Amelander archiefschatten 19: Duinkerker kapers op Ameland?

Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Samen met Vincent Robijn, opgegroeid op Ameland en nu archiefdirecteur in Overijssel, speur ik als historicus aan de wal naar Amelander archiefschatten. Dit keer: een verhaal dat zich lijkt te herhalen... We vinden archiefstukken van rond 1600 met de aanklacht dat Ameland zou samenwerken met de aartsvijand van de Nederlanden: Spanje. En opnieuw, dertig jaar later: eenzelfde beschuldiging. Waarom kwamen deze aanklachten juist toen, tijdens de eindeloze oorlog tussen het Spaanse Rijk en de Republiek? Wie waren deze aanklagers en wat vonden de Amelanders er zelf van? Een onpartijdige versie van de gebeurtenissen zullen we vast niet vinden, hopelijk wel een inkijkje in de wereld van toen.   

Door Marieke Robijn-Voorn

"De geschiedenis herhaalt zich." Een gevleugelde uitspraak, in de loop van de eeuwen door allerlei grote denkers en schrijvers herhaald. Eén van de allereerste geschiedenisboeken, bijna 2.500 jaar oud, is vanuit dit idee van herhaling geschreven. Een Griekse legeraanvoerder besloot de geschiedenis van een oorlog te beschrijven, waarin hij met zijn soldaten betrokken was. De man hoopte dat zijn lezers hiervan zouden leren: een oorlog bracht in zijn ogen het slechtste in mensen naar boven. Of we inderdaad kunnen leren van het verleden, is altijd onderwerp van discussie gebleven. "De geschiedenis: altijd hetzelfde, maar dan anders," schreef een Duitse filosoof twee eeuwen geleden. En juist dat maakt gebeurtenissen vatbaar voor herhaling...  

In de Amelander geschiedenis vinden we een treffend voorbeeld van zo'n herhaling. Speurend in de archieven, ontdekken we dat de eilanders tijdens de Tachtigjarige Oorlog tot twee keer toe beschuldigd zijn van 'heulen met de vijand'. Ongetwijfeld niet toevallig: beide keren kort nadat het Ameland was gelukt afspraken te maken met het Spaanse Rijk over de neutraliteit van het eiland. De Republiek der Verenigde Nederlanden vocht gestaag door op land en op zee, terwijl Ameland zich als onafhankelijk grondgebied van de oorlog afkeerde. Of toch niet helemaal? 

Kapers 

De beschuldigingen waren niet mals. In 1600 kwam de Amelander zaak voor het eerst ter sprake in de Staten Generaal, de hoogste macht in de Republiek. De beruchte Duinkerker kapers, die in opdracht van Spanje de zeeën afschuimden op zoek naar buit, zouden op het eiland ontvangen zijn. Niet alleen ontvangen, zelfs geholpen! Met een haringschuit zou een aantal Amelanders samen met de Duinkerkers een Hollands schip hebben overmeesterd en beroofd. De Staten Generaal besloten een brief te sturen aan de heer van Ameland en aan de bestuurders van de dorpen Hollum, Ballum en Nes. De boodschap: de Duinkerker kapers mogen op geen enkele manier 'vrientschap' ontvangen op het eiland. Anders zou de Republiek de Amelanders voortaan tot de vijand rekenen, als handlangers van Spanje. De zogenaamde neutraliteit van het eiland erkenden de Staten Generaal in ieder geval niet. 

De oorlogsvloot van de Republiek voor Duinkerke, de havenstad van de Zuidelijke Nederlanden. Vanuit deze haven vertrokken de kapers in opdracht van de Spaanse Koning. De Republiek probeerde uit alle macht de Duinkerkers te verslaan, maar slaagde hier hooguit tijdelijk in.

De oorlogsvloot van de Republiek voor Duinkerke, de havenstad van de Zuidelijke Nederlanden. Vanuit deze haven vertrokken de kapers in opdracht van de Spaanse Koning. De Republiek probeerde uit alle macht de Duinkerkers te verslaan, maar slaagde hier hooguit tijdelijk in.  

Het heeft kennelijk niet veel indruk gemaakt op de Amelanders. Een jaar later stuurden de Staten Generaal opnieuw een brief, met het verwijt dat de eilanders 'groote assistentie' hadden geboden bij het veroveren en afvoeren van schepen. En niet een enkele keer, nee: de Duinkerker kapers kregen 'dagelijcx zeer veel faveurs ende hulpe'. De heer van Ameland werd voor de keuze gesteld: ofwel hij maakte hier onmiddellijk een einde aan, ofwel de Republiek zou alle schade op hem verhalen. Aan het einde van dat jaar, 1601, was nog niets veranderd. De Staten Generaal hekelden de neutraliteit van het eiland. Die onafhankelijke positie had alleen maar geleid 'tot groot nadeel, schade ende ondienst' van de Republiek. Als de Amelanders neutraal wilden zijn, moesten ze buiten de oorlog blijven. En niet samenwerken met de Spaanse vijand of hun trawanten, de Duinkerkers. De Staten Generaal besloten een legertje naar Ameland te sturen, op kosten van het eiland. De bestuurders van Friesland dienden een dringend verzoek in, om deze kwestie nog één keer te mogen bespreken met de heer van Ameland, Sicko van Cammingha. Deze heer behoorde tot een befaamde familie van Friese adel: men wilde een smadelijke belegering voorkomen. De Friezen kregen hun zin: de Staten Generaal gaven hen één kans Sicko van Cammingha te overtuigen. Zo niet, dan was de belegering van Ameland een feit. 

Akte 

De Friese bestuurders hebben kennelijk gehoor gevonden op het eiland. In de archiefstukken blijft het in ieder geval stil over deze zaak. Het dreigement van belegering heeft wellicht geholpen de Amelanders te overtuigen, zich niet meer met de kaapvaart in te laten. De jaren gingen voorbij. De zoon van Sicko van Cammingha, Pieter, volgde zijn vader op in 1624. De oorlog tussen de Republiek en Spanje sleepte zich voort: de afspraken over de neutraliteit van Ameland verwaterden in deze eindeloze strijd. Veiligheid op zee was voor de Amelanders van levensbelang. Met Sicko van Cammingha was afgesproken dat de eilanders belasting zouden betalen voor de bescherming van scheepvaart en visserij. De heren van Ameland moesten op hun beurt zorgen voor neutraliteit in tijden van oorlog. Over de inspanningen van Sicko's zoon waren de Amelanders niet te spreken: ze benaderden zelfs de Republiek om hulp. De Staten Generaal spoorden Pieter van Cammingha aan de afspraken met zijn inwoners na te komen - en omgekeerd.  

Uiteindelijk lukte het de heer van Ameland in 1629 een nieuwe akte van neutraliteit met het Spaanse Rijk te sluiten. De Spanjaarden beloofden de schippers van Ameland met rust te laten, in ruil voor godsdienstvrijheid op het eiland. Dit keer accepteerde de Republiek de onafhankelijke positie van het eiland. Maar toen de eerste berichten binnenkwamen, dat de Amelanders opnieuw Duinkerker kapers ontvangen hadden, haalden de Staten Generaal hard uit. Dat was niet de bedoeling: men zou de neutraliteit van het eiland niet langer erkennen. Het geschil liep hoog op. In het Nationaal Archief vinden we de originele documenten terug. Een brief van Pieter van Cammingha over de zaak, in zwierig handschrift met krullen en halen. Het papier is nat geworden aan de randen, te zien aan de watervlekken: kennelijk was de brief niet droog overgekomen van Ameland naar Den Haag... Verder een stapel slordig geschreven notities, met doorhalingen en krabbeltjes. Kladversies misschien van een secretaris van de Staten Generaal? En dan: een prachtig document. In helder handschrift en niet mis te verstaan. Een getuigenis van Petrus Arnoldi, predikant op Ameland. Gedateerd: 9 juli 1631.  

'Die stoutheijt' 

Petrus Arnoldi is gestuurd door Pieter van Cammingha, om voor de Staten Generaal een verklaring af te leggen over de gebeurtenissen. De kwestie is volgens hem een burenruzie: de Terschellingers hebben de Amelanders aangeklaagd. De Duinkerkers hebben van Terschelling 'een goet getal van Scheepen wechgenomen', die vervolgens in brand gestoken zijn. Maar de neutraliteit van Ameland heeft daar niets mee te maken, betoogt de predikant. De oorzaak van alle ellende is 'die stoutheijt der Duijnkerkers'. Het is algemeen bekend dat deze kapers onverschrokken zijn en zelfs de rivieren opvaren om schepen te veroveren. Onlangs nog hebben de Duinkerkers een aantal schepen de Zeeuwse kust opgejaagd: de kapers waagden het zo dicht bij land te komen, 'dat men die couleuren van hare kleederen heeft konnen kennen'. Dat de Duinkerkers bij Terschelling hun gang konden gaan, is volgens de predikant niet de heer van Ameland te verwijten, maar 'uwe Hooge Mogendheden wiens hant gesterckt sijnde met die macht om weederstant ende tegelijck offensie te doen'. De Staten Generaal hadden volgens de predikant zelf moeten ingrijpen: de Republiek heeft de militaire macht om de Terschellingers te beschermen. 

De geschiedenis herhaalt zich... Schepen in brand gestoken bij Terschelling. Dit keer waren het de Engelsen, die in oorlog waren met de Republiek en vissersboten en koopvaardijschepen overvielen. Ook het dorp West-Terschelling werd gebrandschat (1666).

De geschiedenis herhaalt zich... Schepen in brand gestoken bij Terschelling. Dit keer waren het de Engelsen, die in oorlog waren met de Republiek en vissersboten en koopvaardijschepen overvielen. Ook het dorp West-Terschelling werd gebrandschat (1666).

Maar de aanklacht van Terschelling gaat verder dan alleen de roof van de schepen. De Duinkerkers zouden op Ameland zijn toegelaten, zodat ze vandaar hun verwoestende werk konden doen. Volgens Petrus Arnoldi is dat niet waar. De Amelanders kennen de gruwelijke dreiging van de kaapvaart maar al te goed en 'gevoelen dagelijks de smerte'. Wel klopt het dat een schip door de Duinkerker kapers op de kust van Ameland is gejaagd en dat de eilanders scheepsgereedschap, munitie, kruit en lont aan land hebben gebracht. Niet om de Duinkerkers te helpen: gestrande goederen vallen nu eenmaal toe aan de heer van Ameland en ook de inwoners mogen hiervan 'haere portie genieten'. Ook is het waar dat een aantal Duinkerkers op Ameland onderdak heeft gekregen. Maar dat mag de eilanders niet verweten worden. Uit mededogen is voor deze mannen gezorgd, 'die anders van den honger hadden motten sterven, gelijck jeder een tegens sijnen evennaesten geen vijanden sijden, met gelijcken meedelijden bewogen soude sijn.'  

Opnieuw roept de predikant de Staten Generaal op, zorg te dragen voor de orde en veiligheid op zee, zodat niemand meer reden zal hebben zijn ongeluk te komen beklagen. Dat schiet bij de bestuurders in het verkeerde keelgat. De oorlogsvloot van de Republiek was ter plekke om de Duinkerkers te verjagen: de Amelanders zouden deze schepen juist aangevallen hebben. De predikant ontkent alle beschuldigingen 'ter goeder trouwen'. Als de Staten Generaal één of meer Amelanders kunnen aanwijzen, die vijandelijkheden hebben begaan, dan verneemt hij het graag, zodat de heer van Ameland deze mannen kan berechten. Maar de beschuldigingen gaan verder: ook Pieter van Camminga wordt aangeklaagd. Eén van de kanonnen van de Duinkerkers zou naar het Cammingha-slot in Ballum gebracht zijn. Vandaar zou op de schepen van de Republiek geschoten zijn. De predikant verdedigt zijn heer: 'Dat is openbaere onwaerheijt ende sal inder eeuwicheijt niet beweesen worden.' Cammingha heeft nooit met de Duinkerkers zaken gedaan en als deze kapers de heer van Ameland ooit om hulp zouden vragen, dan zou hij dat 'resolutelijck ende t'eenemael t'allen tijden weijgeren ende afslaen.'  

Jaloezie 

Kortom, alle aanklachten zijn volgens de predikant verzonnen. Petrus Arnoldi weet het zeker: als de heer van Ameland de Terschellingers zou verhoren, zou geen van hen deze beschuldigingen durven vol te houden. De aanklachten komen voort uit niets anders dan jaloezie: 'uijt geene andere boesem, als dat die van Der Schellingen die van Amelandt, wesende arme visschers, haer kleijn welvaren benijen.' De Staten Generaal moeten zich door deze afgunstige leugenpraatjes niet laten misleiden. En de heer van Ameland, die zou voor alle 'valscheijt' van de Terschellingers een behoorlijke genoegdoening moeten ontvangen. Of het vlammend betoog van de predikant geholpen heeft, kunnen we uit de archiefstukken niet opmaken. Wie de waarheid sprak, evenmin. De Staten Generaal besluiten dat de heer van Ameland geen recht meer heeft op gestrande schepen en goederen, die de Duinkerker kapers daar op de kust jagen. Alle schade die eilanders aan schippers uit de Nederlanden toebrengen, zal de heer van Ameland moeten vergoeden. De neutraliteit is toegestaan, uitsluitend als het eiland zich onder protectie van de Republiek stelt. De Staten Generaal proberen duidelijk greep te krijgen op Ameland: de oorlog met Spanje brengt al kopzorgen genoeg.  

Op www.amelanderhistorie.nl kunt u meer lezen over de inspanningen van de Amelanders voor de neutraliteit in het artikel 'Geloof, bier en onafhankelijkheid', eerder verschenen in Magazine De Amelander.  

 

 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>