd omstreeks 1710 geboren te Ballum en werd tezamen met Aukje Clasens op 6 juni 1732 lid van de Gereformeerde kerk in Hollum. In 1733 vertrok hij tijdelijk naar Ballum, waar hij op 18 december lid van de Gereformeerde kerk werd. In 1738 kwam hij weer terug naar Hollum. Hij was schipper en voer in de periode 1753-1762 op het schip "het Gelooff" (58 last) en in 1764-67 op "de Vigilantia" (= waakzaamheid) (91 last). Hij overleed in 1773. werd omstreeks 1685 te Hollum geboren, was schipper van beroep en werd op 24 mei 1710 onder de naam Klaes Douwes Minnes als lid ingeschreven van de Gereformeerde kerk (de latere Nederlands Hervormde kerk) te Hollum. Hij werd, als zijnde "bejaard", gedoopt op 1 juli 1710. Zijn ouders waren waarschijnlijk dus Mennist. Rimke Poules, zijn vrouw, werd al op 2 februari 1710 lid van deze kerk. Zij kregen 5 kinderen, met name Neeltje (1713), Poulus (1719), Douwe (1715), Poulus (1724) en Jantjen (1726). Claes Douwes was de zoon van Douwe Minnes en Neeltje Douwes (van der Schelling = van Terschelling), die op 20 november 1668 trouwden te Hollum. In de periode 1717 t/m 1722 vroeg schipper Douwe Minnes zeebrieven aan en was in 1707 de schipper van "De Leeuw" (66 last), in 1708 van "De Swaen" (75 last) en in 1710 van de "St. Jan Baptist" (75 last).

2. Pieter Outgers

Hij werd omstreeks 1710 geboren te Ballum en werd tezamen met Aukje Clasens op 6 juni 1732 lid van de Gereformeerde kerk in Hollum. In 1733 vertrok hij tijdelijk naar Ballum, waar hij op 18 december lid van de Gereformeerde kerk werd. In 1738 kwam hij weer terug naar Hollum. Hij was schipper en voer in de periode 1753-1762 op het schip "het Gelooff" (58 last) en in 1764-67 op "de Vigilantia" (= waakzaamheid) (91 last). Hij overleed in 1773.

3. Outger Pieters

Deze werd in 1738 te Ballum geboren, was zoon van Pieter Outgers en Aukje Clasen en overleed vòòr 1808. Op 5 augustus 1763 werd hij lidmaat van de Gereformeerde kerk te Hollum en trouwde voor het eerst op 22 januari 1769 met Jantje Sytjes, die reeds in 1773 was overleden. Zij kregen 3 kinderen: Pieter Outgers (1770), Pieter Outgers (1772) en Jan Outgers (1773). Hij was schipper in 1765 en in 1767 op het schip "de Hoop" (47 last). Pas in 1794 hertrouwde hij, op 56-jarige leeftijd, met Minke Sipkes (1761-1828). Uit dit laatste huwelijk werd hun zoon Sipke Outgers (1796-1865) geboren, die in 1825 trouwde met Rinske Dirks Visser (1798-1850). Deze zoon zou later de achternaam Hillema (als lid Geref.kerk 1825) aangenomen hebben. Hij werd echter in 1832 in de O.A.T. ingeschreven onder de naam Sipke Outgers de Jong, als eigenaar van het perceel 2134, dat noordelijk van het huidige pand Johan Bakkerstraat 7 was gelegen. Dit perceel stond in 1808 al op naam van zijn moeder Minke Sipkes.

4. Jan Douwes Bakker

Hij werd geboren in 1775, was zoon van Douwe Jans (1749-1817) en Ybeltje Dirks. Zijn vader Douwe Jans maakte omstreeks 1800 veelvuldig deel uit van de gekozen "Gecommitteerden van de Wagenaars", evenals in die tijd Jurjen Jacobs Bleeker (1741-1819). De "Wagenaars" hadden het alleenrecht om gestrande goederen met paard en wagen te bergen. Jan Douwes Bakker was landbouwer van beroep en werd met zijn latere vrouw Aafke Sjoukes Brouwer (1774-1830) op 11 januari 1801 gedoopt door de "Oudste" Jacob Jobs van de Jan Jacobs-gemeente in Hollum. Dit was de strenge kant van de Mennisten-gemeente (de latere Doopsgezinden). Uit een deel van deze stroming binnen de Mennisten-gemeente is omstreeks het midden van de 19e eeuw de Gereformeerde kerk op Ameland ontstaan. Zij trouwden op 8 januari 1804 te Hollum. Als lid van het bestuur van de Boerenstand op Ameland was hij in die functie o.a. mede ondertekenaar van het schriftelijke verzoek van 22 oktober 1835 om betere dekhengsten op Ameland te stationeren. Ook was hij "Opziener van de Boerenstand" te Hollum, samen met zijn tijdgenoot Johannis Jurjens Bleeker (1795-1844), en als zodanig belast met het toezicht op het beheer van de dijken en landerijen van de Buiten- en Binnen Mieden van Hollum. Van Jan Douwes Bakker bestaat nog een dijkopzienersboekje uit 1845. Ongetwijfeld heeft ook hij het zwaar te verduren gehad, toen in 1824 een kudde van 140 koeien in een hevige storm in de richting van de zee gedreven werd, waarbij alle dieren omkwamen. Op 8 januari 1804 trouwden zij in de kerk van de Jan Jacobs-gemeente te Hollum door de "Oudste" Hendrik Yensen. Jan Douwes Bakker werd in 1808 diaken en was in die functie belast met de ontvangsten van gelden namens deze gemeente. Wanneer men krap bij kas zat, schoot hij tekorten voor uit eigen beurs. Hij moet, in vergelijking met de toen heersende armoede op het eiland, wel een vermogend man zijn geweest. Na de glorie van de walvisvaart in de 18e eeuw, ging het n.l. met de welvaart op Ameland snel bergafwaarts. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de terugloop van het aantal walvissen in de Noordelijke IJszee door overbevissing. Tegen het einde van de 18e eeuw, gedurende de Franse bezetting van ons land, werden veelvuldig Hollandse walvisvaarders door Engelse oorlogschepen in beslag genomen, waardoor vaak de totale vangst verloren ging. Ook werden in die tijd onze havens door de Engelsen geblokkeerd. Het werd een grote tegenslag voor de beroepsbevolking van Ameland. Jan Douwes bakker en Aafke Sjoukes Brouwer kregen 5 kinderen: Douwe Jans (1809-1899), Sjoukje Jans (1812-1832), Tjerk Jans (1816-1892), Trijntje Jans en Aafke Jans. Aafke Sjoukes Brouwer overleed op 25 november 1830 en Douwes Bakker op 6 januari 1848, beiden op het bekende huisnummer 164.

overzicht van de afstammelingen van Douwe Jans (1749-1817)

Uit het bovenstaande overzicht van de afstammelingen van Douwe Jans (1749-1817) valt te lezen dat zijn vetgedrukte nazaten eigenaar van het pand geweest. De laatste was dus Rinske Bleeker, waardoor het pand 5 generaties lang, van 1808 tot 1984, in deze familie als eigendom is gebleven.

5. Tjerk Jans Bakker

Deze werd geboren op 17 februari 1816, was evenals zijn vader Jan Douwes Bakker landbouwer, en werd op 5 februari 1837 gedoopt door Tjerk Pieters van de Jan Jacobs-gemeente te Hollum. In 1837 trouwde hij met Yke (Eeke) Gijsberts de Groot (1813-1847). Uit dit eerste huwelijk werden 3 kinderen geboren. Het waren Aafke Tjerks (1837-1927), Gijsbert Tjerks (1840-1842) en Grietje Tjerks (1843-1850). Alhoewel het pand pas op 25 juli 1848 officieel zijn eigendom werd, woonde hij er al eerder. Zijn vrouw Yke Gijsberts de Groot overleed n.l. op 7 maart 1847 op het bekende huisnummer 164. Ruim 14 jaar na het overlijden van Yke Gijsberts de Groot hertrouwde hij in 1861, op 44-jarige leeftijd, met Joekje Sents Lap (1827-1909). Uit dit 2e huwelijk werden 2 zoons geboren: Jan Tjerks Bakker (4 juni 1862) en Sent Tjerks Bakker (12 september 1865). Tjerk Jans Bakker overleed op 2 oktober 1892 te Hollum.

Jan Tjerks Bakker werd op 4 juni 1862 geboren en trouwde op 2 januari 1890 met Getje Jans Nagtegaal. Zij werd op 14 juli 1864 geboren, was dochter van Jan Barends Nagtegaal (1833-1919) en Trijntje Tjipkes de Boer (1825-1870) en overleed op 5 augustus 1896 te Hollum op 32-jarige leeftijd. Lang heeft Jan Tjerks Bakker daarna het boerenbedrijf van zijn vader helaas niet voort kunnen zetten. Hij overleed n.l. op 1 januari 1898 te Hollum toen hij 35 jaar oud was. Uit dit korte huwelijk werd op 10 september 1890 slechts één kind geboren. Het was een dochter die de naam Joekje Jans Bakker kreeg. Bij de openbare verkoop van het pand in 1899 was zij nog minderjarig en werd toen bijgestaan door haar oom Sent Tjerks Bakker (1865-1944), als voogd, en door haar andere oom Tjepke Jans Nagtegaal (1860-1929), als toeziend voogd. Na de dood van haar vader in 1898 werd het pand nog tot 12 mei 1900 verhuurd.

Bewoners (3)

Hendrik Jacobs Bleeker, zoon van Jacob Jurjens Bleeker (1824-1913) en Rinske Jobs Visser (1829-1911), werd op 11 november 1861 te Hollum geboren en overleed op 1 augustus 1949.

Hendrik Jacobs Bleeker.

Hij was Nederlands Hervormd, landbouwer van beroep en trouwde op 30 november 1899, amper een maand na zijn koop van het geveilde pand, met de Doopsgezinde Neeke Tjepkes Visser (1865-1950), de dochter van Tjepke Siebes Visser en Aafke Douwes Bakker. Zij was de achter-kleindochter van Jan Douwes Bakker (1775-1848), die het pand in 1808 gekocht had.

Hendrik op latere leeftijd met wandelstok, pet, ringbaard en pijp voor zijn boerderij.

Rinske Hendriks Bleeker (1903-1995), de dochter van Hendrik Jacobs Bleeker, vertelde mij dat het pand uiteindelijk nog van haar moeders familie afkomstig zou zijn. Dat klopt dus uitstekend, zoals we op de stamboom van de nazaten van Douwe Jans (1749-1817) in het hoofdstuk "Bewoners (2)" kunnen zien.

Om de vele perceeltjes in de Hollumer Miede terug te vinden, werden nog tot de ruilverkaveling van 1926 de hand- of huismerken (een soort familie-runeteken) of de initialen van de eigenaren/gebruikers in de graszode uitgespit. Dit werd het z.g. "naamsnijden" genoemd.Van Jacob Jurjens Bleeker (1772-1821) en van Johannis Jurjens Bleeker (1795-1844) is het hand- of huismerk nog bekend en het kwam vrijwel overeen met het hand- of huismerk dat Hendrik Jacobs Bleeker in deze miede nog gebruikt heeft.

Hendrik Jacobs Bleeker werd al vroeg bij het uitoefenen van het landbouwbedrijf bijgestaan door zijn neef Jacob Jurjens Bleeker (1900-1990). Jaap werd op 14 jarige leeftijd wees en groeide aanvankelijk op in het gezin van zijn tante en oom Antje Jacobs Bleeker en Jan Tjeerds van der Meij. Later werd hij in het gezin van zijn andere oom en tante Hendrik Jacobs Bleeker en Neeke Tjepkes Visser opge- nomen. Hij was het dan ook, die na de dood van zijn oom Hendrik Jacobs Bleeker in 1949, de boerderij alleen voortzette.

Jaap in een wit overhemd voor zijn boerderij.

Een aardige anekdote over Jaap hoorde ik ooit van een Amelander.Toen Jaap eens aan het gieren was, staande op een door een paard getrokken gierkar, waarbij hij de gier met een emmertje over het land verspreidde, begon het paard op een voor hem onverwacht moment plotseling te lopen. Een zekere Kanger, die hem als jongen bij het gieren hielp, had niet in de gaten dat Jaap nog volop met de emmer bezig was en gaf het paard een teken om verder te gaan. Het gevolg was dat Jaap pardoes in de gierkar viel. Het laat zich raden dat hij hierover niet te spreken was en Kanger zocht daarom, zo snel hij maar kon, een veilig heenkomen.

Aafke Hendriks Bleeker was Doopsgezind en haar zuster Rinske Nederlands Hervormd. Zij werden respectievelijk geboren op 6 november 1900 en op 9 december 1903.

Schoolfoto uit ca. 1910 met Aafke (1) en Rinske (2).

Schoolfoto uit ca. 1910 met Aafke (1) en Rinske (2).

Hun ouders hadden beide kinderen "om en om" Doopsgezind en Nederlands Hervormd opgevoed, zoals dat op Ameland gebruikelijk was bij "gemengde" huwelijken. Volgens de volksmond zou Neeke Tjepkes Visser, toen zij in verwachting was van Aafke, te veel met haar schouders het zolderluik hebben opengedrukt. Daarom zou Aafke met een nek-afwijking geboren zijn. Zij is ongehuwd gebleven en op 9 november 1977, zeer kort na haar 77ste verjaardag, plotseling overleden.

Neeke Tjepkes Visser, haar dochters Aafke en Rinske klaar voor de kerk.

Neeke Tjepkes Visser, haar dochters Aafke en Rinske klaar voor de kerk.

Rinske Hendriks Bleeker was eveneens ongehuwd en bleef, na het overlijden van haar zuster Aafke, met haar neef Jacob (Jaap) Jurjens Bleeker in het pand aan de Johan Bakkerstraat nr. 7 te Hollum wonen.In het begin van de tachtiger jaren echter kreeg Jaap last van suikerziekte en Rinske ondervond steeds meer problemen met haar ogen. Om nog een beetje te kunnen lezen droeg zij een bril met een soort kijkertje er op gemonteerd. Ze noemde haar bril daarom "miene verekieker". Enfin het werd tijd voor beiden om naar permanente verzorging uit te kijken. Ze verhuisden in oktober 1984 naar het bejaardencentrum de Stelp in Hollum. Jaap overleed er op 15 juli 1990 en Rinske op 8 februari 1995.

Gerrit Borsch en Janna Dirkje Roep.

Janna Dirkje Roep, die jarenlang de ouder wordende Aafke, Rinske en Jaap Bleeker in de huishouding behulpzaam was, is een achternicht van hen. Haar overgrootvader Jacob Jurjens Bleeker (1824) was tevens de grootvader van Aafke, Rinske en Jaap Bleeker. Zo is het pand nà 1984 nog enigszins in de familie gebleven.

De twijfels over het bouwjaar

De huidige gevel-ankers in de voorgevel geven aan dat het pand in 1516 gebouwd zou zijn. Men vermoedt echter dat bij restauratie in het verleden deze ankers zijn omgewisseld, zeker is dat echter niet.

In 1916 heeft Dr. A.B. van Deinse de gevel-ankers met het cijfer van het bouwjaar opgenomen die toen op de gevels voorkwamen. Op zijn lijst kwam in Hollum niet het jaar 1516 voor, wel het jaar 1651. Van welk pand dit was is echter onbekend.

In de periode 1920-1925 had wederom een opname van de gevelankers van de huizen in Hollum plaats. Op deze lijst komt het pand van Hendrik Bleeker voor met het jaartal 1561.

Om de verwarring nog groter te maken wordt het pand op het overzicht van de Rijksmonumenten in Hollum aangeduid met de datering 1615.

Met de gevel-ankers 1516, 1561 of zelfs mogelijk 1615, blijft het pand echter wel het oudste huis op Ameland.

In deze website is aangenomen dat het pand uit 1516 zou dateren.

Beschrijving van het exterieur

Bij de voorgenomen restauratie in 1984 werden de buiten- en de binnenzijde van het pand met maten op een tekening vastgelegd. Douwe de Boer was zo vriendelijk mij deze te sturen, zodat ik er gebruik van kon maken.

Op de voorzijde van dit boekwerkje staat de toen gemaakte tekening van de voorgevel van het pand, met de waarschijnlijk omgewisselde gevelankers "1516", afgebeeld. Op de hierna volgende pagina's zijn de tekeningen en de foto's van de buitenzijde tussen de tekst opgenomen. De oorspronkelijke kleurenfoto's zijn echter hier in zwart/wit afgedrukt.

In het boekwerk "Hollum een dorp als monument" uit 1993 van Douwe de Boer, werd het pand als volgt omschreven.

De getekende Zuid-gevel in 1984.

De getekende Zuid-gevel in 1984.

"De oudste woning van Ameland vinden we in het noordelijk deel van Hollum. Dit fraai gerestaureerde huis dateert uit 1615 en is opgemetseld met Friese gele steentjes. Bijzonder zijn de inmetselingen van rode (Groninger) steen, zowel in de gevelbanden, als vlechtingen, en langs de kozijnen. Een en ander doet mij denken aan de renaissance bouwstijl. De daklijn loopt aan de noordzijde door, waardoor een ruimere hal ontstaat. Het is niet bekend of de woning oorspronkelijk met een lage noordgevel is gebouwd, het is niet ondenkbaar dat de gang later is verbreed, met name omdat, in tegenstelling tot de zuidgevel, de gevel niet eindigt met rode baksteenkoppen in het metselwerk".

De getekende Noord-gevel in 1984.

De getekende Noord-gevel in 1984.

In de bovenstaande beschrijving wordt dus verondersteld dat het bouwjaar 1615 zou moeten zijn, in plaats van 1516.

De voorgevel met de muurankers 1516.

De voorgevel met de muurankers 1516.

De versiering met rode steentjes zet zich ook voort in de gevelranden bij het dak, in de gevelschoorsteen en in de zuidelijke gevel.

De voorgevel van het pand na de restauratie van 1984.

De voorgevel van het pand na de restauratie van 1984.

De rode steentjes zijn boven de vensters als ronde boogjes in de voorgevel gemetseld. Zoals vele woningen in Hollum, valt ook dit pand onder de Monumentenwet als een Rijksmonument. Met name in West-Terschelling vinden we deze rijke decoratie met rode Groninger steentjes veelvuldig terug. Met name in de fraai gedecoreerde Commandeurs-woningen met trapgeveltjes, waarvan nu het museum" 'T BEHOUDEN HUYS" een goed voorbeeld is. Het laat ons de relatief grote rijkdom in de 17e en 18e eeuw van Terschelling zien. De woningen in West-Terschelling dateren volgens de gevelankers vrijwel allemaal uit de periode kort na de grote brand van 1666, dus nog ruim voordat de Amelander walvisvaart op gang kwam. Verreweg de meeste Amelandse Commandeurs-woningen zijn pas na 1700 gebouwd, toen hier de walvisvaart een aanvang nam, en vertonen deze versiering vaak niet meer. Het is daarom te verwachten dat voornamelijk alleen in de 17e eeuw deze decoratie op de Waddeneilanden werd toegepast, waardoor we misschien kunnen spreken van een vroege stijlperiode. De rijke decoraties met deze rode steentjes in de gevels doet in ieder geval vermoeden dat de eerste eigenaar/bouwer welgesteld was.

Het pand in Hollum vertoont gelijksoortige versieringen als de Com-mandeurs-woningen op Terschelling. Ook in dit pand zijn de rode steentjes o.m. in een boog boven de vensters in de voorgevel aange-bracht. Karakteristiek voor Ameland is dat ook bij dit pand het zadeldak verlaagd achter de voorgevel ligt en dat in de voorgevel twee uitspringende gevelbanden met een topgevelluik zijn aangebracht. De gevel van het pand vertoonde reeds bij de bouw de typische hoofdkenmerken van de latere Commandeurs-woningen op Ameland.Ook wordt vermoed dat de voorgevel oorspronkelijk symmetrisch is geweest en dat later de goothoogte aan de gangzijde is verlaagd, door verbreding van de gang.

 De vormgeving van de gevel van de boerderijen op Ameland verschilt duidelijk met die van de Commandeurs-woningen uit die tijd. Bij de boerderijen loopt het dak veelal over de topgevel door en is er dus sprake van een dakoverstek met daklijsten. Het pand zal daarom waarschijnlijk aanvankelijk gebouwd zijn als burger woonhuis dat pas in het begin 1800 naar achteren werd verlengd met een landbouwschuur.

Het kan omstreeks deze tijd geweest zijn dat men het pand aan de noordzijde heeft uitgebouwd met een bredere gang. Toen kreeg het pand immers een zuiver agrarische bestemming. Op het Minuutplan 1832 is deze verdeling huis/landbouwschuur goed te zien. Het voorste gedeelte is het woonhuis, het achterste gedeelte, waar het "sprongetje" in de noordgevel begint, is de landbouwschuur, die dus waarschijnlijk nà 1808 door de landbouwer Jan Douwes Bakker gebouwd is.

De Noord-gevel voor de restauratie van 1984.

Wellicht waren de allereerste bewoners in de 16e eeuw allen schipper van beroep, zoals Claes Douwes, Pieter Outgers en Outger Pieters, die in de 18e eeuw het pand bewoonden. Daarom zullen de beide gevelbanden, als kenmerk voor de hogere rangen bij de zeevaart, ten tijde van de oorspronkelijke bouw al zijn aangebracht. En dat zou er weer op kunnen duiden dat de typische Commandeurs-woningen uit de latere 18e eeuw van dit type woning afgeleid zijn.

Beschrijving van het interieur met tekeningen

Van het interieur heb ik in 1984, met toestemming van Rinske en Jaap Bleeker, ook een aantal kleurenfoto's gemaakt. Ik wilde het toen vastleggen, omdat zij spoedig daarna naar het bejaardencentrum "De Stelp" zouden gaan verhuizen. De kans was immers erg groot dat, zeker voor wat het interieur betrof,  met de eventuele verbouwingen door de toekomstige nieuwe eigenaar, er veel verloren zou kunnen gaan. In het pand ademde toen nog duidelijk de sfeer van het verre verleden uit, zoals hier nog eeuwenlang werd geleefd.

Op deze pagina zijn alleen tekeningen  uit  het al eerder genoemde boekje "Hollum een dorp als monument" uit 1984 afgebeeld, voor zover deze slaan op het interieur van het pand. De foto's staan op de volgende pagina, "Interieur 2", afgebeeld.

Doorsnede van het pand ter hoogte van de voorkamer in 1984.

Doorsnede van het pand ter hoogte van de voorkamer in 1984.

De begane grond vòòr de restauratie van 1984.

De begane grond vòòr de restauratie van 1984.

Foto's van het interieur uit 1984

Van het interieur heb ik in 1984, met toestemming van Rinske en Jaap Bleeker, een aantal kleurenfoto's gemaakt. Om een niet al te grote inbreuk op hun privacy te maken, heb ik niets in het toenmalige interieur verplaatst. Aangezien het pand toen nog volledig bij de twee bewoners in gebruik was, zijn het geen foto's van "pronkkamers" geworden, met een vooraf bepaalde opstelling van de in het interieur aanwezige voorwerpen. Bovendien stonden ze aan het begin van een verhuizing naar het bejaardencentrum "de Stelp".

Om een betere indruk te krijgen welke kanten van het interieur gefotografeerd zijn, is van de indeling op de begane grond een plattegrond aan deze pagina toegevoegd. Hierop staan de nummers van de foto's genoteerd, zoals hieronder is afgebeeld. Onder desbetreffende foto's volgen elke keer de nummering en de omschrijving.

De vurenhouten wandbetimmering van de achterkamer was grijs geschilderd en het plafond en de schouw in de kleur "Mennisten blauw", wellicht omdat het pand na 1808 onafgebroken door Doopsgezinden bewoond werd. Deze kleur treffen we ook aan op het plafonds van de voorkamer, van de keuken/gang en aan de binnenzijde van de voordeur. De nog aanwezige wandtegeltjes waren in de kleuren paars en blauw.

Interieur oudste huis van Ameland

Foto 1: Betegelde schouw in de voorkamer met het blauwe tableau van een springend paard. Foto 2: Hoek van de voorkamer met een paarse tegelwand.

Interieur oudste huis van Ameland

Foto 3: Karakteristieke boogdeur van de voorkamer naar de gang met links blauwe tegels. Foto 4: deel van de gang met naast de voordeur nog een tegelfragment en een inwendige regenput.

Interieur oudste huis van Ameland

Foto 5: Vanaf de keuken in de gang richting voordeur met rechts, achter de ladder naar de zolder, het kelderdeurtje. Foto 6: De keuken in de gang met links de achterkamerdeur en de deur om via de landbouwschuur naar buiten te gaan.

Interieur oudste huis van Ameland

Foto 7: De schouw in de achterkamer met het fornuis en daarvoor de kachel. Jaap zit in zijn stoel. Foto 8: Een hoek in de achterkamer met een hoekkastje en rechts de deurtjes naar de bedstee.

Interieur oudste pand van Ameland

Foto 9: De wand met de twee bedsteden in de achterkamer met de deur van de provisiekast. Rinske zit in haar stoel. Foto 10. De provisiekast in de achterkamer tussen de beide bedsteden.

Interieur oudste pand van Ameland

Foto 11: Een van de bedsteden in de achterkamer met daarvoor een antiek beddebankje en aan de wand een paardenklok. Foto 12: De opvallend lage deur van de achterkamer naar de keuken in de gang.

Interieur oudste pand van Ameland

Foto 13: De kelder onder de bedsteden, waar de inmaakpotten al weer gereed staan. Foto 14: Jaap en Rinske in 1984 aan de tafel.

 

Mijn herinneringen aan het pand met zijn voorlaatste eigenaren/bewoners

Het was voor ons zo langzamerhand een vaste gewoonte geworden om bij Aafke, Rinske en Jaap Bleeker op visite te gaan wanneer wij in Hollum verbleven. Zij waren uiteindelijk onze laatste familieleden die op het eiland nog de naam "Bleeker" droegen, een traditie die in 1735 op Ameland begon met het huwelijk te Hollum tussen de uit Leer (Oost-Friesland) afkomstige Jacob Jurjens en de Amelandse Lijsabet Johannis de Rhee.

Het contact met Jaap en Rinske werd intensiever toen ik me in 1979 sterk voor de familiegeschiedenis ging interesseren. Aafke was al in 1977 overleden. Zo had Jaap nog van zijn vader, de zeeman Jurjen Jacobs Bleeker, een "scheepje in een fles" en een door mijn grootvader, de scheepstimmerman Pieter Jacobs Bleeker, handgemaakte houten tabakspot in zijn bezit. Als aandenken aan mijn grootvader kreeg ik de tabakspot van hem cadeau.

De tabakspot.

Van zijn vader waren een aantal bijzondere schilderstukken die op glas geschilderd waren en waarvan het ene steeds het spiegelbeeld van het andere was. Hierop waren ook een aantal knipsels van Japanse figuren aangebracht. Hij zal deze, van een van zijn reizen naar het Verre Oosten, naar Ameland hebben meegebracht. Helaas zijn door onkunde juist de gespiegelde exemplaren aan de N.H.Kerk afgestaan om geveild te worden. Later had men er spijt van, mede omdat de opbrengst toen minimaal bleek te zijn.

Japan

Zij bezaten nog vele oude familie-portretten en foto's die mij onbekend waren. Hiervan kon ik afdrukken laten maken. Kortom zij waren voor mij een rijke familie-historische informatiebron.

Rinske en Jaap waren de beide laatste Bleekers die het pand nog in het min of meer oorspronkelijke interieur van hun voorouders bewoonden. Het regenwater werd in een put, die inwendig bij de voordeur in de gang was gemetseld, opgevangen. Dit regenwater was bijzonder geschikt om te gebruiken voor theewater. Het leidingwater uit de duinen was te hard, het bevatte n.l. te veel kalk. Zie foto nr. 4.

De wanden en de schouw in de voorkamer waren nog grotendeels be-kleed met blauwe en paarse tegeltjes uit de 17e en 18e eeuw, sommige met een bijbelse voorstelling. Ook de overbekende "springertjes" ontbraken hier niet. Boven de schouw was een uniek tableau van zes blauwe tegels aangebracht, die tesamen een springend paard voorstelden.

tegeltableau oudste huis van Ameland

Het doet vermoeden dat dit tegelplateau pas werd aangebracht nadat het pand in 1808 een zuiver agrarische bestemming kreeg. Bekend is dat de betegeling van de schouw op Ameland van een latere datum is dan die van op de wand.

In deze kamer waren twee nog in gebruik zijnde bedsteden met daarvoor de door vererving verkregen beschilderde antieke beddebankjes, die als "opstapje" dienst deden. De onderwerpen voor deze oude beschildering op Ameland waren: "de wijze en de dwaze maagden", "een herten- of hazenjacht" of "de walvisvaart".

In de achterkamer, de dagelijkse woonkamer, waren eveneens twee bedsteden met daarvoor de bekende antieke beddebankjes. De wanden van deze kamer waren betimmerd met grijs geschilderd hout.

Het beddebankje met de voorstelling van de 7 wijze en 7 dwaze maagden.

 

Het beddebankje met de voorstelling van de 7 wijze en 7 dwaze maagden.

Het toen nog aanwezige meubilair bestond grotendeels uit erfstukken. Typisch Amelands was wel het hangende hoekkastje met daarin o.a. een aantal antieke boekjes over godsdienstige onderwerpen. Deze waren, volgens de initialen "D.B." op het schutblad, afkomstig van Douwe Bakker (1809-1899), de over-grootvader van Aafke en Rinske Bleeker. Ze zijn later geschonken aan het Cultuur-historisch museum "Sorgdrager" te Hollum.

Verder stonden er in die kamer op een antieke kast twee rood-bonte z.g. "Lerwick-hondjes" van porselein en een bijzonder fraai uit been gesneden kistje met ingekleurde versieringsmotieven.

De twee bont

Het kistje in Hollum zal ooit door een varend familielid in de 17e of 18e eeuw, op een van zijn zeereizen naar deze havenplaats aan de Witte Zee en de monding van de Dwina, als souvenir naar huis zijn meegenomen. Het is bekend dat Amelandse schippers Archangelsk in die tijd regelmatig bezocht hebben om graan en lijnzaad te laden. In het "Friesen-Museum" te Wyk op het eiland Föhr zag ik in 1986 een identiek exemplaar, dat afkomstig uit Archangelsk (Noord-Rusland) bleek te zijn.

Het uit been gesneden kistje.

Het uit been gesneden kistje.

Op een andere antieke kast stonden ook twee witte "Lerwick-hondjes". Ze komen, behalve op Ameland, nog op meerdere plaatsen langs kusten van de Noordzee voor. Deze porseleinen beeldjes van honden brachten Amelander zeelieden mee naar huis als souvenir, wanneer ze met hun schip de hoofdplaats Lerwick van de Shetland-eilanden hadden aangedaan. Nederland op de waddeneilanden en in Noord-Duitsland gaan verhalen de ronde dat de prostituees van de havensteden de vissers de hondjes verkochten als dekmantel voor hun bewezen diensten. Op deze manier hadden de stoere zeelieden een legale reden om bij de dame in kwestie op bezoek te zijn.
Zo zouden ze ook als seinhond van de meisjes van plezier dienen, wanneer de hondjes naar binnen keken had ze mannelijk gezelschap en stonden ze naar buiten gedraaid was ze vrij.

De twee witte

De twee witte "Lerwick-hondjes".

Aan de wand hing verder een ingelijste foto, die gemaakt was van een schilderij van R.A.Borstel, voorstellende de ijzeren bark "Anna Aleida" uit 1886 van de rederij P. v.d. Hoog uit Krimpen aan de Lek.  Op dit schip zal wel een familielid gevaren hebben, alhoewel ik er nooit achter ben gekomen wie dat geweest kan zijn. Wel is bekend dat Rein Bleeker uit Harlingen op deze bark van 1887 tot 1892 de kapitein is geweest, maar hij was echter geen familie van de Bleekers van Ameland. Ook heeft Jurjen Piers Bleeker in 1894 voor dezelfde rederij op de ijzeren bark "Amicitia" gevaren, het zusterschip van de "Anna Aleida". Hij was de neef van Jurjen Jacobs Bleeker (1856-1914), de vader van Jaap.

De deuren van het pand waren opvallend lager dan nu gebruikelijk is. Je kon duidelijk zien dat de mensen vroeger een stuk kleiner waren. Wij moesten ons voortduren bukken om het hoofd niet te stoten.

De lage deuren van de voor-en achterkamer.

De lage deuren van de voor-en achterkamer.

De traditionele oude Amelandse schouw in de achterkamer, waaronder een fornuis stond, was niet betegeld, doch met blauw geschilderd hout bekleed. Alleen tegen de achterwand waren witte tegels aangebracht, waar in vroegere tijden nog een bewekte ijzeren haardplaat voor heeft gestaan. Deze beschermde de tegels tegen de hitte van het vuur, waar toen naast turf ook de z.g. "toa'd" (gedroogde koemest) gestookt werd.

In de zeer eenvoudige keuken, die zich in het verlengde van de gang bevond, werd toen nog steeds op petroleum gekookt. Moest het eten, met name vlees, wat langer sudderen, dan bood het fornuis achter de kachel van de woonkamer prima uitkomst. Zie foto nr. 6.

In de karakteristieke met geglazuurde "estrikken" betegelde keldervloer, die in het midden van het huis en onder de bedsteden van de voorkamer gelegen was, stonden de grote inmaakpotten als het ware al klaar voor het komende seizoen. Zie foto nr. 13.

In tegenstelling tot de sobere wijze waarop zij het pand bewoonden, bezaten zij als één van de eersten in Hollum een T.V. toestel. Het was er altijd een feest als de kinderen uit de buurt er op de vrije woensdag mochten kijken.

Wanneer we Aafke, Rinske en Jaap bezochten, waren we elke keer onder de indruk van de gezellige Amelandse sfeer die er thuis heerste. Dat werd zeker mede veroorzaakt omdat zij nog Amelands spraken. Het deed mij denken aan Amelandse uitdrukkingen die mijn vader dikwijls bezigde.

Na de verhuizing van Rinske en Jaap naar "de Stelp", werd het pand helaas voor een deel aangepast aan modernere wooneisen.

Bij deze verbouwing bleek o.m. dat de houten vloer gesteund werd door houten scheepsonderdelen. Deze moeten nog afkomstig zijn van de in het begin van de 16e of 17e eeuw gestrande zeilschepen op de kust van Ameland. Tevens werd er een kuil in de vloer bij de schouw van de achterkamer ontdekt met daarin nog een originele aarden aspot uit vroegere tijden. Toen was het op Ameland nog algemeen dat op de vloer van de schouw een ijzeren plaat rustte met een vierkant gat, de z.g. askolk, waarin de as van het vuur geveegd werd.

In deze snel veranderende tijden zijn wij nu blij nog een vleugje van de sfeer van dat oude en gezellige Ameland te hebben meegemaakt.

Het heeft mij mede geïnspireerd en in staat gesteld om in 1996 het omvangrijke boek "Zeilende op 18º 33", een kroniek van de Amelandse familie Bleeker" te schrijven.

Son, juli 2011

 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>