Lezing over de geschiedenis van oude tegels en Friese aardewerk in Hotel de Klok
Op vrijdag 15 maart jl. gaf tegelkenner en liefhebber Klaas Regts voor de Ouwe Polle een lezing in hotel De Klok in Buren. Rond acht uur was de zaal al aardig gevuld en hadden een aantal Amelanders wat tegels meegenomen zodat Klaas Regts die kon bekijken. Hij begon de lezing met een korte inleiding over de geschiedenis van de tegels. Al in 4000 v.C. beheersten de Egyptenaren de techniek om baksteen te glazuren. Deze techniek wel later toegepast door de Moren en toen de handel in het Middellandse zeegebied toenam, zorgden Italiaanse handelaren er voor dat deze Moorse tegels ook in Europa bekend zouden worden. Rond 1500 brachten zij de tegels in Antwerpen, in die tijd hét handelscentrum van Noord-Europa, van waar het zich over het binnenland verspreidde en verder verhandeld werd. Tijdens het begin van de Tachtigjarige Oorlog wilden de Spanjaarden het welvarende Antwerpen maar al te graag innemen waarop de protestanten in 1585 besloten de Schelde af te sluiten. Deze rivier was de levensader van de stad waardoor veel handelaren zonder handelswaar kwamen te zitten. Ze zochten hun onderkomen elders en vele protestantse kooplieden vestigden zich in Amsterdam. Zij namen hun kennis en connecties met zich mee en gaven de Amsterdamse economie, zeg maar de Hollandse, een belangrijke impuls. Zo raakte de kennis van het maken van tegels ook in het gewest Holland bekend en al spoedig ontstonden de eerste tegelbakkerijen in steden als Dordrecht, Delft enz. maar ook in het Zeeuwse Middelburg.
In Friesland zouden de plaatsen Bolsward, Makkum en Harlingen een belangrijke rol in het produceren van tegels innemen. In Harlingen opende de Delftenaar Steffen Gunter in 1598 de eerste tegelbakkerij en dat daar brood mee te verdienen was, mag blijken uit het feit dat er in 1650 al zeven tegelbakkerijen waren. Op de tegels die in die tijd geproduceerd werden, viel de expansie van de Nederlandse handel goed te zien. Op allerlei tegels kwamen voorstellingen van zeemonsters en wilde dieren te staan die door de Nederlanders in de Nieuwe Wereld werden waargenomen. Maar ook de schepen zoals driemasters en exercerende soldaten van de stadhouder Maurits van Oranje werden op de tegels afgebeeld. Na 1650 werd de boerenstand steeds welvarender en profileren zij zich steeds meer als de belangrijkste doelgroep voor de tegelbakkers. Aanvankelijk werden de tegels voor de rijken als vloer gebruikt maar in de Gouden Eeuw werd het steeds meer een wandbekleding. De industrialisatie zorgt er op een gegeven moment voor dat rond 1930 een einde komt aan de productie van tegels.
Klaas Regts had enkele tegels uit zijn verzameling meegenomen. Vele daarvan werden uitvoerig in de lezing besproken.
Nazaten van de tegelbakkers met namen als Tigchelaar (tegelaar), Steenstra, Potma, Draaiers enz. dragen de historie van hun voorouders altijd in hun naam mee. Ooit werkten zij in tientallen fabrieken waar gedurende enige honderden jaren heel veel tegels werden geproduceerd. Binnen die industrie kwam ook veel kinderarbeid voor. Zo heeft de heer Regts een steen met een kinderhandje daarin afgedrukt. Gelukkig zijn er door de eeuwen heen veel tegels bewaard gebleven. Dit terwijl het aardewerk heel fragiel was waardoor er veel kapot en verloren is gegaan. Klaas Regts liet ons een tegeltje met een tulp er op zien. Hij vertelde dat in de jaren 1630 en 1640 er een windhandel in tulpen was geweest. In 1632 was de prijs voor drie tulpenbollen fl. 30.000 waard. De tulp was een statussymbool voor de hogere klasse. De tegelbakkerijen konden wel donkerblauwe tulpen maken maar geen zwarte. Het bakken van een zwarte kleur is binnen het palet van de tegelschilder niet mogelijk omdat zwart niet tegen de hoge baktemperatuur bestand is. Deze temperatuur is nodig voor het bakken van de tegel. De kleur zwart verbrandt dan namelijk en wordt geen geheel met de glazuur. Al met al is er met deze windhandel veel geld verloren gegaan.
Tijdens een diavoorstelling kwamen verschillende beeltenissen op de tegels voorbij. Zo zagen we een fruitschaal met granaatappels met accolades er omheen. En we zagen een voorstelling van exercerende soldaten van de stadhouder Maurits van Oranje. Daarnaast geloofden sommige mensen dat een tegel hun tegen besmettelijke ziektes zoals de pest kon beschermen. Dat bleek uit een tegel met een man die een pestkap op had. Door de eeuwen heen zag je aan de dikte van de tegels dat de techniek van tegelbakken steeds meer verfijnd werd. Rond 1595 zijn de tegels 2 cm dik, vanaf de jaren 1640 à 1650 worden ze 15 mm en in de 18e eeuw 8 mm. Dunner dan 8 mm kunnen de tegels niet zijn want dan breken ze. De tegels die in de stad Harlingen gemaakt zijn, hebben als kenmerk dat ze vaak donkerblauw zijn met een witte glazuur. De stad Bolsward maakte vaak tegels met volle blauwe luchten. Bij het afsnijden van de leerdroge tegel op een plankje werd de klei op zijn plaats gehouden door enige spijkertjes in dat plankje. Eén van de kenmerken van de zeventiende eeuwse Harlinger tegels is dat deze over het algemeen diepe vierkante spijkergaatjes hebben. Rond 1860 werd er met deze spijkergaatjes gestopt. Tot slot hebben de meeste tegels een afmeting van 13 bij 13 cm.
Op de bovenste rij tegels zien, staan tulpen afgebeeld. Hét statussymbool in de Gouden Eeuw. Inmiddels is het een symbool in het buitenland voor Nederland. Linksonder is nog een deel van een tegel met driemaster te zien. Zo halfverwege de 17e eeuw was dit een heel ingenieus schip dus de moeite waard om op een tegel te laten af te beelden.
Net als bij het bouwen van een huis, waar ter voorbereiding een bouwtekening wordt gemaakt, werd er bij een tegel een werktekening gemaakt. Als deze werktekening klaar was, werd het op een spons met behulp van houtskoolkorreltjes overgetrokken. Sommige van deze sponzen zijn bewaard gebleven en zijn nooit voor de tegels gebruikt. Dankzij dit soort vondsten weten we hoe sommige tegels eruit hebben gezien. Het is moeilijk om deze sponzen en tegels te dateren aangezien ze vaak gedurende enkele decennia werden geproduceerd. Daardoor kan alleen een periode van enkele decennia als indicatie gegeven worden. Enkele toeschouwers hadden hun tegels meegenomen die ze aan het eind van de lezing konden laten zien. Klaas Regts vertelde vervolgens wat over de voorstelling, de plaats en de periode waar de tegels gemaakt waren. De toeschouwers kregen zo een mooi verhaal over de geschiedenis van hun tegels. Opvallend zijn de vele tegels met een dubbele cirkel die springers worden genoemd. Op Ameland komen veel van dit type voor met vaak in het midden een springend dier (mogelijk is daar de naam aan ontleend) of een bijbelvoorstelling. Vroeger werden deze tegels ook wel 'jacht' genoemd. Mogelijk omdat er op die dieren gejaagd werd. Naast het interessante verhaal van Klaas Regts had men voldoende gelegenheid om vragen te stellen. Zowel over de geschiedenis als de tegels die ze mee brachten. Met deze bagage keerde iedereen na tweeënhalf uur huiswaarts. Kortom, een geslaagde avond!