Ameland en de Van Cammingha's (3)

Valerius van Cammingha en Rixt van Donia

Watzo of Watse, meestal Valerius van Cammingha genoemd, werd geboren op 24 januari 1603 te Leeuwarden, voordat hij Heer van Ameland werd, was hij eigenaar van het Amelandhuis te Leeuwarden, dat hij van zijn vader, Frans van Cammingha, had geërfd. Valerius trouwde in 1648 met de in 1620 geboren Rixt Keimpesdr. van Donia en ze kregen drie kinderen te weten – Bjuck van Cammingha, geboren te Menaldum op 29 juni 1650, zij overleed in juli van datzelfde jaar. – Frans Ducko van Cammingha geboren te Tjerkwerd op 6 sept. 1654, overleden op 10 nov. 1680 en begraven in Tjerkwerd. – Ybel Doedt van Cammingha geboren in 1656 en overleden in 1676. Nog twee kinderen kreeg het paar maar die zijn jong gestorven. Het probleem dat Valerius kreeg met Sophia over het testament van Wyzo werd opgelost, zoals in deel 2 is beschreven, doch ook Jebbo Aldringa de tweede man van Franske van Cammingha, de zuster van Valerius begon aanspraken te maken op Ameland maar ook hij moest uiteindelijk ‘het hoofd buigen’ . 

 Watze van Cammingha / Valerius van Cammingha

Valerius van Cammingha

De Engelse oorlogen

Een tweede vermeldenswaardige gebeurtenis vond plaats in 1654, tijdens de oorlog tussen de Nederlanden en Engeland in 1652 - 1654. Wederom ging het om de neutraliteit van Ameland, waartoe door Valerius twee schippers, Lieme Pieters en Dirck Douwes, als gezanten naar Engeland werden gezonden om bij Cromwell erkenning te vragen van Amelands neutraliteit. Nadat de gezanten van Ameland in Engeland zeer vriendelijk waren ontvangen, verleende Cromwell inderdaad de neutraliteit aan Ameland en de Amelanders. Dit viel weer eens niet goed bij de Staten van Holland en men dreigde een leger naar Ameland te sturen, doch Valerius deelde mede dat hij niet anders had gedaan dan al zijn voorgangers al vele malen hadden gedaan. De Staten van Friesland schrokken van de dreiging van Holland en schreven aan de Staten van Holland dat zij zelf wel troepen naar Ameland zouden sturen, maar dat schijnt nooit te zijn uitgevoerd. De tweede Engelse zeeoorlog brak uit in 1665 en duurde tot 1667, wederom werden er van Ameland afgevaardigden, in dit geval drie schippers, naar de Koning van Engeland gezonden Valerius deed dit in overeenstemming met zijn onderdanen, die besloten hadden dat de kosten, die de Heer niet wilde betalen, door de drie dorpen zouden worden gedragen. Na lang wachten kreeg men te horen dat aan het verzoek tot neutraliteit geen gevolg zou worden gegeven daar de Raad des Konings van mening was dat Ameland onder de jurisdictie van de Staten van Holland stond. Ook dit verzoek kwam de Staten van Holland ter ore en nu waren ze echt boos, ze droegen de Heer van Ameland op de schippers direct terug te roepen en hun verzoek aan de Engelse Koning in te trekken. Van Cammingha besloot de Staten van Holland te gehoorzamen mede omdat er Hollandse troepen naar Ameland werden gestuurd.  

Watzo van Cammingha in 1658

Portret van Watzo van Cammingha uit 1658

Maar in 1666 kwam er plotseling verandering in de standpunten van De Hollandse Staten en zelfs de Oostenrijkse Keizer, die zich ook al met deze zaak bemoeide. Wat was het geval de Engelsen hadden een bezoek aan Terschelling gebracht en men kon vanaf Ameland de branden zien die op het buureiland vele woningen verwoestten. Door de Oostenrijkse Keizer werd een gezant naar Ameland gestuurd met een brief van de Keizer aan de Koning van Engeland met verzoek om de oude neutraliteit van Ameland te eerbiedigen. Gelukkig voor Ameland hebben de Engelsen geen bezoek aan ons eiland gebracht. We hebben kunnen zien dat bij ieder conflict van de Verenigde Provinciën met een buitenlandse mogendheid de Amelanders de neutraliteit van het eiland bepleitten. Dit heeft veel geld gekost maar was voor Ameland van levensbelang. De oorlogen werden veelal op zee uitgevochten en vooral het kapen van schepen was van belang voor de vechtende partijen. Maar Ameland heeft altijd iets met de zee gehad, de economie van het eiland was grotendeels afhankelijk van een vrije zeevaart. Eerst was er de visvangst waar veel Amelanders een goed stuk brood mee verdiende. Als voorbeeld moge dienen de beroemde gedroogde Amelander schol die op de markt in Amsterdam werd verkocht. Later toen de kabeljauw en schelvis dichter onder de kust kwam en gemakkelijker te vangen was, zonder dure netten te moeten aanschaffen, richtte men zich meer op deze visvangst. Daarna was er vanaf de 17de eeuw de handelsvaart naar de Oostzee, die grote vormen aannam. In die tijd waren er ruim honderd kofschepen en smakken met als thuishaven Ameland. Dus een veilige zeevaart was van levensbelang voor de Amelanders, de zeevaart die grote welvaart op ons eiland bracht.   

In de lijkstatie van Willem Frederik van Nassau (1613-1664) loopt Watze van Cammingha, vrijheer van #Ameland

In de lijkstatie van Willem Frederik van Nassau (1613-1664) loopt Watze van Cammingha

Ameland wordt verkocht

Valerius van Cammingha was de Latijnse naam van Watse en zo was Sicco afgeleid van Sicke, Taco van Taecke en Wytzo van Wietse. De verschillende namen leveren nogal verwarring op vandaar dat in dit deel steeds Valerius is gebruikt.    

Na het overlijden van Valerius, op 19 november 1668 is hij begraven in de St. Petruskerk van Tjerkwerd. Daarna werd zijn zoon Frans Duco Heer van Ameland, hij was toen pas 14 jaar oud. Valerius was al 45 jaar toen hij met Rixt, die 28 jaar was trouwde. Door de jonge leeftijd van de nieuwe Heer van Ameland werd Rixt als voogd over hem aangesteld en oefende ook daadwerkelijk het gezag uit op Ameland. Deze Rixt was bijzonder aan Ameland gehecht, ze woonde dan ook meestal op ‘Het Slot’ van Ballum en heeft op Ameland veel goeds gedaan. Maar dat kon ze ook doen want ze was steenrijk. Helaas werd Frans Duco niet oud: hij stierf op 10 november in 1680, slechts 26 jaar oud, zonder kinderen na te laten. Na zijn dood werd Rixt van Donia, officieel ‘Vrouwe van Ameland’ maar bleef dat echter zeer kort want ze overleed op 26 januari 1681. Frans Duco was in 1679 getrouwd met de in 1660 geboren Lucia van Aylva. Het testament van Rixt is mij helaas niet bekend , maar wel dat ze niet zoveel met haar schoondochter op heeft gehad. Overigens is Lucia van Aylva drie jaar na het overlijden van Frans Duco opnieuw getrouwd met Frederick Willem van Limburg Stirum. De nalatenschap van Rixt’s vele eigendommen leverden nogal problemen op, men wist niet wie de erfgenamen waren. Uiteindelijk kwam Ameland in eigendom van de drie kleinkinderen van de halfbroers van Rixt haar vader, Keimpe van Donia. De nieuwe Heren waren Isabella Suzanna thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg voor de helft, de ander helft gingen naar Wilco van Holdinga Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, Anna Dodonea en Janetta Isabella Baronessen thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Deze familie is oorspronkelijk afkomstig uit Beetgum. In 1691 of 1692 schijnt de eerst genoemde  Isabella Suzanna haar helft van de erfenis  te hebben overgedragen aan de drie anderen. In 1703 verschijnt er in Amsterdamse en Haarlemse couranten een bericht dat de Heerlijkheid te koop is, maar hiertegen verzette zich, en met succes, de afstammelingen van Sicco Rengers, de zoon van Franscke van Cammingha. Doch in 1704 werd de Heerlijkheid onderhands verkocht aan de nog jonge Johan Willem Friso, prins van Oranje en Nassau en erfstadhouder van Friesland. De koop van Ameland ten gunste van Johan Willem Friso werd gesloten door zijn moeder Henriëtte Amalia van Anhalt Dessau, ze was getrouwd met Hendrik Casimir II  van Nassau – Dietz en stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe.   

Beeltenis van Rixt van Donia van Ameland, grafmonument in TjerkwerdBeeltenis van Watze van Cammingha van Ameland, grafmonument in Tjerkwerd

Links de beeltenis van Rixt van Donia en rechts van Watze van Cammingha van het grafmonument in Tjerkwerd

Zoals eerder vermeld zijn Valerius en Rixt, Frans Duco en Ebella Dodonea van Cammingha begraven in de St. Petruskerk van Tjerkwerd. Het oudste deel van deze kerk dateert vermoedelijk uit de 12de eeuw, in 1641 is de kerk verbouwd en kleiner gemaakt. In deze kerk staat een prachtig ‘mausoleum’ dat dateert uit 1666. Dit praalgraf, van de laatste der Cammingha’s, werd in 2004 gerestaureerd door Anske de Boer uit Franeker. De vier donkere platen op de foto zijn loden grafkistplaten die afkomstig zijn uit de grafkelders vóór het monument. Op deze loden platen staan de namen van de overledenen, te weten Valerius van Cammingha, Rixt van Donia, Frans Duco en Ebelle Dodonea van Cammingha. Het is een bijzonder grafmonument, zeker voor Friesland, de toegepaste materialen bestaan uit zandsteen, marmer en Engels albast. Midden bovenop het monument staat het alliantiewapen van de Van Cammingha en de Van Donia’s. Midden daaronder een liggende zandloper als teken van het einde van de Cammingha ‘dynastie’.  

Graf van de Cammingha's en Van Donia's in Tjerkwerd Friesland

Foto van het grafmonument in de kerk van Tjerkwerd                           Foto: Anske de Boer Franeker.

Foto van het grafmonument in de kerk van Tjerkwerd (Foto: Anske de Boer) 

Nadat de laatste Heer van Ameland was overleden, bleef ‘Het Slot’ op de terp in Ballum als herinnering achter. Inmiddels was er door de erfgenamen van Rixt van Donia een vertegenwoordiger van hen op Ameland aangesteld namelijk Gerbrandus Metz die omstreeks 1698 in de rekenboeken van de Fam. Thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg wordt genoemd. Gerbrandus die gestudeerd had in administratieve zaken en rechten, werd aangesteld als executeur en niet veel later als advocaat-viscaal, openbaaraanklager. In 1698 verwierf Gerbrandus een nieuwe functie, hij werd aangesteld als procureur. Hij regelde dus rechtszaken en dergelijke in belang van de Heren van Ameland. In 1704 veranderde er enorm veel: Ameland kwam in het bezit van Johan Willem Friso voor een bedrag van 170.000,- car. gulden. De officiële overdracht werd verricht op ‘Het Slot’ te Ballum. Zowel van deze overdracht als van de akte die werd opgemaakt door Bavius Nauta in een groot folioboek waarin alle inkomsten en eigendommen waren vermeld, werd tijdens de overdracht aan de nieuwe Heer overhandigd waarna symbolisch het eiland werd overgedragen door een zode uit de grond te steken en aan de nieuwe Heer werd aangeboden. Over Gerbrandus Metz en het belangrijke werk dat hij op Ameland heeft uitgevoerd, is veel te vertellen, zoals zijn werkzaamheden om de overdracht goed te laten verlopen, de bouw van het Nassaukooi ten oosten van Buren in 1705, de aanleg van de oesterbanken ten zuiden van Ballum en vele andere werken. Gerbrandus Metz was de eerste Rentmeester van Ameland, hij was dat waarschijnlijk al voor 1704 en bleef deze functie uitvoeren tot 1727, na hem zullen vele rentmeesters hem volgen. Door deze verkoop van Ameland werd eigendom van het huis van Oranje - Nassau en is onze vorst nog steeds Erfheer van Ameland. Maar laten we eerst het oude gebouw ten zuiden van Ballum meer eens beschrijven. 

Camminghaslot Ballum Ameland

‘Het Slot’ van Ballum

Het aloude Slot is door Ritske Jelmera omstreeks 1420 - 1425 op de ‘Hoge Meij’ ten zuiden van Ballum gebouwd. Dit is niet met zekerheid vast te stellen maar zoals in deel 2 is vermeld trad Ritske Jelmera in 1424 op als vertegenwoordiger van de Amelander bevolking. De vraag is nu was Ritske als Fries edelman gevraagd door de Amelanders óf had hij al bezittingen op Ameland verworven en had hij daar in Ballum een groot huis gebouwd, vóórdat hij gevraagd werd als vertegenwoordiger van de Amelanders op te treden. We weten het niet zeker maar waarschijnlijk was het huis bij Ballum enige jaren eerder door Ritske gebouwd. Ds. Burger beschrijft het slot in ‘De Tegenwoordige Staat van Friesland’:

‘Het huis is gesticht op zwaare gewelfde kelders, die deels tot gevangenisfen, deels tot gerief dienen terwyl in hetzelve veele fschoone vertrekken zyn, die een fraai uitzigt over het veld hebben ’-   

Het Nassau-archief bevat een tekening van het Slot die gemaakt is in 1814, helaas staat daar geen doorsnede van de kelders op aangegeven zodat we niet kunnen zien hoe die ‘gewelven’ er precies hebben uitgezien. Maar de beschrijving door Ds. J.W. Burger dateert uit 1786 en daarmee is Ds. Burger ooggetuige geweest van het Slot van Ballum en zal zijn beschrijving ongetwijfeld correct zijn. De kelders zullen dus overdekt zijn met, vermoedelijk, gemetselde kruisgewelven. Dit houdt tevens in dat de begane grondvloer van steen is geweest. De verdiepingsvloeren bestonden uit houten balken met houten vloerdelen. In de kelder vinden we het hondengat of gevangeniscel, het gemak, het houthok alsmede de wijn en bierkelders en de opslagruimten voor comestibles (etenswaren) en water en niet te vergeten de bakoven waarvan de schoorsteen aan de achterzijde van ‘Het Slot’ te zien is, tevens is er een ruimte voor ‘het gemak’ en een houthok. Het oudste deel van ‘Het Slot’ bestaat uit dát deel dat zich achter het rechthoekige deel aan de voorkant, de zuidwestkant, gebouwd is, dus achter het deel waar de bier-en wijnkelders zich bevinden. Het waren zware muren waarmee het Slot was opgebouwd de dikte varieerde, maar waren merendeels 60 a 70 cm dik.    

Tekening van de kelder van ‘Het Slot’ van Ballum.                      Tekening DHz.1981

Tekening van de kelder van ‘Het Slot’ van Ballum (Tekening DHz.1981) 

De begane grond 

De begane grondvloer was vanaf de tuin bereikbaar via een brede monumentale trap waarna men op het voorplein kwam. Op dit voorplein stonden, volgens de inventarislijst opgemaakt door ‘s’Lands Deurwaarder’ in 1795, vier ijzeren kanonnen en in het wagenhuis nog eens tweetal. Het verhaal gaat dat een aantal van deze kanonnen in de gracht zijn gegooid, daar moeten we dus nog maar eens naar zoeken. Staande op het voorplein kwam men voor de fraaie toegangsdeur van ‘Het Slot’. Naar boven kijkend lezen we de spreuk boven deze toegangdeur ‘Nemo Sine Cruce’ (niemand zonder kruis). De spreuk die door van Sicco van Cammingha  werd aangebracht nadat hij in 1604 het oude Slot van Ritske had gerestaureerd en met een grote dwarsvleugel en toren had uitgebreid. Het is daarom dat Ds. Burger schrijft:  

‘Het kasteel zelf is een zwaar ouderwetsch, hoewel meerendeels van kleine fteen gemaakt gebouw, beftaande in een dwarshuis, welk noordoost en zuidwest loopt, met nog een achtervleugel in t’zuidoosten; staande op dien hoek een toren van eene groote zwaare hoogte, welke van boven met een ‘pynappel’  voorzien is’  

Het zal duidelijk zijn dat de genoemde kleine steen gebruikt is in het deel dat in 1604 is aangebouwd  e grote kloostermoppen dateren van het oude deel dat door Ritske is gebouwd. Deze kloostermoppen hebben een afmeting van 29 x 15,5 x 6,5 cm. En kunnen gedateerd worden aan het einde van de veertiende- begin vijftiende eeuw. Via het voorplein komen we door de genoemde toegangsdeur in de gang van het Slot. Aan de linkerkant vinden we de Rechtkamer waar elke twee weken door zes en later door drie burgemeesters recht werd gesproken.  

Tekening van de beganegrond van Het Slot te Ballum                    Tekening  DHzn. 1981

Tekening van de beganegrond van Het Slot te Ballum (Tekening DHzn. 1981)

Tegenover de Rechtkamer ligt de Zuiderkamer en achter de Rechtkamer vinden we een ruime keuken en daarachter het tuinmanskamertje aan het einde van de gang komen we in de toren waarin de trappen naar de verschillende verdiepingen zijn aangebracht. Vanuit de Rechtkamer is via de ronde toren de uitgebouwde secretarie te bereiken, onder de secretarie bevindt zich het wagenhuis.  In de Rechtkamer werd recht gesproken, niet alleen door de drie Burgemeesters maar bij zwaardere misdrijven kwam er een scherprechter van het hof van Friesland. Immers de jurisdictie was een zaak van de Heer van Ameland of zijn substituut als voorzitter en 6 burgemeesters als mederechters. Er zijn verslagen van rechtspraken op ‘Het Slot’ bewaard gebleven deze doorlezend dan blijkt dat de straffen in die tijd opgelegd voor een, wat nu in de eenentwintigste eeuw een klein vergrijp lijkt, schrikbarend te zijn. Zoals blijkt uit het verslag uit 1551 handelende over twee personen die enkele beesten uit de buitenweide hadden gestolen; ze werden gehangen aan de galg die ten zuidwesten van de oude molen ‘De Eendragt’ heeft gestaan. Ook werd een man gehangen omdat hij twee vrouwen had getrouwd, er werd iemand die zichzelf van het leven had beroofd verbrand onder de galg. Zo was er een man, die veel smadelijke woorden had geuit, met een slot op de mond een lange tijd aan de kaak werd gebonden. Later werden de straffen wat milder en werden vaak geldboeten opgelegd, bij niet betaling werd men opgesloten in het ‘Hondegat’ in de kelder van ‘Het Slot’. Het te ‘pronk’ staan aan de kaak, die al in 1622 bestond, was een vaak toegepaste straf. Ook geseling aan de geselpaal werd toegepast zoals op 2 november 1712 toen 3 vrouwen een paar ketels en een treeft hadden gestolen. Ze werden door de scherprechter veroordeeld tot geseling aan de geselpaal en verbanning van het eiland voor 3 jaar. Ameland was niet in het bezit van een scherprechter zodat deze uit Friesland moest komen hetgeen een kostbare zaak was. In 1795 stond in de Rechtkamer volgens de eerder genoemde inventarisatie onder andere het volgende:   

Een grote vierkante tafel met een groen kleed gedekt, een duplicaatboek in folio, een armenbus met ijzeren beslag, een houten hamer en een grote leunstoel bekleed met groen trijp, tien stoelen met leer bekleed, een vierkante spiegel met een zwarte lijst, vier oude schilderijen, vier ijzeren zwaarden en een ijzeren vuurhaard alsmede een oude flaptafel en een verzegelde domeinkast. 

Een rechtszaak op ‘Het Slot’

Op 16 maart 1744 liet men een scherprechter en een beul van het Friese hof naar Ameland komen om een ‘zwaar misdrijf ‘ te berechten. Wat was er gebeurd? Een vrouw had een mutsje gestolen en dat bleek een grote misdaad te zijn. De letters had ze eruit getornd en de parels van het hangsel er afgehaald en daarna de muts teruggeven. Tevens had ze twee ellen stof gehaald op naam van iemand anders, ook had ze enkele voorwerpen gestolen. In de Rechtkamer op ‘Het Slot’ werd de verdachte geplaatst op een lage stoel aan het einde van de gerechtstafel. Achter haar stonden twee dienaren van justitie en de scherprechter van het hof van Friesland, de deur van de gerechtkamer open bleef staan zodat het toegestroomde publiek de zitting kon volgen. De vrouw werd veroordeeld tot ‘geeseling en bannissement voor drie jaren’. Hierna werd ze geboeid en zo lopende achter de executeur en gevolgd door de twee rechtsdienaars naar de geselpaal bij de toren in Ballum gevoerd. Daar aangekomen werd ze op een voetenbankje geplaatst en van haar kleding ontdaan waarna ze, voor het oog van het volk, gegeseld werd. Hierna werd ze weer in het ‘Hondegat’ opgesloten alwaar ze al enige dagen op water en brood had doorgebracht en vervolgens werd ze voor drie jaar van Ameland verbannen. Meestal was dit naar Friesland maar ook wel naar Holland. Vermeld mag nog worden dat deze gegevens over het gerecht en de straffen die men toepaste zijn opgetekend in de recesboeken van de Heren van Ameland. Opgemerkt kan nog warden dat dit verhaal zich afspeelt nadat Ameland (in 1704) verkocht was aan Johan Willem Friso. Verder valt het op dat met het verstrijken van de tijd de straffen wel milder werden. Maar voor diefstal en andere overtredingen van de werd men soms dagen of weken op water en brood opgesloten in het ‘Hondegat’ van ‘Het Slot’.  De galg die voor ophanging bij veroordeling van zware misdrijven werd gebruikt werd op 10 april 1798 door de bevolking afgebroken en op zondag 22 april van dat jaar verbrand in ‘Roasdunen’. Twintig jaar eerder, in de nacht van 31 december op 1 januari 1778 was de oude galg, die bestond uit twee staanders met een horizontale dwarsbalk, omgewaaid. Op 12 januari van dat jaar werd een nieuwe galg geplaatst bestaande uit een paal met een geschoorde dwarsbalk, het is deze galg die dus tien jaar later werd verbrand. Tevens werden in die tijd alle overblijfselen die aan de Van Cammingha’s en het huis van Oranje-Nassau herinnerde, zoals het wapen op de torenklokken en de gebrandschilderde ramen uit 1679 in de grote kerk van Hollum en de wit Bremer zandsteen met het wapen van stadhouder Willem V in de toren van Ballum verwijderd. Op 9 april werd de kaak die aan de noordkant van de toren in Ballum stond ‘omver gehaald’ evenals de geselpaal aan de zuidkant van de toren. Ja, het was een enerverende tijd aan het begin van de Bataafse Republiek (1795 – 1801) gebaseerd op de Franse revolutie en met behulp van de Franse militaire macht tot stand gekomen, u weet wel  Liberté, égalité, Fraternité ( Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap). In die tijd werden alle herinneringen aan het feodale tijdperk teniet gedaan.  

Wordt vervolgd...

Geschreven door Douwe de Boer

 

 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>