De Amelander Arrenslee
De naam arrenslee is een verbastering van narrenslee, een slede van een nar. Hierbij heeft het woordje 'nar' betrekking op de bellen. Omdat deze sleeën snel maar vrijwel geruisloos over de sneeuw voortbewegen, zijn de gebruikte paardentuigen voorzien van een riem met ('narren')belletjes, zodat voetgangers op tijd het pad vrij kunnen maken.
Op Ameland is bekend dat de eigenaardige slee rond het jaar 1700 in gebruik is genomen. Mede door door de kou en de slecht begaanbare wegen kon men niet van het rijtuigvervoer gebruik maken waardoor een slee de enige vervoersmogelijkheid voor de boeren was.
Op Ameland zijn nog een zeventig tal arrensleeën in privebezit. Bijzonder is dat men tussen die sleeën onderscheid kan maken: op de westkant van het eiland hebben de sledes een lichtblauwe kleur (protestants) en aan de oostkant is dit de kleur groen (rooms-katholiek).Tevens zit voor op de romp meestal een beeltenis van een paard of een beeldje met de initailen van de eigenaar.
Op Ameland zijn nog steeds twee soorten arrensleeën bewaard gebleven: de werkslee (Terschelinger arrenslee) en de eigen Amelander soorten, die zich typerend qua kleur sterk onderscheiden met de Friese arresleeën. Hierbij staan namelijk de glijders hoger en weider uit elkaar zodat bij een sterke oosterwind sneeuwduinen gemakkelijker zijn te doorkruisen.
De Amelander Arrensleee profileert zich te meer doordat bij restauratie vaak een drietal verschillende soorten hout aangetroffen worden aangezien de slee altijd van strandhout gemaakt werd.
Familie de Jong uit Buren met een Amelander Arrenslee (roomse variant)
Gebroerders Piet en Theo Ynsen met een Amelander Arrenslede (protestanse variant)
Tegenwoordig worden deze prachtige meesterwerken alleen nog tijdens de winter gebruikt zodat eilandbewoners en bezoekers ze kunnen bezichtigen. Er wordt dan een wedstrijd op het Amelander vliegveld georganisseerd waarbij de Amelander sleeën weer in hun oude glorie terug keren. De paarden met hun rinkelende bellen zijn dan van verre te horen.
De strenge winter van 1929
‘Herinnering aan mijn tocht over ijs van Holwerd naar Ameland 20 februari 1929’, is de tekst op de achterkant. Dat is interessant: een dichtgevroren Waddenzee! De zoektocht naar meer informatie levert een verhaal op van een zekere heer Heeringa.
‘Naar mijn gevoelen is de winter van 1929 uit deze eeuw dus, waaraan ik een heel goede herinnering heb, tot dusver de strengste, wat duur en graden vorst betreft. Het leek eerst een kwakkelwinter te worden maar het kwik steeg dikwijls beneden de twintig graden.
De Waddenzee raakte dicht, de boot naar Ameland voer niet meer en diverse zeelieden van het eiland bleven in Holwerd hangen, waar zij lange tijd in de beide herbergen een goed onderkomen vonden. Hotel de “Gouden Klok” had toen pas zijn benedenzaal gerestaureerd en werd voor het steeds meer toenemend drukke verkeer ingewijd. Het leek of ’t hoogseizoen was midden in de zomer.
De Amelander arren kwamen voor den dag, niet zozeer alleen voor plezier, als ook om brandstoffen, levensmiddelen, klompen en wat dies meer zijn, van de vaste wal te halen. Bijna elke dag was een evenement, steeds trok een lange sliert van mensen heen en weer. Vooral het aankomen van de eerste arresleden, wel 10 of meer in getal, van alle Amelander dropen naar hier komend, was een machtig mooi schouwspel. In het zeedijkhuisje –destijds nog café- was het ook elke dagvol met mensen, men dronk er tegen de koude warme koffie of cognacgroc.
Er werd een ijsfeest gehouden op het wad aan de wester zeedijk te Holwerd. Mooie arresleden verschenen op het toneel. Het was een lust voor de ogen. Een de rander dravers raakte op de loop, een dame kwam te vallen en brak haar been. Het versnaperingstentje van de heer Tabe Hoekstra werd onder de voet gelopen, koek en chocolade en wat diens meer zij stoof naar alle kante.’