309 jaar Ameland & Oranje-Nassau: hoe ons eiland werd verkocht
Binnenkort hebben we sinds 123 jaar weer een Vrij- en Erfheer van Ameland namelijk koning Willem Alexander. In een eerder artikel lieten wij u weten hoe de familie aan deze titel is gekomen. Voor dit artikel gaan we 309 jaar terug in de tijd namelijk naar Ameland op 28 mei 1704. Toen vond er in het Slot van Ballum een belangrijke meeting plaats met hooggeplaatste gasten. Maar voor we het daarover gaan hebben, beginnen we eerst bij het begin.
Sinds vele eeuwen was Ameland in het bezit van de familie Van Cammingha, doch deze tak van de familie was uitgestorven. De erfgenamen besloten om hun belangen op Ameland te verkopen aan Johan Willem Friso erfstadhouder van Friesland, volgens de acte: Johan Willem Friso bij der gratie Gods Prince van Orange en Nassau, Grave van Catzenellebogen, Vianen, Dietz, Spiegelberg, Lingen, Meursz, Buuren, Leerdam, Marquijs van ter Veere en Vlissinen,Baron van Breda, Beijlstein,Litvelt, de stad Grave ende landen van Kuijk, Diest, Grimbergen, Hertsal, Kranendonk, Warneton, Arleij, Noseroij, St.Vit,Doesburg, Polanen, Willemstad, Neervaart, Ijselstein, Steenbergen, St. Maartensdijk, Geertruidenberg, Zevenbergen, d’Hoge en Lage Swaluwe, Naaldwijk, Erf Burgraaf van Antwerpen, en Besancon, Erf Marschalk van Holland, Erf Stadhouder en Capitain Generaal van Friesland, Stadhouder en Capitain Generaal van Groningen en Ommlanden, Generaal van d’Infanterie derVereenigde Nederlanden etc.etc.’.
De voorbereidingen van deze in die tijd belangwekkende transactie waren getroffen door de Rentmeester van Ameland en vertrouweling van de ‘Heren’ van Ameland, Gerbrandus Metz (stamvader van de familie Metz op Ameland!). Ook van belang bij deze transactie was de man van zijn zuster Rixt, Bavius Nauta Notaris Publicq. Gerbrandus Metz was al vele jaren op Ameland werkzaam als vertrouweling van de Heren van ons eiland. Omstreeks 1698 werd Gerbrandus aangesteld als Executeur, advocaat-fiscaal. Gerbrandus heeft veel werk verzet op Ameland in belang van zijn werkgevers. Zo is hij bijvoorbeeld naar Engeland getogen om daar het kweken van oesters te bestuderen en dit op Ameland toe te passen, de oesterbanken bij Ballum herinneren hier aan. Nadat Ameland in bezit van het Oranjehuis was gekomen, werd Gerbrandus in 1707 als rentmeester aangesteld en deze taak bleef hij vervullen tot in 1727.
Op 28 mei 1704, dus bijna 309 jaar geleden, werd Ameland verkocht aan Johan Willen Friso, stadhouder van Friesland. Deze transactie was, ook in die tijd, nogal ingrijpend. Met enige moeite is uit de akte van overdracht, die bewaard is gebleven, op te maken hoe het een en ander in zijn werk is gegaan.
Nadat eeuwenlang de Van Cammingha’s de erfheerlijkheid in hun bezit hadden gehad, kwam de erfheerlijkheid door vererving in het bezit van de familie Thoe Schwartzenburg en Hohenlansberg. Deze vererving vond in 1681 plaats toen Rixt van Donia (weduwe van Franciscus Duco van Cammingha) was overleden. Nadat de erfheerlijkheid drieëntwintig jaar in bezit van de familie Thoe Schwartzenburg was geweest, besloten de eigenaren de erfheerlijkheid te verkopen aan Johan Willem Friso. De akte van verkoop werd opgemaakt door Bavius Nauta zoals gemeld Notaris Publicq. Deze Bavius Nauta was niet alleen notaris maar ook eigenaar van Hartstate onder Deersum. Bavius had echter ook in Rinsumageest gewoond, alwaar Wilco van Holdinga (voormalige Vrijheer van Ameland) uit het geslacht Thoe Schwartzenburg woonde. Ze zullen elkaar dus al eerder gekend hebben. Bavius Nauta was een invloedrijk man: hij was Volmacht in de Staten van Friesland en Vroedman en Schepen van Leeuwarden en hij was, zoals eerder vermeld, getrouwd met Rixt Metz (de zuster van Gerbrandus). Er waren dus sterke lijnen met de top van het bestuur van Friesland. De verkoopakte werd op 5 mei 1704 ondertekend de verkopers waren:
Anna Dodonella van Burmania geboren Baronesse Thoe Schwartzenburg.
Edzert van Burmania
T.J. d’Goslinga
Fedsophia van Goslinga, weduwe van Wilco van Holdinga
Sicco van Goslinga, echtgenoot van Jannetta IJsabella Thoe Sschwartzenburg
De akten werd gezegeld met hun zegels in zwarte lak gedrukt.
Namens de nieuwe eigenaren werd de akte ondertekend door;
Zagheus van Gemmins tot Kingma,
‘Raad Ordinaris in den Hove van
Friesland’ als gelastigde van Hare
Hoogheid Amelia Vorstinnen
toe Anholt etc. douairière en
voogdes van zijne hoogheid
Johan Willem Friso, Prins van
Oranje-Nassau.'
In de koopakte werd onder andere het volgende bepaald:
Ten eerste dat de overeenkomst op een ‘welgelegen dag’ zou worden getransporteerd en wel op Ameland nadat de Volmachten en Burgemeesters van de drie dorpen waren gehoord en het nieuwe gezag zouden hebben erkend. Tevens zouden de Volmachten en Burgemeesters worden ontslagen van hun eed van trouw, gedaan aan de voormalige eigenaren van het eiland. Daarnaast zouden de benodigde brieven en boeken aan de nieuwe eigenaars worden overhandigd. De koopprijs werd vastgesteld op een bedrag van 170.000 carolus guldens die betaald moest worden in drie termijnen, de eerste termijn bij het passeren van de acte groot 70.000 carolus gulden, de tweede termijn op 1 mei 1705 groot 50.000 carolus guldens en op 1 mei 1706 het restant van 50.000 carolus gulden. Beiden in ‘klinkende gelde’ , kortom: in klinkende munt. Interessant is te weten wat de waarde of de opbrengsten van het eiland waren. We moeten bedenken dat er nog geen toerisme was en dus ook geen toeristenbelasting maar wel andere belastingen zoals in de verkoopakte wordt genoemd: ‘De opkomsten van Ameland volgens condities van verkoping Ao 1703 zijnde de netste uijtrekening min of meer ‘sjaars des volgende’: (letterlijk overgenomen)
’S lands huuren en geschenken te Nes f 1.500,-.-
,, ,, te Ballum f 840,-.-
,, ,, te Hollum f 171,-.-
Duijnpagten te Nes f 625 te Hollum en Ballum f 900 f 1525,-.-
De Oerdmesduin f 150 huijshuur te Nes f 63 f 213,-.-
Stranderien het eene jaar door het ander f 1500,-.-
Grondpagten en huijsstedegelden te Nes f 400,-.-
Axcijs van Wijn en Bier in de drie dorpen consenten
Comparatien en zeebrieven en breuken alles te samen f 250,-.-
----------------------+
te samen f6.399,-.-
Maar wat gebeurde er dan op 28 mei 1704 op Ameland?
Op 28 mei 1704 kwamen, na eerder gedane aankondiging, op het aloude Slot te Ballum de afgevaardigden bijeen van zowel de nieuwe als de oude Heren van Ameland. Tevens werden de Volmachten en Burgemeesters van de drie dorpen op Ameland uitgenodigd. Voorzover kan worden nagaan, waren de volgende personen op het Slot aanwezig:
Heer Alexander Wijdenburg, ontvanger generaal van ‘College der Edele Mogende Heeren Raaden ter Admiraliteit in Friesland’, als gelastigde van Vrouwe Anna Dondonella Baronesse thoe Schwartzenburg (echtvrouw van Heer Edzert van Burmania). Bij absentie van deze vertegenwoordigd door Bavius Nauta Notaris Publicq en Zagheus van Gemmins thoe Kingma
De Volmachten en Burgemeesters van de drie dorpen te weten:
Theunis Thijmens Meindert Remkes
Douwe Lieuwes Jetze Botes
Jan Ricks dit merk is bij
Remke Gerts Cornelis Ians Selffs gesteld
Reinder Jans Wietje Ynties
Douwe Theunis Broer Sjoerts
Domini Respens G(erbrandus) Metsz
Ysak Renau
En L. Osinga Notaris Publicq.
Aan de Aanwezigen wordt meegedeeld, door Zagheus van Gemmins thoe Kingma dat beloofd wordt dat de inwoners van Ameland in hun rechten en privileges zullen worden beschermd. Verder verklaart hij dat alles wat van een wettige Heer kan worden verlangd, gedaan zal worden en er bij dreigende situaties de helpende hand geboden zal worden. Vervolgens wordt op het verzoek van Zagheus van Gemmins thoe Kingma door de Volmachten en Burgemeesters verklaard dat ze hiermee eens zijnde, de eed van trouw zullen afleggen. De letterlijke tekst van dit deel luidt:
‘hebben wij Volmagten en Burgemeesteren voorts op vorderinge van de Heer Gemming toe Kingma raad ordinaris in den Hove van Friesland in qualiteit navolgende Eed van Trou en Hulde, exempt Wietje Ynties van Nes die bij tastinge onder Jaa en Nee en op hoogste Mannewaarheit ’t contenue van t’ Formulier der Eed heeft toegestaan, in handen van deselve afgelegt.
Ik belove en zwere Haar Hoogheit Amelia bij der Gratie etc.etc.etc. Douariere Moeder Voogdes van Zijn Hoogheit Johan Willem Friso bij der Gratie Gods Prince van Orange en Nassau etc.etc.etc. Onse Souveraine Heere en zijn Erven Getrouw ende onderdanig te zijn, desselfs schadens te verhoeden, desselfs Eere ende Nut te soeken, zonder eenige tegenseggen, onderdanig ende Gehoorzaam te wesen, ook geenderlei saken te beginnen, ende in den Rade niet te zijn, die tegens Haar ofte Zijne Hoogheit ofte derselver Erven in eeniger manieren wesen mag ende dat aan Haar in Zijne Hoogheits geregtigheit aan Renten als anders, zonder enige aftrek zal geven en daar af niets verduijsteren, en alzoo voortz na hoogste vermogens mij als een getrouw onderdaan tegens zijn Heere schuldig is te dragen.
Zoo Waarlijk helpe mij God almachtig.'
Deze eed werd namens de Amelanders uitgesproken door Wietje Ynties van Nes nadat de Volmachten en Burgemeesters van de drie dorpen met ja of nee hadden gestemd over deze eigendomsoverdracht. Nadat deze plechtigheden waren verlopen, werd aan de nieuwe eigenaar de sleutel van de voordeur van het Slot officieel overhandigd en werd een groene zode uit de erfheerlijkheids grond gestoken. In het vertrouwen dat door deze symbolische daad de overdracht in volle wettigheid was voltrokken. Tot slot toog het gezelschap naar buiten waar door het kanon menige schoten werden afgevuurd.
En zo kwam Ameland, nu ruim driehonderd jaar geleden, in het bezit van het Oranjehuis. En zo treedt Willem Alexander in de voetsporen van zijn moeder en wordt hij Erf- en Vrijheer van Ameland.
Gerbrandus Metz was, zoals aan het begin van dit stukje al is vermeld, een actief man. Hij ‘regelde’ veel voor zijn werkgevers. Toen Ameland in eigendom was overgegaan aan Johan Willem Friso stuurde Gerbrandus hem gerookte krabben, vier houtsnippen, een houtduif en enige lijsters. Gerbrandus was dan ook een verwoed jager. Niet lang na de overdracht van Ameland werd ten oosten van Buren de eendenkooi gebouwd. Ook hiervoor heeft Gerbrandus veel werk verzet. De oesterbanken waarover aan het begin van dit verhaal is gesproken, bevond zich zuidoostelijk van de Ballumersloot. In 1717 raast een storm over Ameland en alles stroomt onder water, de gevolgen zijn catastrofaal, het land is overal gescheurd. “ zodat men schier van t’eene dorp na t’ander niet kan met d’ waegen rijden’. De oesterbanken zijn aan een zijde vrijwel verdwenen, de naderkant kan nog geïnspecteerd worden. De eilanders hadden zich op het ergste voorbereid. De paarden, waaronder de prachtige Engelse en Arabische hengsten, hadden in de stallen van het Slot ‘tot t’lijf in t’wayter gestaen’. We kennen allen de eendenkooi en de kooiplaats ten oosten van Buren. Het kooihuis en de eendenkooi ook wel 'De Nassaukooi’, werd een jaar nadat Ameland in het bezit van Oranje Nassau was gekomen, gebouwd met de bedoeling hieruit opbrengsten te genereren.
Hoe verging het Ameland na 1704?
Met de verkoop van Ameland aan Johan Willem Friso kwam er in principe geen einde aan de Amelander onafhankelijkheid. Ameland bleef een vrije heerlijkheid, nu niet meer van de Van Cammingha’s maar van Johan Willem Friso. Op Ameland werd geen generaliteits- noch gewestelijke belastingen geheven. Wel stonden de dorpsgemeenschappen de Heer middelen ter dekking van de onkosten van het landschap toe. Zo had de Heer van Ameland o.m. het recht op de jacht op konijnen en het recht van de strandvonderij. Dus er is wat dat betreft niets veranderd na de overname. Verder was Ameland de Republiek en dus ook de provincie Friesland ver vooruit. Er was een volledige vrijheid van geloof tussen de hervormden, doopsgezinden en de rooms katholieken. We hebben kunnen lezen dat Amalia van Anhalt en Dessau, Ameland kocht voor haar zoon Johan Willen Friso. Helaas heeft Friso niet lang genoten van dit bezit: hij verdronk in 1711 in het Hollands Diep. Friso was op weg naar Den Haag om te onderhandelen over de nalatenschap van koning-stadhouder Willem III die in 1702 was overleden. De Koning van Pruisen meende aanspraken te maken op de erfenis van Willem III. Deze aanspraken waren volgens hem gegrond omdat hij via zijn moeder, de oudste dochter van Frederik Hendrik, verwant aan het huis van Oranje was. Echter Willem III had zijn neef Johan Willem Friso tot universeel erfgenaam benoemd. De partijen wilden geen rechter inschakelen maar de zaak in goed overleg oplossen hetgeen door de dood van Johan Willen Friso abrupt werd afgebroken. De Staten-Generaal, die als executeurs-testamentair waren benoemd, besloten de bezittingen te extraheren. Uiteindelijk werd in 1732 een akkoord bereikt over de erfeniskwestie. De koning van Pruisen kreeg over het algemeen alle goederen die buiten de huidige Benelux lagen en de Prins van Oranje de goederen daarbinnen.
In 1795 trokken de Fransen de republiek binnen en de stadhouderlijke familie vluchtte naar Engeland. Met het huis van Oranje-Nassau werd op 16 mei 1795, bij het Haagse Verdrag tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek, een officiële regeling getroffen waarbij de Bataafse Republiek het eigendom over de Nassause domeinen. Dit verdrag werd bevestigd in het vredesverdrag van Amiens van 1802. Vervolgens werden die afspraken in 1804 bevestigd in een overeenkomst tussen de Bataafse Republiek en het huis van Oranje-Nassau, waarin ook de schadeloosstelling werd geregeld.
Terug naar Ameland dan zien we dat de Heerlijke rechten in 1795 verbeurd verklaard werden. Daarop werd Ameland bij de provincie Friesland gevoegd! Pas in 1798 werd er op Ameland een gemeentebestuur geïnstalleerd en in 1801 werd Ameland officieel toegevoegd aan Friesland als 31e Grietenij en kwam er een einde aan haar formele onafhankelijkheid.
Interessant? Met 1 klik blijft u op de hoogte van de rijke Amelander historie: Follow @AmelandHistorie