Belangrijke rol Ameland bij 200 jaar KNRM
Een bijzondere lezing, op een bijzondere dag en een bijzondere locatie. Op 11 november was het namelijk 200 jaar geleden dat de KNRM (beter gezegd de voorlopers van de Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij) werd opgericht. Waar kun je op twee eeuwen reddingswerk beter terugblikken dan in het maritiem museum Abraham Fock, het museum dat is genoemd naar een van de vijf oprichters van de KNRM. Het bijzondere karakter van deze avond bestond hierin dat er niet alleen werd verhaald over het wel en wee van het reddingswezen, er werden ook films vertoond van acties en bemanningsleden van de KNRM deden uitleg over opleidingen en de nieuwbouw in de Ballumerbocht.
De belangstelling was overweldigend. De filmzaal was tot de laatste plaats bezet. Ook veel KNRM-mannen waren op deze avond afgekomen. Bescheidenheid siert hen, want zij namen genoegen met een staanplaats achter in de hal.
De bezoekers luisterden aandachtig naar Joke Mosterman-Van Doorn, die haar verhaal begon met de vroege herfststorm van 14 oktober 1824, waarbij langs de Nederlandse kust achttien schepen vergingen. Voor Ballum trof de Louisa Augusta dat lot. De wagenaars konden de trossen niet te pakken krijgen. Dat lukte de jongens Kersje Meester en Jan Koster wel. Te paard gingen ze naar het schip, ze maakten verbinding en, op de kapitein na, konden alle opvarenden worden gered.
Ronduit tragisch verliep de redding bij Huisduinen, waar fregat De Vreede met de Amelander kapitein Cornelis de Boer en veel Amelander bemanningsleden in zwaar weer kwam. Redders hadden al elf opvarenden aan land gebracht, maar bij de derde poging sloeg de boot om en verdronken alle roeiers, op een na, en de Amelanders die ze aan boord hadden.
Deze gebeurtenissen resulteerden een maand later in de oprichting van twee reddingsmaatschappijen. Zij waren niet de eersten, in Engeland kwam in 1822 een schip in nood bij het eiland Man. Toevallig was de welgestelde William Hillary in de buurt, hij trommelde zeelieden op die alle opvarenden redden en daarvoor door Hillary persoonlijk werden uitbetaald. Samen met andere weldoeners richtte Hillary twee jaar later een reddingmaatschappij op die, net als in Nederland, moest bestaan van giften en schenkingen.
De NZHRM (Noord- en Zuidhollandse Reddingmaatschappij) liet zogenaamde Groenlandse boten bouwen, waarvan het eerste exemplaar in Nes werd gestationeerd. Op 6 februari 1825 werd, onder leiding van schipper Claes Sipkes, daarmee de eerste redding verricht. In 1826 kreeg Hollum een jol als reddingboot.
Het redden was, ook met de nieuwe boten, niet zonder gevaar. Bij een redding in 1844 kwamen Wybren de Boer en Schelte Scheltema om het leven. In 1861 werd Hollum in rouw gedompeld toen vijf redders bij een actie het leven lieten bij het redden van de schipbreukelingen van de Dieppe Packet. Koning Willem 11 steunde een inzamelingsactie, zelfs in Noorwegen werd een inzamelingsactie gehouden voor de nabestaanden. In hetzelfde jaar kreeg Hollum een onzinkbare Terschelllinger boot…
Een nieuw hulpmiddel werd in 1891 geïntroduceerd, het lijnwerp- en wippertoestel. Een touw werd naar het schip geschoten, daarna werd een verbinding gemaakt en in de reddingstoel werden de bemanningsleden een voor een naar de kant gehaald. Het wippertoestel kwam in Ballum en verhuisde na de oorlog naar het in 1925 gebouwde reddingboothuis in Nes.
In 1881 werd de vuurtoren gebouwd. Dankzij het wakend oog waren er sindsdien minder strandingen. Een van de eerste vuurtorenwachters was Jacob Folkert Visser, een zeeman met ervaring, hij was gedurende vijf jaar roeier en dertig schipper van de reddingboot.
Dramatisch waren de rampen met de vissersvloten van Paesens-Moddergat in 1883, voornamelijk boven Schiermonnikoog en Borkum, en Wierum in 1893, waarbij de beide reddingboten van Nes en Hollum in actie kwamen. In deze hel op aarde gingen alle aken verloren, 46 opvarenden werden gered, 32 verdronken.
In 1928 vergingen de Malmö en Tartar voor Ameland. De motorboot Brandaris van Terschelling en de eerste zelfrichtende motorboot Insulinde van Oostmahorn was er als eerste bij, maar ook de Amelander roeireddingboot moest nog in actie komen voor een derde redding om bergers weer terug aan wal te brengen. Het zou tot 1937 duren eer Ameland ook een motorboot kreeg. Botte Neij, die twee jaar eerder schipper van Hollum was geworden,ging in zijn zondagse pak de Abraham Fock ophalen. Hij was 23 jaar schipper en loodste de boot door de oorlogsjaren. Hij wilde neergekomen Engelse vliegeniers redden, maar de reddingbootbemanning werd niet gewaarschuwd. De reddingboot was in de oorlogsjaren geschilderd in de kleur wit van het Rode Kruis.
1979 was een gedenkwaardig jaar met uitersten, het hoogtepunt was het defilé op de verjaardag van koningin Juliana op Soestdijk, het dieptepunt het verdrinken van acht paarden bij een reddingsactie.
Wotan
Dankzij de inzet van met name secretaris Douwe Gorter mocht Ameland in 1988 de ultrasnelle Johannes Frederik in dienst nemen. Met deze boot werd twee jaar later een spectaculaire redding verricht. Op 6 juli 1988 was de sleepboot Wotan onderweg met als sleep een nieuw dok van 15.000 ton zwaar. Boven Ameland en Terschelling was de sleepverbinding verbroken. De Wotan zonk heel snel. Een tot dan reguliere reddingboot was waarschijnlijk te laat gekomen. Toen de Johannes Frederik arriveerde waren zes man gered door de helikopter, maar er lagen nog tien in het water. Acht van hen zijn aan boord van de Johannes Frederik gebracht en de andere twee zijn door de heli gered. “Een mooie redding”, werd in het logboek genoteerd.
Hoe de redders op zee te werk gaan is voor velen onbekend. Daarom vertoonde Sip de Jong, vanaf 1979 liefst 28 jaar actief voor de KNRM, films van enkele acties. Voor wie in zijn voetsporen wil treden had hij het volgende advies: “Heb geen angst, want angst is je grootste vijand.”
Maar voordat je opstapper bent is er een lange weg te gaan. Erwin de Boer vertelde welke opleidingen je zoal moet hebben afgerond alvorens je je opstapper mag noemen. Zo moet je onder meer een kapseis- en een onderwaterreddingstraining hebben gedaan.
Nieuwbouw
Schipper Willard Molenaar vertelde over de nieuwbouw in de Ballumerbocht. Daar is inmiddels de terp groter gemaakt. Na het stormseizoen, dat eindigt op 1 april, gaat het huidige boothuis plat en komt er een nieuw gebouw, met als grootste ruimte een loods waarin de truck en de rubberreddingboot Maria Hofker komen te staan, die nu nog zijn gestationeerd in Nes. Aan de westkant komen een openbaar toilet, een werkplaats en een ruimte voor de pakken. Links van de loods komt het bemanningsverblijf.
De samenvoeging van Ballum en Nes is een wens van de bemanning, maar ook van de KNRM zelf. De organisatie van de acties wordt hierdoor eenvoudiger en hiermee wordt de toekomst van het patiëntenvervoer veilig gesteld. Door de teruggang van drie naar een gebouw worden de kosten omlaag gebracht. Bovendien wordt het nieuwe gebouw duurzaam gerealiseerd.
Omdat de KNRM nog steeds moet bestaan van giften en donaties lopen er diverse acties ter ondersteuning. In navolging van andere stations wordt ook het gebouw in de Ballumerbocht opgesierd met naambordjes, waarvoor bedrijven €1000 en particulieren €250 gaan neertellen.
Nadat voorzitter Meinte Bonthuis van de Ouwe Pôlle had gemeld dat de volgende lezing over vooroorlogse huisjes in Nes op 24 januari in De Toel wordt gehouden wenste hij de aanwezigen een behouden vaart naar huis.