Culinaire cultuur van Ameland
Amelander culinaire geschiedenis
Al jaren vertellen mensen elkaar verhalen en zo dragen zij kennis, ervaring en soms geheimen over . Verhalen kunnen door het doorvertellen soms worden vervormd en een ander leven gaan leiden. ‘Geschreven is gebleven’ is een waar gezegde.
Eten, voedsel en eetgewoontes spelen over de hele wereld een rol. Immers, iedereen moet eten om te overleven en eten heeft een grote sociale functie. Omdat Ameland een eiland is moest men aanvankelijk leven wat het eiland en de zee je bood. Vissen, stropen, een groententuin, dat was het waarvan de bewoners leefden. Uiteraard was er veel armoe, omdat veelal de mannen naar zee waren en de vrouwen de last moesten dragen. Zo vertelt Minne Kanger: “We aten meest aardappelen en vis. En andere dagen aten we vis en aardappelen.”
Ameland kent, evenals andere eilanden en streken, van oudsher heerlijke gerechten en verrukkelijk snoepgoed. Speciale gerechten klaarmaken en eten bij speciale gelegenheden was ook altijd een mooie traditie. In de loop der jaren zijn deze gerechten en tradities wat op de achtergrond geraakt. Of erger nog: veel van deze gerechten worden helemaal niet meer gekookt of gegeten. Men kent de recepten niet meer en de tradities worden niet meer nageleefd.
Ook kent men de materialen en ingrediënten niet meer waarmee werd gekookt/gebakken/gebraden. Een aantal ingrediënten is zelfs niet meer te verkrijgen! Dit heeft kunnen gebeuren, omdat er niet voldoende is overgedragen van de oudere op de jongere generatie. Deze kostelijke culinaire cultuur en tradities mogen niet geheel verloren gaan.
Specifieke culinaire tradities - Door Ria Evers-Dokter
Nieuwjaarsdag
-
Familieleden gingen bij elkaar op visite om elkaar een gelukkig nieuw jaar te wensen. Er werd dan brandewien met boanen (Boerenjonges) gedronken, brandewijn, citroenbrandewijn of Samos, een zoete Spaanse wijn.
-
Voor kinderen was er een amandelkransje en een glaasje grenadine.
-
Tijdens de wintermaanden at men ’s middags meestal stamppot boerenkool of een maaltijd met zoute boontjes, c.q. zoute snijbonen.
Carnaval
-
Met carnaval begon de vastentijd, die met Pasen weer werd afgesloten.
-
Vasten hield in: geen alcohol , geen suiker, geen vlees en geen tabak gebruiken.
-
Het vastenbegin was erg moeilijk en maakte je ziek, je was immers je lichaam aan het ontgiften. Daarna was je lichaam “schoon” en begon je je beter te voelen.
-
Als je met Pasen weer gewoon mocht eten, smaakte alles lekkerder dan ooit.
Pasen
-
Op eerste paasdag werd altijd gekookte rijst met boter,suiker en kaneel gegeten, aangevuld met gebakken vis, schol, schar, etc. Voor diegene die geen vis ter beschikking had, werden hardgekookte eieren geserveerd bij de rijst met boter en suiker.
-
Moeders gingen met de kinderen “eislaan”. Er werden eieren hard gekookt en deze werden soms beschilderd. Men nam een tas mee vol met lekkers om te snoepen.Vooral “apeneuten” vielen erg in de smaak en andere noten die gekraakt moesten worden, zoals walnoten. De kinderen hielden met de hardgekookte eieren een wedstrijd om welk ei het langst heel bleef.De opgeschoten jeugd, die niet mee deed aan deze traditie, besloop de groepjes “eislaanders” en pikte de lekkernijen vaak uit de tassen. Eislaan werd gedaan in de duinen,omdat de eieren het beste konden rollen vanaf de duinhellingen.Oorspronkelijk was de derde paasdag, de maandag de traditionele dag voor het eislaan. De plaatselijke commercie heeft echter de dag doen verplaatsen naar de eerste of tweede paasdag.
-
De eieren werden op een natuurlijke wijze geverfd: bruine eieren werden gekookt in water met sjalottenschillen, sterke koffie of Buisman, rode eieren werden gekookt in water met rode bieten of werden in rood kogeltjesbier gelegd. Vervolgens werden de gekleurde eieren opgepoetst met een poetsdoek waar nog wasresten zaten van een vorig gebruik.
-
In Hollum ging men “eislaan”en in Ballum ging men “ei rôlle
-
Palmpasen werd ook gevierd. Zeker in Hollum en Ballum. Men versierde een stok met lintjes en geglazuurde koekjes. Er werd bij het lopen met de Palmpasenstok een liedje gezongen:’
Palm, palm pasen
palm, palm pries.
Wie sien palm antikke laat,
die is niet wies
Trouwerij
-
Als een jong paar ging trouwen , werden ze ongeveer een maand voor de bruiloft al gefeliciteerd en kwamen mensen huwelijkscadeaus brengen. Als een kind de felicitaties kwam overbrengen, kreeg het een “Brusselse kermis”(besuikerd koekje) of een suikeramandel.
-
2 weken voor de bruiloft ging het jonge paar eten bij de ouders van de bruidegom en 1 week van tevoren werd er gegeten bij de ouders van de bruid. Vaak werd er dan een zelfgerookte ham geserveerd bij de broodtafel.Ook serveerde men graag een snee roggebrood met kaas, waarop dan weer een met boter besmeerde beschuit kwam.
-
Bruidsparen in goeden doen, strooiden bruidssuikers, een wit snoepje.
-
Met “het verdek”ging het bruidspaar naar Nes om te trouwen in het gemeentehuis.Ook werd wel gebruik gemaakt van de diensten van Tjerk van Tuinen en zijn rijtuig.
Later soms ook wel met een taxi.
-
Het bruidspaar ging na de plechtigheid vaak met de getuigen bij Hotel Hofker of Hotel de Boer thee drinken. Daarna werd een brandewijntje, boerenjongens of brandewijn met cranberry genuttigd.
-
Tijdens en na de bruiloft moest het jonge paar heel goed oppassen en hun eten en drinken. Jongemannen uit het dorp slopen naar de achterdeur en probeerden uit te vinden waar alle lekkers te vinden was. Ze schuwden het kapot maken van een onder en bovendeur beslist niet. Had men pech, dan was je een kist bier en/of een taart kwijt zonder het te beseffen.
Sint Jan
-
Dit feest werd en wordt alleen in Ballum op 21 juni gevierd. Het is een feest ter ere van Johannes de Doper.
-
Gezinnen maakten een picknickmand klaar en gingen met paard en wagen naar het Oerd. Jonge mannen gingen ook, maar dan groepsgewijs te paard.
-
In de picknickmand zat: brood, spek, water voor koffie en ranja voor de kinderen. Op het Oerd werden koabeieren (meeuweneieren) gezocht, welke werden gebakken . Later werd men milieubewuster en vroeg van te voren bij het “Fryske Gea” vergunning aan voor het rapen van de eieren.
-
Na afloop ging men naar Barend Nobel om te dansen.
-
Na 1950 ging men met de trekker van Nagtegaal naar het Oerd.
-
Tegenwoordig gaan gezinnen ook wel op Hemelvaartdag of Pinksteren te picknicken op het Oerd.
Begrafenis
-
Na de begrafenis werden soms de mensen genodigd een kopje koffie of thee te drinken in de consistoriekamer in de kerk. In de thee ging een wit kandijklontje en in de koffie een bruin kandijklontje. Dit klontje was speciaal van kandij, omdat het voldoende moest zijn om 2 kopjes te zoeten.
Slachten
-
Na het slachten werden kinderen uit het gezin gestuurd naar familieleden,buren en kennissen om een “hutspotje”te brengen. Dit was een kommetjevol varkensvlees/rundervlees zoals karbonaadje, gehakt, ribbetje, ets.
Sint Maarten
-
Dit werd vooral in Ballum gevierd. Van een uitgeholde en bewerkte suikerbiet werd een lampion gemaakt. Deze werd door kinderen door het hele dorp gedragen. Bij elk huis werd aangeklopt en het alom bekende St.Maartensliedje gezongen. Als beloning hiervoor, kregen de kinderen lekkernijen. Vaak een snoepje of een koekje. Dit feest werd gevierd nadat meester Burema op Ameland kwam werken, sinds 1950.
Sûnneklaas
-
Omdat alles anders liep dan gewoonlijk, werd daarop de warme maaltijd aangepast. Meestal at men met deze dagen stamppotten, voornamelijk van boerenkool.
Kerstmis
-
Mensen die naar de nachtmis gingen, deden dat “nuchter”. Zodra de nachtmis was afgelopen werd de dis feestelijk gedekt en at de gehele familie met elkaar kerstbrood met roomboter en dronk daarbij warme chocolademelk. Er werd ook nog wel in sommige gezinnen roggebrood met wordt of spek gegeten.
Oudejaarsavond
-
Oliebollen was het lekkers dat werd gegeten met oudejaarsavond. Ook appelflappen werden wel gebakken, met renetten en rozijnen. Men dronk een borrel, nam wat boerenjongens of advocaat en proostte daarmee op het nieuwe jaar.
-
Toen het in de mode kwam dat jongelui “het oude jaar gingen uitzitten”, werd er meer aan catering gedaan: bier, andere sterke dranken, chips, haringsalade, kaasblokjes, stukjes worst, etc.
Algemeen
-
pepermuntjes werden mee naar de kerk genomen. Daar werden ze tijdens de preek aan de mensen doorgegeven in de rij waar je zat.
-
Op vrijwel elke tafel stond het theeblad, gevuld met de kopjes, roomstel en theelichtje. Het theelichtje werd na de middagthee vaak niet uitgeblazen. Bij het lichtje zat men te “schemeren”.
-
Koffie werd altijd gezet met welwater. De koffie werd gemalen , met de koffiemolen meestal op schoot. De gemalen koffie ging samen met een schepje “Buisman” in een percolator gedaan, waarna deze in een, met water gevulde koffiekan werd gedaan. Deze koffiekan werd op het vuur gezet. Als het water kookte, begon de perculator te pruttelen.Na ongeveer een kwartier pruttelen, was de koffie klaar.
-
Thee werd altijd gezet met regenwater.
-
In de zomermaanden en vooral als het kermis in Nes was, gingen groepen jonge mannen te paard naar Nes. Ze stelden de paarden af bij Hotel Hofker, waar ze zelf ook enkele verfrissingen tot zich namen. Voor de terugtocht kochten ze “blauwe koek”bij bakker Hofker, om mee naar huis te nemen.
-
De jeugd ging op gezette tijden in het seizoen eropuit om zandrapen te stelen. De naam:”Ballumer sappen” komt hieruit voort.
-
Regelmatig kwam een koopman op Ameland die een Chinese lekkernij, genaamd “Pinda Lekka”verkocht. Dit was een koekje van gebrande suiker met daarin hele gepelde pinda’s.
-
Jeugd die iets wilde “uithalen” sloop naar groentetuintjes en ging dan ‘tegen de rapen”. Dit waren zomerraapjes, die heerlijk sappig en zoet smaakten.
-
Als de jonge mannen “uut te meiden gingen” (op vrijersvoeten, bezoek aan huis van de geliefde) ging daar een brandewienskoem om. Dit was een kleine porseleinen of aardewerken kom waarin brandewien met boanen zat (boerenjongens). In deze kom stond ook een mooie , veelal Friese zilveren, lepel. Deze werd gebruikt om de brandewien met boänen op te scheppen.
-
Bakker Roel de Boer in de Oosterlaan te Hollum brandde zelf zijn pinda’s. Gezinnen hadden een heel gezellige avond als er “apeneuten”op tafel kwamen. De gebrande pindas’s werden op een krant midden op de eettafel gelegd en iedereen pakte, kraakte en snoepte naar hartenlust.
-
De opbrengst van de groentetuin, vooral sperziebonen,snijbonen en andijvie werden in het zout gelegd. Hiervoor gebruikte men een Keulse pot, waarin de bonen werden gelegd. Tussen elke laag kwam een handvol inmaakzout. Tot slot werd er een kaasdoek of andere doek overheen gelegd . Daarop kwam dan weer een houten deksel. Om het geheel goed aan te drukken en zodat de bonen onder het zout bleven, werd op dat houten deksel een “balstien” (keisteen) gelegd. De doek werd geregeld uitgespoeld.
-
Een andere manier om groenten te conserveren was het “wecken”, De gesneden groenten werd in weckflessen gedaan. Deze gevulde glazen werden d.m.v. een rubberen ring luchtdicht gesloten en werden in een soort wasketel gezet, gevuld met water. Deze wasketel werd aan de kook gebracht en gehouden. Zo werd de groenten vacuüm gezogen, gegaard en houdbaar gemaakt voor lange tijd.
-
Als er geweckt , ingemaakt en geslacht werd, mochten meisjes en vrouwen die menstrueerden niet in datzelfde vertrek aanwezig zijn. De kans was dan namelijk groot dat de etenswaren bedierven of dat het proces mislukte.
-
Bij het inmaken van groenten, moest men goed opletten dat de weckflessen niet opengingen, anders zou alles bederven. Ging er een fles open, werd die direct gebruikt voor het eerstvolgende middagmaal.
-
Het was een goede, gezonde gewoonte te eten wat het seizoen te bieden had. Voor ieder seizoen waren er bijvoorbeeld groetensoorten en bijpassende vleessoorten.In de herfst en winter waren er de koolsoorten, knolsoorten en winterwortels te krijgen. Bijzonder voedzaam en vol hoognodige vitamines. Vooral vitamine C!!! Bepaalde vissoorten en mosselen at men alleen op gezette tijden. Dit had alles te maken met het zorgen “voor later”, zodat er altijd te eten was als dat nodig was.Immers, als dieren geen jongen krijgen of eieren kunnen leggen, komen er ook geen navolgelingen/jongen.
-
Men ging voor wat betreft het aanplanten van aardappelen en groenten om, zoals de natuur dat a.h.w. voorschrijft.
De groentetuin werd vaak (meestal) bemest met het “menselijke gier”(huuskegoead), dat uit de beerput kwam. Vooral de rabarber gedijde goed.