Reis naar Rome door Kardinaal Jan de Jong
Door Anne de Jong
Reis naar Rome. Vanaf 25 oktober 1909.
De tweede reis die Jan de Jong vanaf Ameland naar Rome maakte. Hij was bijna een week onderweg, reizen met de stoomlocomotief en tijdens de overstaplocaties de steden ontdekken. De brieven gingen naar zijn vader, die bakker was in Nes. Daar werden de brieven voorgelezen aan Jans jongere broers en zusters, zijn tantes en natuurlijk zijn oude vriend en leermeester pastoor Scholten.
Jan de Jong (foto is van 1908.)
1 nov 1909
Waarde vader,
Zo zit ik dan alweer goed en wel in Rome. Ik kan me echter niet goed voorstellen - er is zoveel gebeurd in die veertien dagen dat ik van huis ben. Eerst mijn reis door Holland na de nodige uren in Holwerd gewacht te hebben kwam ik namiddags in Leeuwarden. De Deken was niet thuis maar met de kapelaans heb ik een plezierig uurtje doorgebracht.
Dit was in 1908, na de feestelijke eerste Heilige Mis in de St. Clemenskerk. Herman Demes kwam uit Dokkum, hij was handelaar in kleine koopwaren. Zijn nakomelingen zijn nu eigenaar van de Dokkumer Vlaggencentrale. Rijnja was op Ameland werkzaam bij de bouw van de St. Clemenskerk. Hij trouwde later met een Amelander meisje en woonde in Amsterdam. Rooswinkel was een studievriend en priester in Harlingen.
's Avonds om zeven uur was ik in Groningen waar ik zeer gastvrij ontvangen werd. Vertrok vandaar dinsdagmiddag en was om vijf uur in Amsterdam bij de familie Rijnja. Daar was een brief voor mij van Schut, waarin ons reisplan werd vastgesteld. Woensdagmorgen om elf uur was ik in Utrecht. Heb daar Mgr den aartsbisschop bezocht en een vriend; om één uur ben ik toen naar Rijsenburg gegaan. In Arnhem wachtte oom Sipke mij op en om half negen reed ik met den nieuwen tram Huissen binnen. Daar heb ik als gewoonte nog een paar rustige en mooie dagen doorgebracht. Donderdag kreeg ik bezoek van kapelaan Hulshof van Ulft en vrijdag ben ik nog naar Dievelaar in Arnhem geweest.
De broer van vader Jan was Sipke, notaris in Huissen. Sipke was mede-financier van de studie in Rome. Jan kwam er altijd een paar dagen als tussenstop tussen Rome en Ameland.
Maandag was de grooten dag waar op ik de mooisten reis begon die ik ooit gemaakt heb. Om drie uur 's middags ging ik van Huissen, doch moest toch nog zes uur in Arnhem wachten. Toen ging het over Nijmegen, 's-Hertogenbosch,Tilburg, Breda naar Roosendaal waar de trein om kwart over negen het grote station binnen stoomde. Op mijn spoorreis had ik nog wat eten dat tante Anna mij meegegeven had, uitstekend laten smaken. In Roosendaal bracht ik nog min of meer een zenuwachtig uurtje door. Daar moest ik mr Schut ontmoeten die ook mijn spoorkaart had- als hij bv eens een trein gemist had, zou ik daar mooi gezeten hebben.
Eindelijk kwam hij opdagen, met een zeer klein koffertje bij zich, anders niets - een verstandige maatregel- ik moest de hele reis met twee grote koffers sjouwen, (wat verbazend veel last en geld kost). Het eerste begin der reis was niet zeer aanlokkelijk - de trein was stampvol - na een heelen langen trein doorlopen te hebben, konden wij nog een nauw plaatsje vinden. In België gingen er veel uit, zodat we het wat ruimer kregen. In Eschen op de Belgische grens een tamelijk lang oponthoud voor de douane - doch ze zijn daar nogal schappelijk. Op aanraden van Schut heb ik geen pogingen aangewend om sigaren te smokkelen, zoo ik eerst van plan was - en ik ben er maar blij om. Het veroorzaakt zoveel angst dat men de hele reis bederven kan. En het was me waarschijnlijk ook slecht afgelopen, want later op de Fransche grens onderzoekten ze niet alleen de koffers, maar voelden ook de kleren na.
Van den trein uit zagen we de schitterende verlichten haven van Antwerpen, maar het was te donker om de kathedraal aldaar en die van Mechelen te bewonderen. Om half twaalf waren we te Brussel maar van de stad kan men niets zien. Verder weet ik van de reis niet veel meer te vertellen. Het beste wat men in een nachttrein kan doen is slapen, wat mij dan ook uitstekend lukte; ik werd alleen gestoord op de Fransche grens om een uur of twee toen we weer gevisiteerd werden.
Waarde vader, Dezer morgen ben ik in gezelschap van Mr.Schut goed en wel in Parijs aangekomen. De nachttrein was wel wat vervelend maar ik kon goed slapen en vanmorgen hebben wij nog in een hotel geslapen, zodat wij nu met plezier de schoonheden van Parijs bewonderen. U hartelijk groetend. Uw zoon J de Jong
Om half zes waren we in Parijs- het was nog donker, regenachtig en echt koud, zo ik dat in Frankrijk niet verwacht had. We gingen dan ook vlug naar ons hotel, vlak bij het station, waar we verleden jaar ook geweest waren. Daar het toch nog niet mooi in Parijs was, gingen we eerst een paar uur slapen. en toen Parijs eens bewonderen. Parijs is wel een slechte stad, maar geeft toch ook veel goeds en moois te aanschouwen. Verleden jaar hadden we al een deel der stad bezocht. De grote kerk van het H. Hart op den Mont Martre, het museum Le Louvre, de Fuilerien enz.. Nu zijn we meer in de buurt van de Seine geweest.
Op een eiland midden in de Seine ligt de beroemde kerk van Notre Dame met twee prachtige torens en van binnen zeer indrukwekkend. Op den mooien preekstoel hebben eeuwen lang de grootsten predikanten van Europa het woord van God verkondigd. In dezelfde buurt is de Sainte Chapella, de heilige kapel, door de H. koning Lodewijk gebouwd, om daar de doornenkroon van Christus te bewaren. Een slanke kerk, bijna geheel van mooi geschilderd glas gebouwd. Dan hebben wij nog enige mooie kerken gezien.
Er zijn in Parijs ruim zeventig parochiekerken en nog veel meer openbare kapellen. Niet minder mooi is de Dome des Invalides, waar Napoleon begraven is, naast vele andere beroemde veldheren. Den Eifeltoren, een ijzeren toren van 300 meter hoogte (dus 6 maal zo hoog als de vuurtoren) hebben we niet bestegen, omdat het weer niet helder was. 's Avonds hebben we nog wat in de drukke boulevards gewandeld - daar heerscht een vroolijke drukte- een gewoel van menschen, rijtuigen, 9 trams en automobielen) , als men zich niet voor kan stellen, zonder het gezien te hebben - ieder ogenblik vreesde ik een botsing.
Woensdag om 7 uur zaten we weer in de trein, om die niet weer te verlaten voor 's nachts half een, toen we in Marseille aankwamen. Zoo'n lange spoorreis is op het laatst wel wat vervelend vooral toen het donker werd. Toch hebben we veel moois gezien, tot Lyon had ik verleden jaar al de zelfden reis gemaakt. In den namiddag waren we in Lyon, met ruim een half miljoen inwoners, prachtig gelegen tegen de bergen op. Avingnion, waar de Pausen 70 jaar woonden, kwamen we 's avonds voorbij.
Maar mijn brief is vol - een volgende maal zal ik mijn reis wel verder beschrijven- het mooiste komt nog.
14 november 1909
Om mijn reisverhaal te vervolgen. - Maandagmorgen gingen we van Holland, kwamen dinsdagmorgen in Parijs en vertrokken vandaar woensdagmorgen om 7 uur. Het was een lange reis die ons wachtte- van 7 uur tot half één 's nachts toen we Marseille aankwamen. Maar het uitzicht was prachtig. Frankrijk is het vruchtbaarste land van Europa en nu reden we uren langs prachtige weiden en bouwland, hier en daar afgewisseld door schilderachtige dorpjes, heuvels met wijnranken beplant en boschen. Langzamerhand werd de streek echter meer bergachtig en kaal. Om 5 uur waren we in Lyon, een stad van 500.000 inwoners, beroemd om zijn zijdefabrieken, prachtig gelegen aan beide zijden van de Rhône zich tegen de bergen verheffend. En toen het donker geworden was en het uitzien onmogelijk geworden werd, konden we een geestelijk genoegen smaken door de grootsche geschiedenis te overdenken der steden, die wij voorbij gingen. Vienna, waar een beroemd concilie gehouden werd, Oranje, waaraan ons koningshuis zijn naam ontleent, Avignon, waar de Pausen 70 jaar woonden.
Wij schieten al mooi op. Zijn gister 7 uur van Parijs gegaan en waren 's nachts half een in Marseille, een prachtige stad. Hartel. groeten, J de Jong
Om half één 's nachts waren we in Marseille. Nu was de vraag om een goed hotel te vinden. Om een deftig te vinden was geen kunst want dan hoefden we slechts in de omnibus te stappen, die ons er bracht. Maar we wilden een meer eenvoudig hebben. Gewoonlijk lopen we maar de stad in, zolang we een goed vinden. Nu was het echter al zo laat en we zagen in de buurt geen goed hotel - we gingen daarom maar mee met één van de talrijke mannen die ons bestormen om ons een goed hotel te wijzen. Deze bracht ons één dicht in de buurt - maar de kamers die die kelner ons wees, leken zo onooglijk dat we maar besloten daar niet te blijven. We trokken er dus weer uit en gingen nu met een ander mee. Dat was een nare reis - we waren nog boven op een terras, waar het station ligt - nu gingen we naar beneden door donkere smalle straten, wel een minuut of tien, en dat midden in de nacht. Maar zoals we de volgende dag zagen, dat was de enige weg. Eindelijk kwamen we aan in een deftige brede straat waar veel hotels waren. Het begon ons te vervelen en daarom gingen we maar binnen in het eerste hotel, dat er van buiten wel goed uitzag. Doch deze keer was het weer mis- hoewel het huis van buiten goed scheen, viel het binnen niet mee. Langs een hoge smalle trap werden we in lage kamers onder het dak gebracht, met stenen vloeren en niet erg zindelijk. Maar we hadden geen lust, om midden in de nacht nog eens te gaan ronddwalen en bleven dus maar. Ik was echter een paar minuten in mijn kamer, toen er door Schut die naast mij woonde, geklopt werd. Schut had namelijk ontdekt, dat in zijn kamer een deur was, die naar ene ander donker kamertje voerde, en dat kamertje niet gesloten kon worden en men dus van de gang uit in Schut zijn kamer kon komen. Ofschoon ik eigenlijk gezegd niet gaarne in die kamer geslapen had, moest ik toch lachen op het eigenaardige avontuur en de verslagenheid van Schut. Ik overreedde Schut, daar toch maar te blijven - in een fatsoenlijk hotel zouden ze hem toch wel met rust laten en ik woonde toch vlak naast hem. Schut gaf voor de zekerheid mij toch zijn geld in bewaring en daar hij niet bang van aard is ging hij rustig slapen; ook ik sliep goed tot de volgende morgen na den zwaren dag; en gelukkig zag ik ook Schut heelhuids opdagen de volgende dag.
Zo kan men wel eens minder plezierige dingen beleven, doch dat was ook het enige geval - later hadden we overal zeer goede hotels voor betrekkelijk weinig geld.
Was onze eerste indruk van Marseille dus niet mooi; den volgende morgen was het eerst nog wel beter. Marseille is een stad van een half miljoen inwoners, met een grote haven en veel handel. Ik had dus gedacht dat het ook een mooie stad zou zijn. Maar nadat wij de mooie straat van ons hotel verlaten hadden, Zagen we niets dan smalle, oude, door de regen zeer modderige straten, echter met een zeer druk verkeer van mensen en wagens. Na verschillende verkeerde wegen gegaan te zijn; zeer vermoeiend, daar de straten alleen bergop of bergaf gaan, kwamen we eindelijk aan in het pand waar we moesten zijn - Notra Dame de la Garde en dit stelde ons schadeloos voor al het vorige. Notra Dame de la Garde (Onze Lieve Vrouw van bescherming) is namelijk een beroemde kerk, zeer mooi, boven op de top van een steile rots, waar men het beste met een lift naar boven stijgt en boven op de kerk staat een hoog koperen moedergodsbeeld, dat schitterde in de zonnestralen en uren ver de zeelui tot baken verstrekt. De kerk zelf is vol van devoties, opgehangen door dankbare zeelui, die Maria hun redding in de nood dankten. En van die kerk uit heeft men het prachtigste uitzicht, dat zich denken laat. Aan de ene zijde Marseille, onregelmatig, maar schilderachtig tegen de bergen opgebouwd, met zijn torenspitsen en zijn grote gebouwen, door hoge rotsen omgeven, die van onderen met bomen beplant zijn, waartussen vele witte vila's blinken; aan de andere zijde zo ver als het oog reikt, de Middellandse zee, spiegelglad en prachtig blauw; in de nabijheid een eilandje met een oud kasteel; naar de kant van Marseille de grote haven, waarin de reusachtige stoomboten wel kinderscheepjes geleken.
Donderdagavond vertrokken we om 6 uur. Na 4 uur sporens, over Toulon, den grote Fransche oorlogshaven, waren we om half elf ongeveer in Nizza (100.000 inwoners) . Om moeilijkheden met hotels te voorkomen als in Marseille hadden we te voren in een reisboek een goed hotel uitgezocht en lieten dus aan het station de lui die ons bestormden om een hotel te wijzen, maar lopen. Het was echter weer een onplezierige tocht. Het stortregende en, wat we niet wisten, het hotel lag zeer ver van het station. Wij kwamen er eindelijk aan, doch moesten toen horen, dat het reeds vol was, maar de kelner duidde ons een ander hotel aan. Na enig zoeken kwamen we daar om elf uur moede en nat aan. Maar we hadden nu ook een zeer goed en niet duur hotel. We hadden geen lust meer, nog uit te gaan. Den volgende morgen lazen we de heiligen Mis en gingen toen Nizza eens bekijken.
Nizza is één der mooiste en druk bezochte badplaatsen der wereld. Gehele straten met prachtige hotels en rijke winkels. Maar het mooiste was aan de kust der Middelandse Zee. Eerst kwamen we door en prachtig plantsoen van palmbomen en toen aan zee. Deze was zo prachtig mooi - spiegelglad, blauw, hier en daar groenachtige kusten. De gehele kust langs was een mooie wandelweg - aan den eenen kant de zee, aan de andere kant mooie bergen, met bossen beplant en overal daartussen witte villa's. Plotseling echter viel er een stortregen en we moesten vluchten in een café op planken in zee gebouwd. Ofschoon het een mooi uitzicht had, begon het eindelijk toch te vervelen, want de regen duurde een uur lang onverminderd voort. Toen werd het echter mooi weer en we konden de rijkdom der stad bewonderen. Alles werkte mee om het daar mooi te maken, het is een buitengewone schone, zachte en lekkere lucht, een mooie stad, een prachtige zee en schitterende bergen. Tegen de avond keerden we nog eens naar de zee terug om de zonsondergang te zien. Ik heb nog nooit zulke mooie kleuren aan de hemel gezien.
Vrijdag om half zeven gingen we weer op reis. Na een uur waren we in Monte Carlo, in het onafhankelijke vorstendom Monaco, waar de grootste speelbank der wereld is en soms honderdduizenden verloren worden. We moesten dat toch ook eens zien, nu we er toch waren. De speelbank is in een prachtig paleis, waar alle mogelijke andere rijke zalen ook zijn voor andere vermakelijkheden. Het spelen zelf heb ik vroeger in het plevi al eens in Luzern gezien. Er staan lange groene tafels, waarop toestellen staan waarop gespeeld wordt. Ronde borden met verschillende vakken van verschillende kleuren en met cijfers voorzien. De spelers zetten op één of meer vakken één of meer goudstukken; een wijzer draait rond en waar hij blijft staan, is de winnaar. De man der speelbank schuift met een zilver harkje al de geldstukken naar de winner of haalt ze naar zich toe als de bank gewonnen heeft. En om de tafels verdringen zich de spelers, ieder met een hoopje goudstukken voor zich. Het zien alleen werkt hartstochtelijk.
Om het paleis heen is een groot park met palmbomen, vol donkere lanen en op één plaats (het gebouw staat op een grote rots) hoorden we vlak onder onze voeten de zee bruischen. Het is zo echter een plaats voor wanhopige spelers, om daar een einde aan zijn leven te maken, wat dan ook veel gebeurt.
's Avonds hadden we ook al wat in Monte Carlo rondgelopen, maar de volgende morgen konden we het beter zien - ik heb nog nooit zo'n schitterende plaats gezien. Het heeft maar 10.000 inwoners, en is tegen de bergen opgebouwd, maar alles even rijk - overal marmeren hotels en een prachtig uitzicht op de bergen en de zee.
Zaterdagmorgen om half elf vertrokken we van Monte Carlo. Na een uur waren we in Ventimiglia, op de Italiaanse grens. In Italië een groot verschil met Frankrijk - alles veel armoediger, slordig op de stations, kleine vervallen plaatsen. Maar een prachtige spoorreis langs de Azurenkust. Aan den enen kant de Middellandse Zee, aan de anderen zijde de Alpen. 's Avonds zeven uur waren we in Genua. Het was koud en winderig, en we moesten meer dan een uur op de trein wachten, die veel te laat was. Met grote moeite konden we een plaatsje in de trein krijgen. Het was een dringen en schelden van belang, verschillende mensen moesten staan in de gangen. Dat is meest zo met de Italiaanse treinen - alles stampvol. Dan moesten we tachtig tunnels door - de trein was vol benauwden rook. we waren blij dat we 's avonds in Pisa waren.
Pisa is maar een klein stil stadje van 30.000 inwoners, maar met een beroemden geschiedenis en prachtige gebouwen, zoals bijna iedere stad in Italië. We lazen er zondagmorgen de H.Mis en bezochten toen den middeleeuwse dam, de beroemde scheve toren, het kerkhof enz. Het was prachtig zacht zomerweer. Om één uur waren we aan het station waar we hoorden dat de trein een half uur te laat was (ook een gebrek in Italië). De spoorreis bij het mooie weer was mooi, maar we waren beiden bang in Rome 's avonds de deuren gesloten te vinden als de trein veel te laat kwam. We hadden niet geschreven dat we kwamen en konden zondags ook niet telegraferen. Kwart voor negen zondags waren we in het station van Rome. We waren nog een half uur gaans van huis. Een rijtuigje bracht ons slechts in een ogenblik aan de Concelana waar Schut uitstapte (vlakbij zijn huis) en een paar minuten later was ik ook in de Santa Maria dell'Anima, waar gelukkig de deur nog open was. Het was de mooiste reis geweest, die ik tot Rome gemaakt had.
Ik ben uitstekend gezond en hoop u allen hetzelfde. wees zo goed en groet tante Janke, broers, zusters, familie en weest hartelijke gegroet van uw zoon J. de Jong
Santa Maria dell'Anima. Verblijfplaats voor Duitse en Nederlandse priesters die studeren in Rome.