Erf- en vrijvrouwe van Ameland
Door Jan A. Blaak
In 2013 herdenkt Nederland dat het 123 jaar vrouwen als staatshoofd heeft. Het begon met koningin Emma, die in november 1890 regentes werd voor haar minderjarige dochtertje Wilhelmina, door het overlijden van koning Willem de Derde als tienjarig meisje koningin geworden. In de wetten en koninklijke besluiten staat in de aanhef, dat de koningin bij de gratie Gods, Koningin is der Nederlanden. Van haar verdere titels wordt dan nog vermeld die van Prinses van Oranje-Nassau en dan volgt: enz. enz. enz. Dat slaat op een hele reeks titels, tientallen zelfs. Een van de vele titels is Erf- en Vrijvrouwe van Ameland. En in 2013 wordt het Erf- en Vrijheer van Ameland. Interessant is te weten hoe deze titel tot stand is gekomen, daarom duiken we eens in de geschiedenis. Ameland, nu beter bekend als een toeristeneiland en door de paardentractie, was in de zestiende eeuw een soort madurodam binnen de Republiek. Het werd in die tijd geregeerd door de Cammingha's, die er sedert de veertiende eeuw een soort dynastie hadden gevestigd. Van achter de dikke muren van hun in begin 1400 gebouwde en in 1604 nogmaals vernieuwde burcht, de Jelmera-State te Ballum, hebben ze enige eeuwen geregeerd over de ca. 2000 boeren, vissers en zeelieden, die het eiland bewoonden. Het eiland, dat hooguit onder het protectoraat van de Republiek stond, hield er niet een eigen rechtspleging, defensie en volksvertegenwoordiging op na, maar voerde bovendien een zelfstandige buitenlandse politiek. Volgens J. Houwink in Staatskundige en Rechtsgeschiedenis van Ameland tot deze eeuw, uitgave 1899, ondertekende b.v. Ameland de Unie van Utrecht (1579) niet en bleef het neutraal tijdens de 80-jarige oorlog en de Engelse oorlogen, wat vanzelfsprekend af en toe moeilijkheden met de Republiek tot gevolg had. Nog in 1654 sloot het eiland zelfs een neutraliteitsverdrag met Cromwell, de machtige Lort-Protector van Engeland. Volgens de verhalen werden de twee Amelandse gezanten, Liemme Pieters en Dirck Douwes buitengewoon door Cromwell ontvangen.
De traditie getrouw erkenden de Cammingha's het oppergezag van de Duitse keizer en werden ze op hun beurt door deze steeds weer bevestigd in hun rechten. Tot zelfs in 1672 had de keizer nog bemoeienis met Ameland.
Volgens prof. mr. Van Blom in De onzijdigheidsverklaringen van Ameland, maakte Pieter van Cammingha, de 2e man van Sjouck van Ockinga, een uitstekend gebruik van zijn onafhankelijkheid. In 1629 reisde hij naar Brussel en wist van de Spaanse regering aldaar opnieuw een neutraliteitsverklaring los te krijgen in ruil voor het in vrijheid beoefenen van de roomse godsdienst in zijn domein. De bekende Zuidnederlandse Jezuïtenpater Carbonellius, die reeds in 1614 een bezoek aan Ameland gebracht had, regelde verder deze aangelegenheid. Uit verschillende brieven blijkt, dat Carbonellius goed over de Cammingha's is ingelicht. Hij schrijft o.a. dat de Heer van Ameland in hoofdzaak leeft van de oude kloostergoederen van het klooster Foswerd, dat in vroegere tijden op het eiland gevestigd was geweest.
Pieter van Cammingha wordt beschreven als zijnde de Roomsen goed gezind en zeer intelligent, terwijl zijn vrouw Sjouck, als behorende tot de R.K.-kerk wordt voorgesteld. Carbonellius besluit zijn brief met een overigens is er op het eiland generlei vreugde te smaken, alleen maar arbeid. Met het vestigen van de Jezuïtenorde op het eiland, verkregen de Amelanders doorvaart en vrijheid van vissen in de Spaanse wateren. De Jezuïet-priester van Ameland verstrekte voortaan de schippers van het eiland een soort van zeebrief, ter aanbeveling van de zeer Christelijke koning van Spanje, en met het verzoek hen niet lastig te vallen.
Raadszaal Ballum Ameland waar op de achtergrond de koninklijke familie altijd haar vaste patroon als erfheerschap haar rol inneemt.
Saepck van Vervou
Aan de geschiedenis van het Ameland uit de zeventiende eeuw is ook de naam van een voorname edelvrouw verbonden, de laatste nazaat van de even belangrijke als beruchte Friese edelman Hessel van Martena. Het is Saepck van Vervou. Met deze in 1613 in het Martenahuis te Franeker geboren jonkvrouw herleefde in deze oude stins nog eenmaal de luister en de glans van een wegstervend riddergeslacht. Nog steeds bevindt zich in de hal van dit in 1498 door Hessel van Martena gestichte ridderhuis het geschilderd portret van Saepck van Vervou, enig kind uit het huwelijk van jonker Hessel Raes van Vervou en Sjouck van Ockinga.
Ze is achttien jaar als ze door de schilder geportretteerd wordt, in alle voornaamheid' een vorstin waardig. Fier is haar houding, prachtig de kledij, kostbaar de sieraden waar ze mee getooid is, schoon en zelfbewust is het gelaat van deze rijke erfdochter, de laatste telg uit machtige roemrijke geslachten.
Maar toch, ondanks dit alles, wordt deze stralende levensrnorgen reeds getekend door rouwen droefheid. Rouw over haar vroeg gestorven vader, verlangen naar haar moeder, die hertrouwd is met jonker Pieter van Cammingha, de vrijheer van Ameland en reeds enige jaren op Jelmera-state te Ballum op het moeilijk berijkbare Ameland. Saepck bracht haar jeugd door op het Martenahuis bij haar grootmoeder Jel van Ostheim, die in het verleden een gedeelte van het Martenahuis beschikbaar had gesteld aan de ouders van de bekende Anna Maria Schuunnan. In het Rijksarchief bevindt zich een brief uit 1627, geschreven door Anna Maria van Schuurman (de enige die bewaard is gebleven), gericht aan Jel van Ostheim, waarin ook Saepck wordt genoemd. Met de Franeker Hogeschool is Saepck haar leven lang innig verbonden gebleven. Nauwelijks heeft ze daar de lessen varn diverse professoren gevolgd, hoewel ze naar de regels van die dagen niet als studente kon worden ingeschreven.
Huwelijk
In maart 1638 stierf haar stiefvader Pieter van Cammingha kinderloos op de Jelmerastate te Ballum. Zijn in 1592 geboren broer Wytze, die ongehuwd was, volgde hem op als vrijheer van Ameland. In dat zelfde jaar huwde Wytze van Cammingha met de meer dan 20 jaar jongere Saepck van Vervou, de stiefdochter van zijn overleden broer Pieter, waardoor men getracht heeft macht en bezit in de hand te houden. Het huwelijk zal, evenals dat van haar moeder Sjouck, met grote luister op de Jelmerastate te Ballum zijn gevierd. Maar de zinspreuk: Nemo sine cruce (geen één zonder kruis), die men tot 1829, toen het slot werd afgebroken, op de slotpoort kon lezen, werd door de laatste telgen van het Cammingha geslacht een harde realiteit. De mannelijke afstammelingen stierven allen in de kracht van hun leven, ook vrijheer Wytze. In 1637 liet het echtpaar op het Martenahuis, door Mr. Jacob van Ghemmenich, Advokaat voor den have, een reciproque (wederkerig) testament opmaken. Het huwelijk was van korte duur. In maart 1640 lag in het slot te Ballum een doodzieke Wytze. En toen jonker Wytze van Cammingha tot de conclusie kwam, dat hij niet meer lang te leven had en evenals zijn broers kinderloos zou sterven, stelde hij een daad die de oorzaak zou worden van vele verwikkelingen. Hij ontbood namelijk Ds. Petrus Amoldus, de dominee op het eiland (van 1629-1640), en gaf deze opdracht het op het Martenahuis berustende testament van 1637 uit Franeker te halen.
Rumoer om een testament
Volgens prof. mr. J.W. Crane, in Herinnering Martenahuis, werd onder auspiciën van de stervende jonker, 14 november 1640 op het slot te Ballum opnieuw een mutueel (wederzijds) testament gemaakt. In dit testament stond o.a. de bepaling, dat zo zijn echtgenoot weder mocht hertrouwen en uit dat huwelijk een zoon werd geboren die zij naar hem Wytze van Cammingha zou noemen, dan stelde hij deze tot erfgenaam, eeuwig en erfelijk. Het is begrijpelijk, dat de andere leden van de familie Cammingha niet bepaald enthousiast waren over een testament, dat hen zonder meer onterfde. Temeer daar de weduwe in kwestie een knappe jonge vrouw van nog maar amper 27 jaar was. Deze stunt van Heer Wytze werd dan ook aanleiding tot een paleisrevolutie bij de Cammingha's. Een zwager van Saepck, de Pommerense edelman, de Kapitein-Majoor Von Zhun, die met een zuster van de overleden vrijheer was gehuwd, trok nogal vel van leer tegen het testament van Heer Wytze. Het gelukte hem zelfs een begin van een kleine oorlog op Ameland te ontketenen, die echter dankzij de voortschrijdende democratisering van de eilander bevolking en een stille wenk van de Duitse keizer snel werd bezworen. Saepck ging na deze wederwaardigheden weer op het Martenahuis wonen, waar ze in pracht en praal als een vorstin leefde. Ze had blijkbaar een zwak voor oudere mannen, want in 1643 trad ze voor de tweede maal in het huwelijk. Nu met de toen 56-jarige ridder Joachim Andreae, een te Stralsund (Pommeren) geboren edelman. Joachim Andreae was een man van grote bekwaamheden, die - nadat hij in 1607 als student aan de Hogeschool te Franeker werd ingeschreven - met goed gevolg zijn studies hier beëindigde. In 1613 werd hij aan de genoemde Hogeschool aangesteld als professor in de natuur- en zedekunde, een benoeming die twee jaar later werd uitgebreid met een professorraad in de rechten. Nadat hij in 1620 tot Raadsheer aan het hof van Friesland werd benoemd, trad hij in het huwelijk met de rijke erfdochter Ansk van Burmania. Uit dit huwelijk werden 3 kinderen geboren, die reeds volwassen waren toen Andreae, na het overlijden van Ansk, hertrouwde met Saepck van Vervou. Tijdens de periode van zijn tweede huwelijk woonde hij met Saepck op het Martenahuis te Franeker, waar men hem al spoedig tot curator der Hogeschool benoemde. Bovendien bekleedde Andreae ook nog hoge staatsambten, uit hoofde waarvan hij o.a. 18 april 1648, als voorzitter namens Friesland van Hun Hoog Mogenden de Staten-Generaal, de ratificatie der vrede van Münster tekende. Ook Joachim Andreae was niet een lang leven beschoren, in 1655 stierfhij op het Martenahuis en werd te Leeuwarden in het graf van zijn eerste vrouw bijgezet. Nog een 16 jaren heeft Saepck van Vervou, volgens de overlevering levend in grote pracht, op het Martenahuis, hem als weduwe overleefd.
Graaf Johan Maurits van Nassau
Toen 27 december 1664, of zoals op de Mauritssteen te Franeker staat afgebeiteld, 6 januari 1665, oude stijl, vorst Johan Maurits van Nassau het ongeluk had door de Dijkstraatbrug aldaar te zakken, heeft Saepck deze vorst een tijdlang op Martenahuis verpleegd. Ze was er getuige van hoe Johan Maurits bij haar op het Martenahuis door de Franeker notaris Pieter Rudolphi zijn testament liet opmaken. Dit testament werd vervolgens de rector en senaat der Hogeschool in bewaring gegeven, waar het tot september 1670 bewaard is gebleven. Daar de wetenschap haar bijzonder interesseerde, onderhield Saepck vriendschappelijke betrekkingen met de professoren van de Hogeschool.
Overleden
Op zaterdag 28 januari 1671 stierf op het Martenahuis, nog maar nauwelijks 58 jaar oud, Saepck van Vervou - de doot siet aen noch adel, staet noch pracht -. terstond na haar overlijden werden haar nagelaten goederen door de president der stad verzegeld, maar de Universiteit eiste de voorrang in deze verzegeling en bepaalde dat het segel der academie het segel der stadt soude werden gestelt, een onverkwikkelijke aangelegenheid overigens. Met grote statie en onder klokgelui werd de laatste afstammeling uit de hoofdtak der stichter van het Martenahuis bijgezet in de familiegrafkelder die zich bevond in de Martinikerk te Franeker. Ook haar wapenschild werd naast dat van haar vader en grootvader opgehangen in de Martinikerk, waar het tijdens de revolutiegolf van 1796 het lot deelde van de andere in deze kerk aanwezige rouwborden. Het testament dat Saepck drie weken voor haar heengaan liet opmaken, bevatte naast de gebruikelijke legateringen aan personeel enz. enige raadselachtige bepalingen voor haar erfgenamen. Waarschijnlijk heeft ze nog een laatste krampachtige poging willen doen om het vrijheerschap van Ameland in haar familie te laten voortduren. Vandaar dit ingewikkelde testament. Ook schijnt een reeks door Frederik van Vervou (haar grootvader) ingestelde fideïcommis (erfstelling over de hand, d.w.z. de beschikking der erfgenamen over het nagelatene wordt beperkt door regeling van latere vererving) een nogal moeilijk te verteren brok te zijn geweest. Van haar erfgenamen, die volgens de bepalingen van het testament binnen 24 uur een beslissing dienden te nemen, aanvaarde niemand de erfenis. In publieke akten, betrekking hebbende op het Martenahuis, werden ze in het vervolg onder de verzamelnaam: de erven van mevrouw Andreae genoemd. Uit de gepubliceerde lijsten van haar onroerende goederen straalt nog eenmaal de glorie van geslachten als de Martena's, Egmonden, Vervou en de Camminga's. Liefhebbers van Antiek zullen watertanden als ze horen over een hemelbed met groenzijden behangsels of over acht brocade stoelen met gouden bloemen bestikt (brocaat is zijden stof, waarvan de patronen zijn ingeweven met metalen draden, in dit geval waren de bloem patronen er met draad van zuiver goud op gestikt). Ook op de lijsten vermelde diamanten braceletten (armbanden) en de 2 diti pendants (hangsieraden) zullen de moeite van aanzien waard zijn geweest.
Saepck van Vervou met haar hondje
Fusies
Met Saepck van Vervou ging een laatste exponent van roemruchte geslachten heen. Nauw was ze verwant aan het geslacht Egmond, één van de oudste en aanzienlijkste geslachten in de Nederlanden. De z.g. geuzengeneratie van dit geslacht, uit de tak Egmond-Meresteijn, werden allen geboren op het Martenahuis te Franeker. Zoals in onze tijd de machtigen op het gebied van handel en bedrijf om zich staande te houden en bloc gaan fuseren, viel ook in de 17e eeuw een dergelijke tendens bij de Noord-Nederlandse adel te bespeuren. De adel, grotendeels verarmd door de 80 jarige oorlog, zag zich geplaatst tegenover een machtige regentenkaste, die zich gevormd had uit de ondernemende en rijkgeworden koopmansstand. Deze plaatsing van de adel tegenover een zich veranderende maatschappij, die hen gaandeweg uit de oude bevoorrechte posities terugdrong, werd de tragiek in het leven van Saepck van Vervou. Uit eigen wil en niet als een onmondige - zoals men wel eens suggereerd - heeft Saepck gekozen. Ze heeft zich volledig voor de handhaving van de macht en de glorie van haar familie ingezet.
Dit zal dan ook de reden zijn geweest, dat ze mogelijk op instigatie van haar moeder, maar beslist niet naar de inspraak van haar hart, huwde met een man die wel oud en afgeleeft mocht zijn, maar geld, macht, een uitgestrekt grondgebied en bovendien de klinkende titel van vrijheer bezat. Het povere ideaal van het zich alleen richten op macht en rijkdom, bracht haar niets anders dan moeiten en zorgen. Door haar eerste huwelijk kwam ze in een moeras van verwikkelingen terecht die haar de wijk deden nemen naar het oude vertrouwde Martenahuis. Met behoud van al haar titels, macht en rijkdom huwde ze daar voor de tweede maal en weer met een man op leeftijd. Wel droeg dit huwelijk een geheel ander karakter, men kan niet aan de indruk ontkomen dat ze verbijsterd door alle teleurstelling die ze ondervonden had, steun zocht bij een oudere man, die door zijn grote kennis en bekwaamheden haar kon leiden. Ontegenzeggelijk bezat Joachim Andreae deze capaciteiten. De jaren met hem doorgebracht, zullen haar slechtste niet zijn geweest.
Worsteling
In feite is het leven van Saepck van Vervou één grote worsteling geweest om de macht en het bezit van haar familie te vrijwaren. Tot in de laatste uren van haar leven zal het haar hebben benauwd, dat de zegepraal van deze strijd om de voortzetting van de macht door haar familie, afhing van een beslissing binnen 24 uren. Naar de mens gesproken zal haar sterven niet een inslapen zonder zorgen zijn geweest. Haar jarenlange strijd was echter tevergeefs gevoerd, want een beslissing werd door haar erven niet genomen. Evenals op Ameland, waar in 1680 de laatste der Cammingha's kinderloos stierf, werd ook haar de erfenis van de Cammingha's voor de erven van Rixt van Donia, douariére van Jhr. Watse van Cammingha, tot aan 1704 een slepende zaak. Maar in dat jaar kocht prinses Henriëtte Amalia, de weduwe van de Friese stadhouder Hendrik Casimir 11, ten behoeve van haar zoon Johan Willem Friso, de heerlijkheid Ameland voor 1.170.000,- benevens 1 10.000,- koopkosten. Alle rechten en titels gingen op de koper over, ook de eens door Saepck van Vervou gedragen titel van vrijvrouwe van Ameland. Sindsdien is deze titel aan het Huis van Oranje verbonden gebleven, vandaar dat H.M. de Koningin tot op de huidige dag onder al haar andere titels, nog immer ook die van Vrijvrouwe van Ameland is blijven voeren. Op 30 april 2013 zal Willem Alexander gekroond worden tot koning over Nederland, en veranderd de titel in: Erf- en Vrijheer van Ameland.