Amelander archiefschatten 15: Ameland en het Koninklijk Huisarchief (I)
Deel 1: de ambitieuze Henriëtte Amalia en haar zoon Johan Willem Friso
Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Samen met Vincent Robijn, opgegroeid op Ameland en nu archiefdirecteur in Overijssel, speur ik als historicus aan de wal naar Amelander archiefschatten. En zo beland ik op het terrein van Paleis Noordeinde, het werkpaleis van de Koning. Ameland is bijna een eeuw eigendom geweest van de familie Oranje-Nassau: van 1704 tot 1795. De bestuurlijke archieven van deze periode worden in het Nationaal Archief in Den Haag bewaard. Maar er is nog een archief, waar je niet zomaar binnen kunt lopen. En dat des te meer tot de verbeelding spreekt: het archief van het Koninklijk Huis.
Door Marieke Robijn-Voorn
Nadat Napoleon in Europa was verslagen, ontstond een nieuw Koninkrijk der Nederlanden. In 1815 werd Willem I van Oranje-Nassau uitgeroepen tot eerste Koning van dit kersverse rijk. Na tien jaar koningschap richtte Willem I een eigen archiefdienst op: het Koninklijk Huisarchief. Alle particuliere archieven, ook van illustere voorgangers als Willem van Oranje, werden hier bijeengebracht. Archieven van bestuurlijk belang liet Willem I overdragen aan het Rijk. Tot vandaag de dag zijn deze documenten over het bestuur en beheer van Ameland bij het Nationaal Archief te vinden. Wij zijn benieuwd of in het Koninklijk Huisarchief ook nog sporen van de Amelander geschiedenis te vinden zijn. Fragmenten van een groter verhaal, bewaard gebleven tussen de papieren van deze vorstelijke familie...
Monumentaal
Om onderzoek te mogen doen in het Koninklijk Huisarchief is eerst toestemming nodig. Gelukkig komt het akkoord al gauw binnen: ik mag op zoek naar Amelander archiefschatten! Het Koninklijk Huisarchief, gebouwd rond 1900, ligt in de tuinen van Paleis Noordeinde in Den Haag. De Koninklijke Marechaussee bewaakt de toegang. Als ik mijn bezoekerspas laat zien, krijg ik een kordaat saluut en mag passeren. Langs het werkpaleis van de Koning - de rode loper ligt uit - wandel ik naar het archief.
Het monumentale pand maakt indruk. Ik beklim de treden naar de ingang en bel aan, een bode doet open en wijst me vriendelijk de weg. Kroonluchters aan hoge plafonds, houten lambrizeringen, familiewapens en portretten aan de muur: een statiger archief dan dit, heb ik nooit gezien. In de kleine studiezaal is het gezellig. De andere onderzoekers komen hier vaker en helpen me op weg. Ik vertel dat ik op zoek ben naar sporen van de Amelander geschiedenis, bewaard gebleven tussen de persoonlijke papieren van de familie Oranje-Nassau. Een archiefmedewerker brengt me steeds een nieuw stapeltje oude stukken en ik ga op zoek, als een jutter langs de vloedlijn van de tijd.
Aankoop
Ameland behoorde van oudsher niet tot de Nederlandse gewesten, maar ging als particulier bezit over van de ene adellijke generatie op de andere. Een 'vrije erfheerlijkheid' heette dat, met eigen rechten en plichten. Eeuwenlang was deze heerlijkheid in handen van de Friese adellijke familie Van Cammingha. Toen de laatste Cammingha in 1680 kinderloos stierf, erfden uiteindelijk nichten van moederskant - met de klinkende familienamen Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg - het eiland. In 1704 ging Ameland over naar de familie Oranje-Nassau. Voor het eerst niet door vererving, maar door verkoop.
Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau (1666-1726)
De ambitieuze Henriëtte Amalia, achterkleindochter van Willem van Oranje, kocht Ameland voor haar zestienjarige zoon: Johan Willem Friso. Henriëtte Amalia had zich altijd al ingespannen voor zijn toekomst. Naast zeven dochters en een vroeg gestorven jongetje, was hij haar enige zoon. Henriëtte Amalia had ervoor gezorgd dat Johan Willem Friso door een machtige maar kinderloze neef, Willem III van Oranje, was aangewezen als zijn enige erfgenaam. Willem III stierf in 1702 na een val van zijn paard: sindsdien mocht Johan Willem Friso de titel Prins van Oranje dragen. Twee jaar later kwam daar dus de titel Erf- en Vrijheer van Ameland bij.
Prins van Oranje
Nu had de jonge Johan Willem Friso aan titels en functies geen gebrek. De koopakte van Ameland vermeldt er tientallen, zoals Erf-Stadhouder van Friesland, Graaf van Catzenellebogen, Markies van Veere en Vlissingen, Baron van Breda, Erf-Maarschalk van Holland en Generaal van de Infanterie van de Verenigde Nederlanden. Een goed huwelijk was de volgende stap in een glorieuze toekomst. Henriëtte Amalia regelde dat haar zoon op bezoek ging bij een protestantse, adellijke familie in Kassel, die in de Nederlanden goed bekend stond. Johan Willem Friso verloofde zich al gauw met een van de dochters, Maria Louise van Hessen-Kassel.
Johan Willem Friso (1687-1711) als legeraanvoerder, met afbeeldingen van wapentuig en een veldslag.
In het voorjaar van 1709 trouwden de jonge twintigers. Ze hadden niet veel tijd elkaar te leren kennen: na de wittebroodsweken vertrok Johan Willem Friso als legeraanvoerder naar de oorlog die op dat moment in Europa woedde. Maria Louise bleef achter op het slot in Kassel, bij haar familie. Begin 1710 kwamen het echtpaar weer samen in Leeuwarden en negen maanden later werd hun eerste kind geboren, een dochter.
Gestrand schip
In het archief van Johan Willem Friso, de nieuwe eigenaar van Ameland, vind ik alleen een brief over een gestrand schip van 3 februari 1711. Kennelijk had de kapitein zich bij bestuurders aan de wal beklaagd over de gang van zaken op het eiland. Johan Willem Friso komt in zijn brief op voor de Amelanders. Zodra hij het nieuws over de stranding hoorde, zo schrijft de jonge prins, heeft hij opgedragen 'alle mogelijke voorsorg te dragen op de conservatie van de gestrande en geborgene goederen'. Na de klachten van de kapitein heeft hij onderzoek laten doen: uit de verklaringen blijkt dat de Amelanders niets te verwijten is. Het overdragen van de gestrande goederen aan de kapitein behoefde misschien enige aansporing... maar 'omtrent het Bergen van Menschen is alles gedaen wat eenigsinzs mogelijk is geweest.' Ten slotte merkt Johan Willem Friso fijntjes op dat hij over het gedrag van de klagende kapitein maar zal zwijgen. Kennelijk had deze man zich op het eiland niet van zijn beste kant laten zien.
Allegorische voorstelling van de intocht van Johan Willem Friso en Maria Louise in Leeuwarden op 2 januari 1710. Links van het paar worden ondeugden als Bedrog en Laster in de afgrond geknuppeld. De deugden Wijsheid, Voorzichtigheid en Godsdienst omringen het jonge stel.
Ongeluk
Meer Amelander sporen zijn niet te vinden: het archief van Johan Willem Friso houdt in 1711 abrupt op. De 23-jarige prins was verwikkeld geraakt in een familiestrijd rond de erfenis van Willem III. De titel Prins van Oranje was ook door een andere neef aangenomen, die meende volledig in zijn recht te staan. In de zomer van 1711 zouden de rivalen bij elkaar komen om tot een oplossing te komen. Maria Louise was inmiddels zwanger van hun tweede kind. Op weg naar de bespreking, bij het oversteken van het Hollands Diep, stak plotseling een storm op. Johan Willem Friso sloeg met koets en kamerheer overboord en verdween in de golven. Pas dagen later werd zijn lichaam gevonden. Ook de kamerheer had het niet overleefd.
Een aantal weken na de dood van haar man beviel Maria Louise van een zoon. Na een huwelijk van nog geen twee jaar was ze weduwe, moeder van twee kinderen. Haar schoonmoeder Henriëtte Amalia meldde zich in Leeuwarden om regentes van haar kleinzoon te worden: na het tragische overlijden van Johan Willem Friso was hij de enige mannelijke erfgenaam. Maar onder de Friezen was de hooghartige Henriëtte Amalia bepaald niet geliefd. De Staten van Friesland besloten Maria Louise te benoemen tot regentes van de pasgeboren Erf-Stadhouder. Haar vader kwam vanuit Kassel naar Leeuwarden om te helpen alle bestuurlijke en financiële zaken op orde te krijgen.
Johan Willem Friso valt overboord en verdrinkt op 14 juli 1711, een paar weken voor zijn 24e verjaardag, als zijn boot kapseist tijdens het oversteken van het Hollands Diep.
Op krediet
De financiën waren een bron van zorgen voor de jonge weduwe: haar schoonmoeder had enorme schulden opgebouwd. Henriëtte Amalia was op weelde gesteld en gaf consequent veel meer uit dan ze kon besteden. Ook voor de aankoop van Ameland had ze zich in de schulden gestoken. In haar archief vind ik een brief van de heer Zachaeus van Ghemmenich Thoe Kingma uit Leeuwarden, advocaat en raadsheer bij het Hof van Friesland. Gedateerd: voorjaar 1719, vijftien jaar na de aankoop van Ameland. Ghemmenich had de familie vertegenwoordigd bij deze aankoop: zijn handtekening staat onder de akte van overdracht, getekend in het slot van Ballum, voorjaar 1704. Gemmenich had bovendien geld geleend om de aankoop mogelijk te maken: ruim 14.000 gulden.
Kennelijk vroeg Henriëtte Amalia zich jaren later af, hoe het eigenlijk zat met die schuld voor Ameland. In zijn brief verzekert Gemmenich haar dat de schuldbekentenis voor de 14.000 gulden ondertekend was zowel door Henriëtte Amalia als door haar echtgenoot. Daarnaast waren nog meer schuldbekentenissen afgegeven 'voor de coopschat van Ameland'. Maar afbetaald had Henriëtte Amalia niet, of 'niet prezeis'. Gemmenich vermoedt dat het verschuldigde geld was uitgegeven aan 'dringende Crediteuren van de Hoffhoudinge'. Of wellicht hadden de Doorluchtige Hoogheden het aan andere zaken uitgegeven, 'zoals deselve het oirbaar hebben bevonden.' De schuld voor Ameland stond in ieder geval nog open.
Hooi, haver en bonen
Dringende crediteuren waren er zeker: achter de brief van Gemmenich tref ik een paar voorbeelden aan. Zo tekende Henriëtte Amalia in september 1706 voor een schuld van 9.000 gulden aan Claas Cornelis Huijsman uit Jelsum, een dorp boven Leeuwarden, voor de levering van hooi, haver en bonen 'alsoo onse Cassa voor als nu niet voorsien is om Sulcke Penningen contant te betaelen.' Beloofd wordt jaarlijks 1.000 gulden af te betalen, plus 4% rente op het resterende kapitaal. Op de schuldbekentenis staat een aantekening van meer dan tien jaar later. Eenmalig is 1.000 gulden afbetaald. Verder is alleen rente betaald, als laatste in 1712. Een andere crediteur van het Leeuwarder hof verliep het niet veel beter. Aan Harmen Thomas, ook uit Jelsum, was Henriëtte Amalia ruim 5.000 gulden schuldig voor haver en bonen. Net als zijn dorpsgenoot ontving deze leverancier één keer een afbetaling en verder alleen rente. Tot ook dat na een aantal jaar ophield.
Maria Louise had er haar handen aan vol om de hofhouding in Leeuwarden weer op orde te krijgen. Ze probeerde de onkosten terug te brengen met strikte regels en bezuinigingen. Om de kas weer aan te vullen en schulden af te betalen, liet ze een aantal schilderijen veilen uit de nalatenschap van Willem III, de machtige erflater van haar overleden echtgenoot. Henriëtte Amalia vertrok uit Leeuwarden en keerde terug naar de pracht en praal van haar slot in Dietz. Hier leefde ze verder in weelde - en op krediet. Maria Louise hechtte minder aan luxe dan haar schoonmoeder, maar was zeker zo ambitieus. Toen haar zoontje tien jaar oud was, begon ze de onderhandelingen voor een huwelijk met een Engelse prinses. Dat zou uiteindelijk lukken, waardoor de familie in heel Europa aan aanzien won.
Benieuwd hoe het de vorstelijke Erf- en Vrijheren van Ameland in de 18e eeuw verder vergaat? In de volgende editie van De Amelander het tweede deel: van Maria Louise tot Willem I.