Zeewering op Ameland

Door W.S.

Ons eiland Ameland heeft een bijzondere geschiedenis en mag zich gelukkig prijzen met de vele (rijks)monumenten die goed bewaard zijn gebleven. Als zelfstandige Heerlijkheid heeft het in de historie bewogen tijden gekend, waarbij de kracht van de natuurelementen het eiland en haar bewoners teisterden. De dorpen zijn ten offer gevallen aan stringente kustafslag waardoor het eiland vele malen kleiner is geworden. Wat aan de ene zijde zoals de Noordkant er afging, werd in het begin nog aangevuld aan de andere zijde, bijv. de kwelders aan Waddenkust.

 

Vanouds bestaat Ameland uit drie duinbogen welke onderling onder diepere strandvlakten met elkaar verbonden waren en die met hoog water overspoelden. Dit vormde drie herkenbare verhogingen. De eerste bewoners vestigden zich op de hogere delen achter die duinbogen. Er was er slechts incidenteel sprake van overstroming van de lagere delen. Later ontstond de Waddenzee en steeg de zeespiegel wat toen een probleem werd omdat ook de bewoonde delen overstroomde. Om zich te beschermen werden dijkjes aangelegd zowel veekerende als zeewerende dijkjes.

Het vee bleef buiten de dorpskern. Op deze foto ziet men  rechts nog de mond  van de Leendertswiel. (afb. 1)

 

Op de meest westelijk gelegen verhoging bevonden zich de vroegere dorpen Sier, Hollum en Ballum waarbij Sier verloren is gegaan. Op de middelste verhoging de dorpen Nes en Buren (die beiden nog bestaan) en op het oostelijke verhoging bevond het dorp Oosterhuizen, ook wel als Oerd bekend, dat later verloren is gegaan.

    De vloedlijn liep niet tegen de dijkjes aan, als dit wel zo was zou dat betekenen dat er tijdens de vloed geen vee gewijd kon worden op de Grie in gebruik als gemene weide. Kleigrond vinden we op Ameland in hoofdzaak alleen op de Grie dus op de buitendijkse grond. Dit gedeelte werd tijdens stormen en hoge waterstanden geregeld overspoeld, waarbij in de loop der eeuwen klei is afgezet. In het binnendijkse gebied oftewel de Miede vinden we nauwelijks klei. De stijging van het zeewater in de Waddenzee heeft zich vanaf de veertiende eeuw gemanifesteerd. Men beweert dat in die periode de dijkjes werden aangelegd. 

    Dus de zogenaamde Grieën, bleven bij laag water droog en waren met gras begroeid. Zij waren onverdeeld en deden voor de marktgenoten dienst als gemeenschappelijke weide, waar het vee evenals in de duinen, vrij rondliep. De meer zanderige en venige hooilanden ten zuiden van elk dorp waren de zogenoemde Miede en die waren door twee soorten dijkjes omringd. De veekerende dijkjes moesten een hoogte hebben van 1.60m terwijl de zeewerende dijkjes een hoogte moesten hebben van 2.50m wat in het dijkenboekje van 1838 was vastgesteld. De Hollumer en Ballumer  Mieden werden onder de marktgenoten verdeeld: in Hollum  kort voor 1819 en in Ballum voor het laatst in 1770. 

Het zodendijkje van de Zuidakkers te Buren met de steile kant naar buiten (afb. 2)

 

Genoemd zodendijkje (afb 2), waarvan aan de zeezijde ter versteviging zeewier tussen de zoden was versterkt , was niet alleen zeewering maar vooral ook veekering. Daarom was (afb 2) de naar buiten gekeerde zijde steil, hetgeen voor een zeewering niet de beste vorm is, en liep het dijkje ook aan noordzijde van de Miede door waar het alleen veekering was. Op de toegangswegen tot de Miede en het dorp stonden draaihekken met hetzelfde doel (zie afb. 3).

Tekening van de westelijke toegangsweg van Nes met draaihek (afb. 3)

 

Dat het zodendijkje als zeewering niet veel te betekenen had, getuigden de vele wielen, zoals op afbeelding 1 te zien is. Het zodendijkje om de Miede tussen Nes en Buren, dat op een uit het midden van de 17e eeuw daterende schetskaart van Ameland staat, is aan de zuidzijde weggeslagen en daarna nooit meer hersteld. Alleen van enkele hemen ten zuidwesten van Nes en bij Buren alsmede van de Zuidakkers ten oosten van Buren zijn nog intact. De oude dijkjes zijn na de aanleg van de zeedijk in 1918 (Hollum, Ballum) en 1928 (Nes, Oerd) vervallen geraakt en tijdens de ruilverkaveling in de jaren 50 van de twintigste eeuw helaas vlak geschoven. 

Men kijkt naar het bouwland wat ligt aan de Tussen- Dijken in Hollum. (afb. 4)

 

Nadat het laatste hooi uit de Mieden binnen is gehaald, ongeveer half september,  wordt de vrijgang afgekondigd. Het vee kon dan nog grazen in de veilige  binnenweide. Het dorp werd beschermd door hekken, er lagen echter stukjes cultuurgrond (bouwgrond), die bereikbaar waren vanuit de Miede in of tegen het dorp. Deze stukjes werden eveneens beschermd door veekerende dijkjes.  Dus op het bouwland werd niet naar voedsel gezocht! Overigens noemen we de stukjes bouwgrond rond en in het dorp akkers (zie afb. 4). Zogesproken, is het volgende begrip ook verklaard: het zet geen zoden aan de dijk……

 

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>