Ameland in de vroege middeleeuwen: feiten en fictie
Drs. Paul N. Noomen, medewerker van de Fryske akademy die zal spreken over “Ameland in de vroege middeleeuwen: feiten en fictie” Ooit was er een radioprogramma over de Willibrordus-dobbe tussen Nes en Buren, wat er in dat programma werd verteld, wil ik graag met u doornemen. In het genoemde programma werd verteld over het ‘feit’ dat Willibrord daar in die dobbe zelf gedoopt zou hebben, dit blijkt echter een Mythe te zijn. Mijn inleiding aldus Paul Noomen zal uit drie delen bestaan namelijk ten eerste de mythe, het fictieve verhaal dus, daarna wat we ‘echt’ weten en als derde de vraag hoe deze mythe zo’n vorm kon aannemen.
De mythe is geschreven in de 16de eeuw en gaat over de tijd die zich tien eeuwen eerder zou hebben afgespeeld. Het verhaal gaat als volgt; In 313 voor Christus landde de stamvader der Friezen, Friso genaamd, vanuit India aan de Friese kust. Van Hayo, één van zijn zonen, stamde de adellijke familie Van Cammingha af. Van een andere zoon van deze Friso stamden de Friese koningen af, waarvan Radboud de belangrijkste was. Koning Radboud zou in 690 een tempel hebben gesticht ter ere van de heidense God Fosto, Forsite of Godin Fosta. Rond het jaar 800 zou door een huwelijk van Radbouds kleindochter Tecla Ameland aan de inmiddels Christen geworden Taco v. Cammingha zijn vererfd, deze Taco en Tecla veranderden in 806 de genoemde tempel in een kerk. Vervolgens zou Hayo v. Cammingha deze kerk hebben uitgebreid tot een klooster. Vanwege de invallen van de Noormannen verplaatste Anna v. Cammingha dit klooster, Foswerd geheten, naar het vaste land in de buurt van Ferwerd. Uit dit verhaal zouden we op kunnen maken dat de v. Cammingha’s reeds oeroude rechten op Ameland hebben gehad.
De geschiedenis
De werkelijkheid ligt iets anders. Willibrord heeft inderdaad een zendingsreis gemaakt naar Denemarken, en in zijn heiligenleven wordt ook het verhaal over Fosta genoemd. Alleen uit die tekst maar ook uit andere teksten blijkt dat het om Helgoland gaat en niet om Ameland. Ook blijkt nergens uit dat Willibrord ooit op Ameland is geweest, hoogstens is hij bij ons eiland langs gevaren richting Denemarken. Dat wordt met name duidelijk als we zien hoe de kerstening in Nederland is verlopen, dit ging met kleine stapjes en niet in een keer. Na de dood van Radboud in 719 schoof de grens van het Frankische gezag en daarmee van de door de Frankische koning beschermde zending, op van de Oude Rijn naar het Vlie. Na de Frankische overwinning op de Friese hertog Bubbo van 734 schoof deze grens verder naar het oosten tot aan de Lauwers. Pas in 785 schoof de grens van de kerstening nog verder naar het oosten. Willibrord stierf in 739 en heeft dus weinig tijd gehad om in Friesland en op Ameland te werken. De echte kerkstichting begon hier pas na de dood van Bonifatius in 754.
Daar het onwaarschijnlijk is dat Willibrord ooit op Ameland is geweest, moeten we de vraag beantwoorden wanneer er dan wel een kerk op Ameland is gesticht. Daarvoor beschikken we over een sacramentboek van de abdij van Echternach uit de 11de eeuw. Hierin is een lijst opgenomen van kerken die vanuit deze abdij op grond in eigendom van de abdij waren gesticht. We vinden in deze lijst kerken te Vlaardingen, Oegstgeest, Voorhout, Noordwijk, Velsen en Petten met later toegevoegde dochterkerken. Ook worden genoemd de kerken: ‘ in Wicsile II (duo) ecclesie, in Ambulon I (una) ecclesia, Holvurt illa ecclesia’, Dus op Terschelling twee kerken, op Ameland één kerk, en in Holwerd een kerk. Zoals genoemd dateert de lijst uit de 11de eeuw maar de kerken zullen zeker ouder zijn. De abdij van Echternach is wel door Willibrord gesticht en zo is er indirect toch een relatie met hem. Een familielid van Willibrord was Willehad, hij gaf in 770 leiding aan de kerk van Dokkum; gelijktijdig wist hij in Oostergo land te verwerven om daarop kerken te stichten. De in de vermelde lijst genoemde Hollandse kerken zijn wel door Willibrord zelf gesticht en aan Echternach geschonken; van activiteit van Willibrord in Friesland is, zoals eerder opgemerkt, het dus niet gekomen. De vier Friese kerken van Echternach op Terschelling, Ameland en Holwerd zijn hoogstwaarschijnlijk door Willehad gesticht en aan Echternach overgedragen. Veel later kunnen deze kerken niet gesticht zijn omdat later de vanuit Dokkum gestichte kerken, bijvoorbeeld door Willehad’s opvolger, Liudger, niet meer onder Echternach maar aan de bisschop van Utrecht vervielen, en de kerken ten oosten van de Lauwers onder die van Munster kwamen te staan. Zo blijkt dat uit een 11de eeuws stukje tekst toch veel gebeurtenissen van drie eeuwen eerder kunnen worden afgeleid! Kerken konden alleen gesticht worden op uitgebreid grondbezit. Voor het kerkhof en de pastorie was ruimte nodig maar niet in het minst voor de inkomsten van de kerk was grondbezit noodzakelijk. Immers zowel de kerk als de pastorie maar ook de geestelijken moesten in hun onderhoud kunnen voorzien. Willehad moest dus land bezitten om de genoemde kerken te kunnen stichten, hoe kwam hij daaraan?
De Frankische koning zal hem land hebben gegeven, Echternach heeft wel meer koningsgoed gekregen vooral langs grote waterwegen. Ameland ligt aan de mondig van de Boorne waardoor het aannemelijk kan zijn dat het ook hier een koninklijke schenking betrof. Maar een andere optie is dat ook aanzienlijke edellieden uit de streek, waar de kerk gesticht moest worden, land aan Willehad hebben geschonken. Er is namelijk nog een tweede vermelding van Ameland in de vroege middeleeuwen, rond het jaar 820 gaf ene Reginmunt * land in verschillende plaatsen aan het Bonifatiusklooster in Hessen. Ondermeer in Ferwerd Hogebeintum, Ternaard en ‘in insula gue dicitur Ambla’ dus op het eiland Ameland. Familieleden van Reginmunt gaven daarentegen land bij Holwerd en Kinnum op Terschelling aan de abdij van Fulda. Daar echter Echternach juist kerken had in Holwerd en op Terschelling, ligt het voor de hand dat ook Willebad c.q. Echternach van deze familie al goederen heeft gekregen, het is een hypothese maar ook anderen hebben dit al verondersteld. Het staat vast dat in de negende eeuw tot waarschijnlijk rond 1100 zowel de abdij van Echternach op Ameland rechten heeft gehad, namelijk een kerk, als de abdij van Fulda, het betreft dan namelijk grondbezit.
Een zegel uit 1270 met een afbeelding van Magnus Forteman, de patroonheilige van de oude kerk van Hollum
Nu we tot deze conclusie zijn gekomen rijst de vraag waar heeft de kerk van Echternach dan op Ameland gestaan. Het zal de oudste kerk op Ameland zijn die hiervoor in aanmerking komt, hij was al gesticht rond het jaar 770. Er zijn slechts twee mogelijkheden die daarvoor in aanmerking komen, Hollum of Nes. Het moet dan een voorganger zijn van de opgegraven tufstenen kerkjes, een houten kerkje dus. Om tot een antwoord te komen moeten we bezien wat de oudste parochie was en om dát te bepalen eens te kijken naar de parochiegrenzen en de grootte van de parochie. Het is namelijk een algemeen verschijnsel dat de oudste parochie de grootste is geweest. Tevens was het zo dat bij een stichting van een afgesplitste dochterparochie de moederparochie het verlies zo klein mogelijk wilde houden, afsplitsing was verlies van inkomen, en dus was de dochterparochie altijd kleiner was dan de moederparochie. Van belang is de informatie in het testament van Ritske Jelmera uit 1450. Hieruit blijkt dat hij parochiaan was van de St.-Magnuskerk van Hollum en dat hij zijn erfgenamen verplichtte een Barbara-kapel te laten wijden. Dus de Barbara-kapel te Ballum lag binnen de oorspronkelijke parochie van Hollum, die zowel Hollum als Ballum omvatte, dit zou betekenen dat de parochie van Hollum de oudste is.
Pas later, in de late middeleeuwen, horen we weer iets over de kerken van Ameland, en nu blijken ze te behoren tot de abdij van Foswerd, die rond 1200 bij Ferwerd werd gesticht en dus nooit op Ameland heeft gestaan. Wel verkreeg deze abdij belangrijke goederen op Ameland, het ‘Munnikhuus’ bij Ballum en het ‘Kloasterhiëm’ bij Buren herinneren hieraan. Ook had de abdij van Foswerd het patroonsrecht d.w.z. dat zij het recht hadden een pastoor aan te wijzen, zowel van Nes als Hollum. De relatie van Ameland met Foswerd ontstond dus pas nadat Echternach deze eigendommen in de vijftiende eeuw had overgedaan aan Foswerd. Wat opvalt in deze fictie/werkelijkheid is dat er in werkelijkheid nooit geen oeroude Van Cammingha’s voorkomen, ze erfden het eiland pas in de 15de eeuw van de Jelmera’s die zelf ook niet tot voor 1400 zijn terug te vinden. Anderzijds valt het in de fictie op dat er nooit sprake is van Echternach als belanghebbende op Ameland.
Hoe is deze mythe nu ontstaan?
Vaak ontstonden deze mystificaties om bepaalde aanspraken, belangen en pretenties kracht bij te zetten en dat is hier ook het geval. Daarvoor moeten we teruggaan naar de tijd van de reformatie rond 1580. Toen werden de kloosters opgeheven en daarbij gold het principe dat de landsheer eigenaar werd van de bezittingen van het klooster dat in zijn gewest stond. De heer van Ameland, Taco van Cammingha, had er dus belang bij te verklaren dat Foswerd ooit op Ameland had gestaan, en dus meer een Amelands klooster was dan een Fries klooster. Uit 1581 zijn stukken bewaard gebleven waarin hij dat probeerde te bewijzen. In die tijd werd er een ‘letterlijk’ fantastische kroniek geschreven waarin het verhaal van Foswerd op Ameland sterk werd uitgebreid zoals in het begin van dit verhaal in de ‘fictie’ is beschreven. Een verhaal dat voor het midden van de 16de eeuw nooit had bestaan. Het was een verhaal dat vooral van belang was voor Van Cammingha’s, het was een mooi verhaal en een succesvol verhaal, ook een mythe kan mooi zijn ook al is het bezijden de waarheid!