Amelander archiefschatten 12: Geloof, bier en onafhankelijkheid
Archieven stoffig en saai? Zeker niet! In archieven worden unieke historische documenten bewaard die spannende, verdrietige of vrolijke verhalen vertellen. Historicus en archivaris Vincent Robijn speurt samen met zijn echtgenote Marieke, ook historicus, naar Amelander archiefschatten aan de wal. Een terugkerend thema in de geschiedenis van Ameland is de neutraliteit op zee in tijden van oorlog. Het eiland was eeuwenlang onafhankelijk van de Nederlanden: het viel onder de heerschappij van een adellijke familie, de Cammingha's. Met alle oorlogen die de Nederlanden meenden te moeten uitvechten, wilden de Amelanders niets te maken hebben. Voor hen was de handel en visserij op zee letterlijk van levensbelang: keer op keer moesten de Cammingha's in binnen- en buitenland het recht op vrije zeevaart bepleiten. En als de heren zich niet voldoende inspanden, dan lieten de Amelanders duidelijk van zich horen.
Door Marieke Robijn-Voorn
Oorlog en wapenstilstand
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de strijd tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Spanje (1568-1648), was het Ameland gelukt onpartijdig te blijven. De autoriteiten in de Republiek waren hier matig van gediend: de vrees was dat het eiland zich bij Spanje zou aansluiten. Maar daarvan was geen sprake. Voor de Amelanders was alleen van belang, dat ze vrij konden vissen en handeldrijven - zonder ten prooi te vallen aan kaapvaarders en oorlogsschepen. Vanaf 1609 lag de strijd tussen de Nederlanden en Spanje stil en was het een aantal jaar rustiger op zee. Maar deze wapenstilstand, nu bekend als het Twaalfjarig Bestand, liep helaas af: in 1621 werd de oorlog in volle hevigheid hervat.
Ook Ameland had hier last van. Rond 1600 was voor het laatst met Spanje afgesproken dat het eiland onafhankelijk was en buiten de oorlog bleef. Inmiddels, in 1621, was Filips IV zijn overleden vader opgevolgd als koning van Spanje. De nieuwe koning - 16 jaar jong - liet het beleid over aan zijn adviseur, de graaf-hertog van Olivares. Deze staatsman beschouwde de wapenstilstand met de rebellerende Noordelijke Nederlanden als een vernedering voor het katholieke Spaanse Rijk en koos de aanval. Niet alleen op land, maar vooral ook op zee. Spanje legde de Republiek een handelsembargo op, breidde de oorlogsvloot uit en steunde de Duinkerker kapers die vanuit de Zuidelijke Nederlanden opereerden en graag bereid waren voor de Spaanse koning Nederlandse schepen buit te maken. De Republiek reageerde met een blokkade van oorlogsschepen voor de Vlaamse kust, hoge belastingen op de handel met Spanje en aanvallen overzees, in koloniaal gebied.
In het Nationaal Archief in Den Haag vinden we een akte van neutraliteit tussen Spanje en Ameland uit 1629, acht jaar na de opleving van de oorlog. Kennelijk was het nodig de onpartijdigheid van het eiland opnieuw te bevestigen. Het document is al die eeuwen bewaard gebleven, opgevouwen en wel: zo is het waarschijnlijk destijds naar Ameland gebracht. De zegel is verloren gegaan: er resten alleen wat sporen van de rode lak. Het was de toenmalige Spaanse landvoogdes van de Nederlanden, Isabella, die de overeenkomst met de Amelanders sloot. Wat is hieraan vooraf gegaan? We duiken in de geschiedenis en vinden een bijzonder verhaal, waarin bier en godsdienst de hoofdrol spelen...
De akte van neutraliteit tussen Spanje en Ameland uit 1629
Jezuïet op Ameland
In 1627 bezocht de Vlaming Gerardus Carbonel de Cammingha's op Ameland. Carbonel was jezuïet: deze orde was opgericht in de tijd van de Reformatie en viel rechtsreeks onder gezag van de paus. De Noordelijke Nederlanden werden sinds de opkomst van het protestantisme door de paus beschouwd als missiegebied. De jezuïetenorde was het rooms-katholieke antwoord op het protestantisme: een organisatie van strijdbare geestelijken, gericht op onderwijs en bekering. Net als in de Noordelijke Nederlanden, hadden veel Amelanders zich tot de Hervormde Kerk bekeerd. Ook sloten veel eilanders zich aan bij de wederdopers, nu doopsgezinden genoemd. Dit gebeurde vooral op het westen van Ameland, in de dorpen Hollum en Ballum. In Nes en Buren bleven veel mensen katholiek.
Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog waren katholieke geestelijken in de Republiek hardhandig vervolgd. Alle jezuïeten waren verbannen. In reactie op het geweld vluchtten katholieke burgers naar omliggende gebieden, zoals de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans bewind. Sinds het Twaalfjarig bestand was het rustiger. Katholieken werden in de Noordelijke Nederlanden weliswaar niet langer vervolgd, maar nog altijd behandeld als tweederangsburgers. Hun geloof mochten ze alleen in schuilkerken belijden. De jezuïet Carbonel had eerder gewerkt als aalmoezenier ofwel katholiek geestelijk verzorger voor de Spaanse troepen in de Zuidelijke Nederlanden. Tijdens de wapenstilstand was hij naar de Noordelijke Nederlanden vertrokken om daar de katholieken te helpen.
Op het slot in Ballum
Tijdens zijn verblijf in het Noorden, in 1614, had Carbonel Ameland bezocht. Volgens oude geschriften was hij vriendelijk door Sicko van Cammingha ontvangen en hadden zij 'tot diep in den nacht op het slot te Ballum zitten theologiseeren'. Carbonel kreeg van Cammingha toestemming de Heilige Mis op het eiland op te dragen, alleen vertrok hij al gauw aangezien 'nergens op het eiland de benoodigdheden tot het Heilige Misoffer werden gevonden'. Op Ameland was al decennia geen pastoor meer geweest, dus ook miskelken en hosties ontbraken. In 1627 nodigde Pieter van Cammingha, inmiddels zijn vader Sicko opgevolgd als heerser van Ameland, Carbonel opnieuw uit. De aanleiding: het eiland had veel last van de hernieuwde oorlog tussen de Nederlanden en Spanje. De afspraken over de neutraliteit van Ameland werden door de Spanjaarden niet langer nageleefd.
Carbonel wist van zijn eerdere bezoek aan de Cammingha's dat Ameland een onafhankelijk eiland was: als katholieke missionaris was hij hier relatief veilig. In de Noordelijke Nederlanden had de Vlaming te maken gehad met anti-katholieke sentimenten, zo was hij in Leeuwarden ternauwernood ontkomen aan een aanval door uit een raam van zes meter hoog te springen. Volgens de overlevering was Carbonel pas na een paar maanden genezen van de verwondingen - en van de schrik. Kort daarna reisde hij naar Ameland. Pieter van Cammingha was, net als zijn vader, de katholieken niet kwaad gezind: hij trouwde zelfs een katholieke vrouw. Cammingha beloofde aan Carbonel vrijheid voor de katholieke godsdienst op het eiland. In ruil zou de jezuïet zich inspannen voor een hernieuwde akte van neutraliteit tussen Ameland en Spanje.
'De zoo verlangde neutraliteit'
Carbonel verbleef een maand op Ameland en reisde toen via Leeuwarden naar Hoorn. Daar was de Admiraliteit van Noord-Nederland gevestigd. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog had de Republiek vijf Admiraliteitscolleges opgericht: in Amsterdam, Rotterdam, Middelburg, Dokkum en Hoorn. De Admiraliteit hield zich onder meer bezig met het verlenen van vergunningen oftewel vrijbrieven voor de handel met Spanje en met de Zuidelijke Nederlanden. Daar hing uiteraard een prijskaartje aan. De opbrengst van de vrijbrieven investeerde de Admiraliteit in de oorlogsvloot, voor de strijd tegen Spanje. Zo gingen handel en oorlog in de Republiek hand in hand.
De Admiraliteit in Hoorn was 'juist de plaats alwaar het pleitgeding der zoo verlangde neutraliteit der Amelanders moest aangevangen worden', zo schreef een 19e-eeuwse jezuïet - tevens geschiedenisleraar - over de reis van Carbonel. Kennelijk wist de Vlaming een vrijbrief voor de Amelanders te verkrijgen en hij reisde door naar Duinkerke aan de Vlaamse kust. Vandaaruit vertrokken de kapers, die het in opdracht van Spanje op Nederlandse schepen voorzien hadden. Ook hier pleitte Carbonel voor een uitzondering voor Ameland. Vervolgens meldde hij zich in Brussel aan het hof van de Spaanse landvoogdes. Met hulp van zijn overste, de jezuïet Jacob van Straeten, probeerde Carbonel te bemiddelen bij de secretaris van Isabella, de heer Verreycken.
Het Binnenhof in Den Haag in het midden van de 17e eeuw. Hier vergaderden de Staten Generaal van de Republiek. Elk van de deelnemende Nederlandse provincies had hierin een gelijke stem, ongeacht geografische omvang, aantal inwoners of welvaart.
Staten Generaal
Maar de Amelanders ging dit niet snel genoeg. Mogelijk waren ze ontevreden met de bemoeienis van een Vlaamse jezuïet met hun zaken. En hoewel de Republiek op het eiland niets te zeggen had, wisten de inwoners de autoriteiten goed te vinden in tijden van conflict met hun heren. Al onder Sicko van Cammingha, de vader van Pieter, speelde een jarenlange strijd over de wederzijdse rechten en plichten. De Staten Generaal, de hoogste macht in de Republiek, werden regelmatig zowel door de Cammingha's als door de Amelanders benaderd om te bemiddelen. In het Nationaal Archief zijn hiervan tal van sporen terug te vinden: in een index op de besluiten van de Staten Generaal tot 1700 - het monnikenwerk van een 18e-eeuwse archivaris - telt het aantal besluiten over Ameland zes volgeschreven pagina's en over Amsterdam slechts twee.
Ook dit keer benaderden de Amelanders rechtstreeks de Staten Generaal van de Republiek. De eilanders lieten zich vertegenwoordigen door de zogenoemde volmachten: de jaarlijks gekozen bestuurders van Hollum, Ballum en Nes, twee per dorp. In november 1627 stuurden de volmachten een brief aan de 'Hoge Mogendheden' met het verzoek Pieter van Cammingha op te dragen het eiland zo snel mogelijk de neutraliteit te bezorgen. Was dit niet mogelijk, dan was het verzoek aan de Staten Generaal om de Amelanders te machtigen zelf enkele mannen naar Brussel te sturen om daar aan het hof van de Spaanse landvoogdes - buiten de Cammingha's om - de neutraliteit te regelen. Zo! Dit is nieuw, in ieder geval voor ons. Het verhaal over de twee Amelanders die in 1654 naar de Engelse heerser Cromwell afreisden om de neutraliteit vast te leggen, is vaker beschreven. Kennelijk hadden de eilanders hun onverschrokkenheid richting buitenlandse machthebbers al eerder getoond.
Wat zouden we graag de oorspronkelijke brief vinden, die de Amelanders naar de Staten Generaal stuurden! Maar alle honderden - duizenden - brieven die hier begin 17e eeuw binnenkwamen, zijn zonder register in dikke stapels bewaard. 'Liassen Loopende' werd de inkomende post van de Staten Generaal genoemd: een lias betekent een stapel stukken, bijeengehouden door een touwtje. Per half jaar is zo'n stapel al gauw twee vuisten dik, lastig leesbaar in oude handschriften. Geen doorkomen aan. Pas rond 1650 begon men met een register op de ingekomen brieven. Het raadplegen van de liassen vond men toen al hoogst onhandig en de Staten Generaal maakten zich zorgen dat stukken zoek zouden raken. Helaas voor dit verhaal te laat...
Belasting op bier
Gelukkig kunnen we de gebeurtenissen volgen in de besluiten van de Staten Generaal: die gaven opdracht de zaak te onderzoeken. Een week later werd al gerapporteerd. De Amelanders vonden dat hun heer nalatig was geweest in het regelen van de neutraliteit op zee, sinds het opleven van de oorlog met Spanje. De eilanders betaalden de Cammingha's al een aantal jaar belasting op bier, speciaal voor het handhaven van die neutraliteit: 2 gulden accijns voor elke ton bier van 4 gulden of duurder, en 7 stuivers voor elke ton goedkoper bier. Bier was al eeuwen de volksdrank bij uitstek. Iedereen dronk het de hele dag door, zelfs kleine kinderen. Het gerstenat gold als een gezonde drank: door het gistingsproces was het schoner dan gewoon water en het alcoholpercentage was laag. De Amelanders betaalden accijns voor hun bier, zoals elders ook gebruikelijk was, maar kregen er niets voor terug: daarom hadden ze de Staten Generaal benaderd. De eilanders werden gehoord. Pieter van Cammingha kreeg een brief toegestuurd, waarin hem duidelijk werd gemaakt dat hij zijn plichten moest nakomen.
Mannen aan tafel met een kan bier. Naar een 17e-eeuwse prent van Adriaen van Ostade, schilder van het gewone leven in de Gouden Eeuw.
Nog voor het einde van het jaar meldden de volmachten van Ameland zich opnieuw bij de Staten Generaal. Pieter van Cammingha had de neutraliteit nog niet geregeld, dus nu was het voorstel dat de Amelanders voortaan zelf de bier-accijnzen zouden innen om een delegatie naar het Spaanse hof in Brussel te kunnen betalen. Opnieuw stuurden de Staten Generaal een brief naar Pieter van Cammingha met de opdracht zijn inwoners tevreden te stellen, anders zouden de Amelanders toestemming krijgen de belasting op bier zelf te houden en een afvaardiging naar Brussel te sturen. Begin 1628 stuurde de heer van Ameland zijn reactie. Inderdaad had hij de verplichting de neutraliteit te vragen, maar hij kon geen ijzer met handen breken. Hij had in Brussel om neutraliteit gevraagd en daarvoor kosten gemaakt, maar helaas de verlangde akte niet verkregen. Cammingha verzocht de Staten Generaal zijn onderdanen te schrijven hem niet meer lastig te vallen, maar hem te geven wat hem volgens de afspraken toekwam: de accijns op bier.
De Staten Generaal lieten opnieuw onderzoek doen. Het bleek dat de neutraliteit van Ameland inderdaad onderwerp was geweest van een overleg tussen de Nederlanden en Spanje in Roosendaal. De heer van Ameland zou zijn verzoek hebben voorgelegd aan de heer van Marquette, afgezant van Spanje in de Zuidelijke Nederlanden. Deze heer van Marquette zou het op zijn beurt aan het hof in Brussel bespreken, maar had vervolgens geschreven dat er weinig kans op was, tenzij Ameland de katholieke religie zou invoeren en Spaanse schepen ook neutraliteit zouden krijgen. Vervolgens had Pieter van Cammingha een eigen gezant naar Brussel gestuurd om daar de neutraliteit te bepleiten. Die was daar lang gebleven en had veel kosten moeten maken - er wordt geen naam genoemd, maar waarschijnlijk was dit de jezuïet Carbonel. De heer van Ameland zou het niet opgeven en wilde zo snel mogelijk de onderhandelingen met Spanje hervatten, in de hoop dat hij uiteindelijk zou slagen. De Staten Generaal besloten dat Cammingha voldoende moeite had gedaan en zou blijven doen: ze schreven de inwoners van Ameland daarmee tevreden te zijn. De eilanders moesten de zaak aan hun heer toevertrouwen en de bier-accijnzen betalen zoals afgesproken.
Isabella Clara Eugenia van Spanje (1566-1633), echtgenote van aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Een portret rond 1600 van de Brabantse schilder Frans Pourbus de Jongere.
De akte van Isabella
Eind dat jaar beklaagde Cammingha zich bij de Staten Generaal, dat zijn onderdanen weer hadden geprobeerd het innen van de accijns op tonnen bier te verhinderen. Hij verzocht de Staten Generaal zijn onderdanen opnieuw te schrijven en te eisen dat zij hun heer niet langer moesten tegenwerken. Als de Amelanders dan nog niet gehoorzaamden, moesten de Staten Generaal hem machtigen 'andere middelen' in te zetten om de belasting te innen. De Staten Generaal stemden in. Maar voor het zover zou komen, arriveerde in februari 1629 de verlossende akte van neutraliteit. Onder hoge druk van de Amelanders, was het Cammingha eindelijk gelukt deze bij de Spanjaarden te verkrijgen.
En deze originele akte kunnen we in het Nationaal Archief bekijken! De tekst is opgesteld in het Frans: de adellijke taal van die tijd, zeker in de Zuidelijke Nederlanden. De akte is namens de landvoogdes Isabella ondertekend door haar secretaris, de heer Verreyken, die door Carbonel benaderd was om de neutraliteit van Ameland te regelen. Het eerdere neutraliteitsverdrag tussen Ameland en Spanje uit 1600 was ook al gesloten door Isabella, samen met haar toenmalige echtgenoot Albrecht. Isabella was lid van de Spaanse koninklijke familie en had de Nederlanden als bruidsschat meegekregen. Zij en Albrecht woonden in Brussel en kregen drie kinderen, die alle jong stierven. Isabella was diepgelovig en zette zich samen met haar echtgenoot in voor de katholieke reformatie, met als haar vaandeldragers de jezuïeten. Het echtpaar streefde naar vrede en werkte mee aan de wapenstilstand met de Noordelijke Nederlanden in 1609: het Twaalfjarig Bestand.
Portret van Isabella aan het einde van haar leven, als non in de orde van de Clarissen. Naar een schilderij van Peter Paul Rubens, een beroemde Antwerpse schilder.
Een vrome weduwe
Albrecht overleed in 1621, in dat jaar liep ook de wapenstilstand af. Isabella wilde na de dood van haar man intreden in een klooster in Spanje, maar de Spaanse koning stond dat niet toe: ze moest als landvoogdes in Brussel blijven. Isabella gehoorzaamde, maar sloot zich toch aan bij een Vlaamse nonnenorde, de Clarissen. Ze bleef zich inspannen voor vrede. Na het sluiten van de neutraliteit met Ameland, begon ze buiten de Spaanse koning om onderhandelingen met de Noordelijke Nederlanden om de oorlog te beëindigen. Deze vredesbesprekingen mislukten en Isabella overleed, eind 1633. De oorlog zou nog vijftien jaar duren. Ameland had gelukkig weer de broodnodige vrijheid op zee verkregen. Daar had Isabella wel wat tegenover gesteld: vrijheid voor de katholieken op het eiland. Pieter van Cammingha was zonder morren akkoord gegaan. De Cammingha's waren geen religieuze vuurvreters, zij wilden bovenal de rust en orde op het eiland bewaren. Ameland werd met deze neutraliteitsakte van 1629 een vrijplaats voor alle gezindten, voor die tijd uniek. De jezuïetenorde vestigde zich na het sluiten van de akte in Nes en bleef zo'n honderd jaar op het eiland. Hun kerk was - geheel toevallig - gevestigd in een oude bierbrouwerij...
Dit artikel is afkomstig uit een eerdere uitgave van magazine De Amelander en is met toestemming van de redactie geplaatst. © De Amelander