Een bezoek aan den vuurtoren van Ameland in 1904

Het was een flinke wandeling, die we gemaakt hebben vanaf het dorpje Nes naar Hollum. Ruim twee uren bedraagt de afstand, doch we hebben er langer over gedaan, omdat we eerst een gedeelte van den weg door het duin hebben afgelegd.
Even buiten Nes hebben we het mooie nieuwe kerkje gezien, waarvan de stichting te danken is aan  pastoor O. A. Scholten , die reeds veertig jaren aldaar de herderlijke bediening waarneemt en 'die niet wenscht te rusten, alvorens de stichting geheel voltooid is. Zoo gaarne zou de grijze priester nog enkele glasschilderingen aangebracht zien, doch het ontbreekt hem aan het noodige bedrag. Tal van inlichtingen heeft hij ons gegeven en vele merkwaardigheden werden door Z.Eerw. meegedeeld..

We hebben gewandeld door het duin van het eiland, dat nauwelijks een half uur breedte heeft, en links konden we groote kudden runderen waarnemen op de algemeene weide, die bij hooge vloeden geheel over stroomd wordt. Ook tal van paarden zijn hier en daar aanwezig, en het Amelander ras is veel gezocht. De duinflora hebben we bewonderd om haren rijkdom en ware groote verscheidenheid. Bijna nergens vindt men.het Rondbladig Wintergroen zoo keurig in bloei en ook het nooit volprezen Parnaskruid komt hier menigvuldig voor. Op geen der andere Noordzee-eilanden bloeit de Zeedistel zoo fraai en zoo menigvuldig als hier, en het geneeskrachtige Duizendguldenkruid met zijn fraaie, roode bloempjes en bittere stengels kan men er bij handenvol plukken. De blauwe Klokjesgentiaan vertoont zich hier heerlijk tusschen bloeiende Struiken Dopheide en de Zonnedauw ontplooit op vele plaatsen haar blaadjes, om haar dierlijk voedsel, voor haar goede ontwikkeling zoo noodig, te ontvangen.

Het zou ons te ver voeren, om hier alle verscheidenheden van Amelands schoonen plantengroei mee te deelen, En ook vogels komen er veelvuldig in de duinvalleien voor. We mochten op onzen tocht kennis maken met verschillende soorten Zeezwaluwen en Meeuwen, waarvan we misschien de Groote Mantelmeeuw met haar leizwarte mantel- en vleugeldekvederen het meest hebben bewonderd. De Leeuwerik stijgt overal klapwiekend 'Omhoog en is in het ijle blauw der lucht met het oog niet te volgen, doch zijn getierelier verneemt men voortdurend. Kieviten, Tureluren en Scholeksters ontmoet men in elke vlakte Vuurtoren Amelanden verschillende Piepers en Kwikstaarten vliegen al wippende verder of rusten in het gezelschap van Paapjes en Tapuiten en nog tal van andere kleine vogelsoorten. Hier is een rijk studieveldzoo wel voor den vogel als voor den plantkundige.

We zijn gewandeld door het dorpje Ballum, dat vroeger de voornaamste plaats van het geheele eiland was en nu IS gedegradeerd tot het kleinste der drie kerkdorpen met nauwelijks vierhonderd bewoners. Op deze plaats werd vroeger het recht uitgeoefend en hier vond men ook den zetel der Regeering.

Tot 1829 heeft het eeuwenheugend kasteel der Vrij- en Erfheeren van Ameland, uit het geslacht der Cammingha's, hier gestaan als gedenkstuk van de voormalige grootheid van het eiland, en te bejammeren" is het zeker, dat het onder de hand des sloopers is moeten vallen.

En nu zijn we te Hollum, het grootste der dorpen, waar ongeveer 'de helft woont van Amelands bevolking, die 2400 zielen bedraagt. Aanzienlijk was hier vroeger het getal grootschippers of commandeurs, die ter koopvaart, vooral op de Oostzee, of ter walvischvangst naar Groenland voeren. Later telde Hollum een uitgebreide visschersvloot, doch men heeft de concurrentie tegen de trawlervisscherij niet kunnen volhouden, zoodat nu bijna alle schuiten verdwenen zijn. Men moet nu hoofdzakelijk leven van landbouw en veeteelt, terwijl in het zomergetijde nog een vijftigtal jonge mannen plaats vindt op de schepen, die van uit  Maassluis en Vlaardingen ter haringvisscherij uitzeilen. De kerk der hervormden is een groot gebouwen de steenen toren, zwaar van constructie, is voor de zeelieden een baak en was het vroeger nog meer, toen de vuurtoren niet aanwezig was.  

Wij gaan nu op weg naar Blijke of Bliek, een onbeduidend gehucht in het noordwestelijk gedeelte des eilands en gelegen bij de plaats, waar het voormalige dorp Sier door de golven is verzwolgen, en zoo komen we aan het doel van onzen tocht: den Amelander lichttoren. Van den hoofdopzichter, dien we in een der nette lichtwachterswoningen hebben aangetroffen, is
spoedig vergunning bekomen, om den reus te beklimmen, die zich slank verheft tot 57 Meter boven den volzee-waterspiegel. De toren staat op het noord-westelijk duin en heeft een hoogte van 55·3 Meter. Sedert 10 Mei 1881 waarschuwt hij den schepeling voor de gevaarlijke ondiepten, die aan zijn voet zijn gelegen. Tot op 20 zeemijlen is zijn wit draailicht zichtbaar, en dit vertoont elke halve minuut drie snel op elkander volgende schitteringen, gevolgd door een verduistering van 18 seconden, waardoor de zeeman steeds kan weten, welken toren hij voor zich heeft. De toren is bruin-rood geschilderd met horizontale witte" banden en ook bij dag op grooten afstand zichtbaar en dient dus zoowel voor binnen- als buitenschippers tot merk- en herkenningsteeken.

Als we den kolossus beklimmen, kunnen we elkander bijna niet verstaan, daar het geluid, door de aanraking van onze voeten met de ijzeren treden voortgebracht, luide weerklinkt. We zien, dat er twee torens om elkander heen gebouwd zijn en dat zich daartusschen stevige ijzeren zolders bevinden. Maar ook de ronde buiten- en binnenwanden zijn geheel van ijzeren platen Reeweg Nes Amelandvervaardigd, zoodat men duizenden verbindingsschroeven en moeren kan tellen, zoo men er behagen in heeft. Als we den opwaartsehen tocht langs de wenteltrappen hebben volbracht en eenigszins bij adem zijn gekomen, hebben we gelegenheid de mooie lantaarn met haar schitterende lenzen en prisma's te bezien, terwijl we door den torenwachter vriendelijk worden ingelicht omtrent het mechanisme, dat noodig is om dit kustvuur een draailicht te doen zijn. Alles ziet er keurig en zindelijk uit en getuigt van de goede zorgen, waaraan een en ander is toevertrouwd. Met de "meeste nauwlettendheid moet alles in orde gehouden worden, want een gebrek aan de machine zou den zeeman in gevaar kunnen brengen, zoodat voortdurend en nauwkeurig toezicht noodig is.

En nu willen we van den hoogen omgang af eens rondzien. Wanneer men plotseling naar omlaag ziet, wordt men min of meer door een huivering bevangen, en bijna onwillekeurig grijpt men zich vast aan het hekwerk, dat ons voor vallen behoedt. Het is bijna alsof men naar de diepte getrokken wordt en meermalen treft men op dergelijke hoogten menschen aan, die zich angstig terugtrekken binnen de torenwanden.

Als we den opwaartsehen tocht langs de wenteltrappen hebben volbracht en eenigszins bij adem zijn gekomen, hebben we gelegenheid de mooie lantaarn met haar schitterende lenzen en prisma's te bezien, terwijl we door den torenwachter vriendelijk worden ingelicht omtrent het mechanisme, dat noodig is om dit kustvuur een draailicht te doen zijn. Alles ziet er keurig en zindelijk uit en getuigt van de goede zorgen, waaraan een en ander is toevertrouwd. Met de meeste nauwlettendheid moet alles in orde gehouden worden, want een gebrek aan de machine zou den zeeman in gevaar kunnen brengen, zoodat voortdurend en nauwkeurig toezicht noodig is.

En nu willen we van den hoogen omgang af eens rondzien. Wanneer men plotseling naar omlaag ziet, wordt men min of meer door een huivering bevangen, en bijna onwillekeurig grijpt men zich vast aan het hekwerk, dat ons voor vallen behoedt. Het is bijna alsof men naar de diepte getrokken wordt en meermalen treft men op dergelijke hoogten menschen aan, die zich
angstig terugtrekken binnen de torenwanden. Wanneer we naar het Noorden zien, hebben we vóór ons de groote, rustelooze zee, waarop we enkele visschersschuiten ontwaren en heel aan den horizon zien we enkele rookzuilen van stoornbooten, die naar Hamburg of in tegenovergestelde richting koersen, Als straks het licht van dezen toren zijn schitteringen opnieuw vertoont, zal wellicht menig oog weder in deze richting Llikken en met gerustheid zal men voort kunnen gaan, wanneer men daardoor met zekerheid kan zeggen op den goeden weg te zijn. Maar ook in zee op grooten afstand van het strand branden geleidevuren op de lichtschepen, zood at men de gevaarlijke ondiepten als Noordsvaarder en Haaks kan mijden. Ook de zandvlakte, die zich hier kort bij den toren bevindt, is berucht en menig zeeman weet van het verraderlijke Bornrif te spreken. Wat al jammeren zijn daar vroeger geleden! Wat al een menschenlevens en handelsschatten zijn daar verloren gegaan in de onmiddellijke nabijheid van de kust! Wel heeft men van uit Hollum telkens geprobeerd zoo veel mogelijk te behouden, maar
als de door den stormwind opgezweepte golven door de vroegere Borne naar binnen joegen en het geheele rif in een kokende brandingzee herschiepen, dan kon men niet redden en met weemoed in het harte zag men zijn medernensohen door de golven verzwelgen. Menig lijk, dat na den storm op het strand werd geworpen, is hier onbeweend naar het graf gedragen, sterwijl men ginds zoo lief hem had."

Nu is de zee kalm, en aardig spelen de golfjes langs de vlakte, waarop verscheidene zeehonden zich koesteren in den zonneschijn. Door een grooten verrekijker kan men deze vinpootige dieren gemakkelijk waarnemen. Meermalen wordt er jacht op gemaakt, doch ze 1aten zich niet gemakkeiijk verschalken en gewoonlijk zijn ze reeds in de diepte verdwenen, alvorens men ze onder schot heeft gekregen. Sommige visschers, die als » robbenkloppers" bekend staan, weten somtijds een net voorbij de slapende zeehonden te laten drijven en kunnen dan zoo enkeledieren bemachtigen. 't Is voor die luitjes wel de moeite waard, daar men voor het dooden van een zeehond een rijkspremie van f 3·- ontvangt, zoo het gedoode dier een wijfje en van f 2.50, wanneer het een mannetje is. Bovendien kan men den zeehond nog verkoopen of geld maken voor het vel en voor de traan, die men uit het spek kan verkrijgen. Onze regeering werkt door het uitkeeren van deze premies mee, om de robben, die als vischverslinders bekend staan, zooveel mogelijk uit te roeien. We willen nu eens onze blikken naar het Westen wenden, waar zich over de smallen Bom eerst de uitgestrekte zandvlakte s de Boschplaat" als een dam tusschen Noordzee en Wadden bevindt. Nu het weer helder is, kan men enkele boerderijen op Oost-Terschelling waarnemen en ook ziet men nog flauwtjes de kerk te Hoorn, waaraan een eeuwenoude legende is verbonden. Ze is de volgende:         

De zeeroovers uit het Noorden hielden hier dikwijls op ergerlijke wijze huis en daarom verplichtte Karel de Groote de vrije Friezen tot den krijgsdienst. In de oude Friesche wetten leest men onder meer: »Zij behoeven niet verder ten heirvaart te trekken dan de Wezer ten oosten, het Flie ten westen, met ebbe uit en terug met vloed, om de kust te verdedigen des daags en des nachts tegen den Noordschen koning en tegen den wilden viking, met zwaard en schild, met spade en vork en met de Ballum Amelandspits van de speer." Ook werden aan de stranden burchten gebouwd, achter wier muren en borstweringen men zich kon verschansen. Zoo verschenen de stinsen van Gratinga, Harliga en Hams, die ook sedert lang verdwenen zijn. Maar met dit alles vermocht men niet de zeeschuimers, die als ware woestelingen slechts aasden op bloed en buit en zingenot, te keeren, en dikwijls werden de eilanden de plaatsen, waar de ergerlijkste tooneelen voorvielen. Zoo woonden ook eenmaal op het eiland Terschelling twee vrouwen, die haar' mannen in den strijd tegen de zeeroovers uit het Noorden hadden verloren. Zij wilden nu een bedehuis stichten ter gedachtenis dier gevallenen, waar ze dan zouden kunnen bidden voor de ziel hunner dierbare dooden. Doch, waar zou de erk moeten staan? De plek wisten zij niet te bepalen en daarom besloten ze, dit aan den almachtigen God over te laten. Men zou een roodbonten os, die hongerig was, op de groote, algemeene weide laten loopen, en waar dit dier zich ten slotte zou nedervlijen. daar zou de door God verkoren plaats voor het bedehuis zijn. Aldus geschiedde en de os legde zich neer op een moerassige plaats, niet ver van den zuidelijken duinrand. Daar heeft men toen een terp opgeworpen en hierop is het huis des gebeds verrezen, dat daar nog aanwezig is. Doch de beide vrouwen hebben niet veel genoegen van haar stichting beleefd, want nauwelijks was dit christelijk bedehuis verrezen of de Noormannen hadden het op een van hun strooptochten in een heidensch tempelgebouw veranderd. In den noordermuur werd een laag deurtje aangebracht, waardoor men slechts in gebogen houding kon gaan, waarmee een gedwongen hulde aan den onderdrukker werd bewezen. Boven dif deurtje prijkte de steenen kop van het everzwijn, het geweldige gewijde dier der Germanen. Als we hier bleven tot den avond, zou men ook kunnen waarnemen het kustlicht van Terschelling, dat ontstoken wordt op den Brandaris, die even hoog is als de toren, waarop wij ons bevinden. De Brandaris is reeds voor 1500 gebouwd en in 1594 voor het eerst gerestaureerd. Vroeger brandde men op het plat van dezen vierkanten steenen kolossus een gewoon vuur, doch sedert 1 November 1864 wordt hier elken avond ontstoken een wit vast licht, dat ook tot op 20 zeemijlen zichtbaar is.

Als we onze blikken meer zuidwaarts laten weiden over de ondiepe Waddenzee, dan vallen ze op plaatsen waar vroeger veel land is geweest, dat ook door de zee is verzwolgen. Zoo ligt nog ten zuidoosten van Terschelling het onbewoonde eiland Griend of Gryn, thans slechts 30 H. A. groot, als overblijfsel van een uitgebreide welvarende streek. Daar ook heeft vroeger een stad gestaan met grachten en wallen en een bloeiende parochieschool, gesticht door de Norbertijner monniken van Mariëngaard.
Aan het hoofd dier school stond de Friesche magister Ubbo van Wanswerd, die als Ubbo van 't Gryn algemeene bekendheid heeft verworven. Het uitgestrekte landschap, dat grootendeels toebehoorde aan de ordebroeders van Mariëndal en aan de geestelijke heeren van Luynkerk, is bijna geheel verzwolgen door de zee, en ook het nietig plekje, dat overgebleven is, wordt bij hooge vloeden geheel overstroomd. In het voorjaar biedt het broedplaats aan duizenden vogels, hoofdzakelijk meeuwen, sterns en ruitersoorten, en de donkerblauwe strandbloem (Statice limonium) bekoort er het oog. Doch waarde schijnt het voor niemand meer te hebben, want het gras wordt er niet meer gemaaid en geen vee wordt er meer geweid. Van de stad is niets meer overgebleven dan enkele zware Friesche baksteenen, hier en daar verspreid, terwijl door oestervisschers aan het strand nog eens een paar oude regenputten zijn ontdekt. Een drietal houten kapen wijzen de plek aan, die de zeeman heeft te mijden, omdat ze voor hem gevaar oplevert. 

Nog meerdere zandplaten vindt men tusschen de eilanden en het vaste land en slechts geulen zijn hier en daar aanwezig, waardoor visschers en schippers een weg kunnen zoeken. De naam Wadden beteekent doorwaadbare plaats en is dus wel Schipper Jacob Folkerts Vissergeschikt voor dit zeegebied, dat misschien nog wel eens weer aan de baren ontwoekerd zal worden.

Vanaf het hooge standpunt, dat wij thans in letterlijken zin innemen, kunnen we naar het Zuiden over de Waddenzee heen zien en tal van kerktorens vallen in het oog, wanneer wij het richten naar Frieslands vette kleistreken. Nabij den spichtigen toren van Holwerd zien wij afvaren de motorboot Ameland, die een- of tweemaal per dag de postgemeenschap tusschen dit eiland
en den vasten wal onderhoudt en die een wenschelijke verbetering voor het verkeer heeft gebracht in vergelijking met voor eenige jaren, toen alles nog per zeilschip moest gebeuren. Alleen des winters is het nog moeilijk het postverkeer geregeld te doen doorgaan, wanneer het ijs nog niet sterk genoeg is, om daarover den tocht te doen. Meermalen heeft men vroeger zulks bewerkstelligd langs den aanslibdam, die was aangelegd door de Friesche Maatschappij voor landaanwinning, doch die is weder voor een gedeelte weggeslagen.

En nu willen we ten slotte nog eens over het eiland blikken, om daarna weder tot de aarde terug te keeren. Het valt ons dan op, dat de bewoners van dit 3 1/2-uur Iange eiland allen bij elkander op de dorpen wonen. Boerderijen daartusschen vindt men nergens. Het vee graast in groote troepen op de algemeene weiden of in het duin en wordt des avonds door den herder naar de stallen gedreven. Diep uitgetreden paden wijzen dan gewoonlijk de plaatsen aan, waarlangs de runderen achter elkander naar binnen zijn gegaan.

Bij hooge vloeden zijn meermalen geheele koppels koeien verdronken, en veel schade werd er dan dikwijls aangericht op de landerijen. Ook zandstuivingen hebben meermalen het vruchtbare land benadeeld en den oogst doen mislukken.

De vriendelijke dorpen Hollum, Ballum en Nes zijn door ons bekeken. In het laatstgenoemde vindt men het gemeentehuis en daar woont ook de burgemeester. In de nabijheid er van is op het duin geplaatst een net badpaviljoen en in de laatste jaren heeft dit plekje de aandacht getrokken van verschillende lieden, die eenigen tijd aan een rustige plaats willen vertoeven. Met het oog op dit toenemend vreemdelingenverkeer heeft men er vóór goed logies gezorgd. Amusementen zoekt men er te vergeefs, doch de met zout bezwangerde lucht geeft herstel van krachten én nieuwe veerkracht aan een overprikkeld gestel. Ten oosten van Nes ligt nog het gehucht Buren en nog verder ziet men de eendenkooi, waarin des winters dikwijls tal van wilde eenden, talingen, slobben en pijlstaarten gevangen worden. Verder nog wat duinen en een kale vlakte en men heeft voor zich de wijde gaping tusschen Ameland en Schiermonnikoog, waarin zich bevindt de groote Engelschmansplaat.

We zeggen den vriendelijken lichtwachter hiermee hartelijk dank voor al de inlichtingen, die hij ons heeft verstrekt, om weder naar beneden te gaan. Een wandeling langs het vaste strand brengt ons in twee uren terug naar het badpaviljoen en in de nabijheid van Nes, van waar we den volgenden morgen weder hopen te vertrekken.

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>