Amelander archiefschatten 17: In quarantaine op het Oerd?

Archieven stoffig en saai... Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Samen met Vincent Robijn, opgegroeid op Ameland en nu archiefdirecteur in Overijssel, speur ik als historicus naar Amelander archiefschatten. Zoals zovelen gaan we deze weken de deur niet of nauwelijks uit. Alleen een frisse neus halen, een boodschap doen, afstand houden: alles om een epidemie te stoppen. In de geschiedenis staan we niet alleen. Generaties voor ons hebben het zwaar te verduren gehad. Virussen en bacteriën hebben altijd met ons op aarde geleefd, maar eeuwenlang hadden we geen idee. Pas een kleine honderd jaar geleden zijn virusdeeltjes voor het eerst waargenomen en is een medicijn ontwikkeld tegen bacteriën. Ook al begrepen onze verre voorouders niet precies hoe het werkte: ook in vroeger tijden zijn ingrijpende maatregelen getroffen om besmettingen te voorkomen. Dankzij het online platform Amelander Historie kunnen we dit keer vanuit huis onderzoek doen. Talloze documenten uit het Nationaal Archief zijn hier digitaal bewaard, onder meer over 'het weren van een besmettelijke ziekte'...  

Door Marieke Robijn-Voorn

'Wij Maria Louise' begint het eerste archiefstuk dat ik weet te ontcijferen. Het is 1712: Maria Louise, prinses van Oranje-Nassau, heeft de heerschappij over Ameland. Een jaar eerder is haar echtgenoot bij een tragisch ongeluk om het leven gekomen. Het eiland Ameland is een van de vele bezittingen die Maria Louise erft. Ze is jong, begin twintig, en blijft alleen achter met twee kleine kinderen aan het hof in Leeuwarden. Haar zoontje zal ooit zijn vader opvolgen als Prins van Oranje en Erfstadhouder van Friesland. Maria Louise treedt zolang op als regentes.  

Al gauw pakken donkere wolken zich samen: een besmettelijke ziekte breekt uit in het Duitse en Deense kustgebied. Het nadert snel ons eiland Ameland, schrijft de prinses bezorgd. Om te voorkomen dat de Amelanders besmet raken, kondigt ze een pakket maatregelen af. Geen enkel schip uit 'de Kleine Oost', het oostelijke kustgebied aan de Noordzee, mag passagiers of goederen op Ameland afzetten. Zeker niet als het gaat om 'bont, schapenvachten, hazenvellen, vodden, huisraad, beddengoed, klederen en pruikhaar'. Alle besmettelijke koopwaar die het eiland binnenkomt, moet direct worden verbrand. Wagens en paarden waarmee verdachte goederen aan land zijn gebracht, zullen in beslag worden genomen. Niemand van Ameland mag aan boord gaan van schepen uit de Kleine Oost: 'geen vrouwspersoon of andere menschen alhier op dezen eiland wonende.' Voor iedere overtreding betaal je met je leven. Hoe grimmig ook, het lijkt te werken: Ameland blijft van de ziekte gevrijwaard.   

Aan de vaste wal is men net zo beducht voor de gevaren. Het bestuur van Friesland wil voorbereidingen treffen voor als de ziekte onverhoopt de provincie bereikt. Maria Louise ontvangt een brief: de Friese bestuurders zijn op zoek naar een geschikte plek voor een quarantaineterrein waar zieken heen gebracht kunnen worden - als het zover komt. Zou de prinses 'een hoek van 't Eijland Ameland' beschikbaar willen stellen? Maria Louise stuurt een hartelijke reactie: ze heeft altijd het belang van Friesland en de Friezen op het oog, meer dan haar eigen belang. De heren kunnen erop vertrouwen dat 'wij zeer genegen zijn van onze kant alles bij te dragen.' Haar warme woorden eindigen met: Edoch. Deftig Nederlands voor maar... Maria Louise kan en wil haar onderdanen niet in gevaar brengen, zij draagt de zorg voor de mensen op Ameland. Dat zullen de heren moeten begrijpen. Toch biedt de prinses een opening. Ze zal de regenten van Ameland vragen of zij mogelijkheden zien een quarantaineterrein in te richten, zonder dat de bevolking het risico loopt besmet te raken.  

De regenten van Ameland - de burgemeesters en gekozen bestuurders van de dorpen - nemen het onderzoek ter hand. Ja, ze zien mogelijkheden. Op het eiland kan een hospitaal opgebouwd worden, een wachtpost, een haven voor aankomst en vertrek en een rede om besmette schepen en goederen te bergen. Let wel, schrijven de regenten aan Maria Louise: niet op kosten van de Amelanders. Een geschikte plek zou het uiterste oosten van het eiland zijn. Daar ligt een groot stuk vlak land binnen de laatste duinen, dat bij vloed droog blijft. Het gebied ligt voorbij het Oerd, het Oldhuyser land heet het. De omliggende vlakten lopen wèl onder bij hoog tij. Vrees voor besmetting van de Amelanders is daarom overbodig: 'alle communicatie van mensen in het hospitaal kan worden afgesneden.' Vanuit een wachtpost kunnen soldaten erop toezien dat niemand het quarantaineterrein op of af gaat. Wie nu op de kaart van Ameland naar het Oldhuyser land zoekt, zal het niet vinden: in de 18e eeuw is het door de zee verzwolgen. Of toen ook een quarantaineterrein is weggespoeld? De regenten zien kansen, maar de besmettelijke ziekte waait gelukkig over.  

Om welke ziekte het gaat, blijft lang onbenoemd. Het blijkt om de pest te gaan. Een ziekte waarvan men de naam liever niet noemt, zo vreselijk is het. In 1720 vaardigt Maria Louise opnieuw strenge maatregelen uit om de komst van 'een besmettelijke ziekte' op Ameland tegen te gaan. Weer valt de beruchte naam niet: opnieuw is het de pest. In Marseille, havenstad in Zuid-Frankrijk, woedde een ernstige epidemie. Schepen uit het Middellandse Zeegebied moeten wegblijven bij Ameland. Een oorlogsschip patrouilleert bij het eiland om hierop toe te zien. Kapiteins mogen hun scheepspapieren pas overhandigen voor controle, nadat deze zijn 'gedompeld in azijn.' Koopwaar van verdachte schepen moet met de nodige voorzorgen van boord gehaald worden en eerst een aantal dagen of weken 'gelucht'. Bepaalde goederen mogen vrij aan land komen, zoals wijn, brandewijn en gedestilleerde drank: dat was in ieder geval niet besmettelijk...  

 Een kalme haven bij zonsondergang, rond 1700 (Collectie Rijksmuseum).

Een kalme haven bij zonsondergang, rond 1700 (Collectie Rijksmuseum).

En wat te doen bij het verongelukken van schepen voor de Amelander kust? Maria Louise is onverbiddelijk: 'niemand onzer onderdaenen zal op zodanig schip of schepen gaan om menschen of goederen te bergen.' De magistraten van het eiland moeten eerst achterhalen of er zieken aan boord zijn of goederen uit de Zuidelijke landen. Om zeker te zijn dat iedereen zich hieraan houdt, stuurt de prinses een regiment soldaten naar het eiland. De commandant heeft de opdracht bij het stranden van schepen en het aanspoelen van ladingen alle Amelanders 'met geweld' uit de buurt te houden. Als bemanningsleden van een verongelukt schip de kust weten te bereiken, moeten de soldaten beletten 'dat zij verder dan de duinen komen.' De commandant zal een aantal houten loodsen laten bouwen in de duinen: daar kunnen schipbreukelingen tijdelijk onderdak krijgen, 'voldoende spijs, drank en reine matrozenkleren'. De kleren die de mannen zelf aan hebben, zullen direct worden verbrand. Al deze goede zorgen zijn uitsluitend bedoeld in geval van nood: de soldaten moeten gestrande zeelui zoveel mogelijk terugsturen naar hun schip, desnoods met geweld. 

Een paar weken later volgt een venijnige brief van Maria Louise aan de magistraten van Ameland. Ze heeft gehoord dat de bestuurders van de dorpen weigeren de soldaten in te kwartieren. 'Kwaadaardige onwilligheid', noemt de prinses het. Als de commandant en zijn manschappen niet gauw van 'onderdak, vuur en licht' worden voorzien, zijn de gevolgen niet mals. Maria Louise zal de woonhuizen van de dorpsbestuurders in laten vorderen, zodat het regiment daar terecht kan. Maar kennelijk zit er een andere kant aan het verhaal... De soldaten misdragen zich op het eiland, bewoners klagen. Een reeks brieven gaat heen en weer tussen de bestuurders van Ameland en het hof in Leeuwarden. Maria Louise draagt haar commandant herhaaldelijk op 'goede tucht en discipline te houden': de Amelanders mogen geen schade of overlast van de soldaten ondervinden. Uiteindelijk komt men tot een oplossing. Alle Amelander mannen die 'in tijden van Nood en Onraad' het eiland moeten beschermen, worden per direct van wapens voorzien. Uiteraard onder bevel van het bevoegd gezag op het eiland. Zo kunnen de eilanders zelf zorgdragen dat iedereen zich aan de maatregelen houdt. Maria Louise vertrouwt op ieders inzet: het regiment soldaten is op het eiland niet meer nodig. De Amelanders lossen het samen op. 

 

 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>