De negentiende eeuwse schilder Gerrit Postma

Hoe een op Ameland geboren weesjongen een succesvol kunstenaar en “miljonair” werd

Nog niet zo lang geleden ontving ik van Dolph Kessler een mooi geschenk. Het zijn twee boeken, die het kunstenaarsleven beschrijven van de op Ameland geboren schilder Gerrit Postma (1819 - 1894).  Menig kunstenaar is gedoemd om in armoede te leven, maar dat was ondanks zijn moeilijke start niet het leven wat Gerrit Postma leidde. Hij was een succesvol schilder, die zich kon permiteren om te reizen en jarenlang  in het buitenland te wonen samen met zijn gezin. Postma’s achterkleindochter Catharina Hubert van Blyenburgh – Ekama en haar achternichtje Nicoline Ekama besloten onderzoek te doen naar deze succesvolle voorouder. Pieter Jan en Tineke Borsch werden geraadpleegd om na te gaan in welke omstandigheden de kleine Gerrit ter wereld was gekomen en wie hij was. Het bleek dat hij de achterneef was van Marten Jansen, de commandeur van het in het rampjaar 1777 in het ijs gekraakte schip “Het Witte Paard”. In 1770 was Gerrits’ overgrootvader Jan Hillebrands nog meegeweest als harpoenier op het schip van zijn zoon Marten Jansen.

Door Joke Mosterman

Postma, een Amelander naam en verwijzend naar het woord postuum

Het is interessant om je voor te stellen hoe Ameland er in 1819 uit zag: in 1811 had iedere inwoner een definitieve achternaam moeten kiezen. Zo had Gerrits vader Klaas voor de naam Postma gekozen, hij werd geboren nadat zijn vader  in 1873 was overleden. De Franse overheersers waren in 1815 vertrokken en hadden het eiland berooid achtergelaten. De “Siepel”van de toren van het kasteel in Ballum was zo bouwvallig dat die naar beneden was gehaald en het ergste van alles: Ameland was haar status van Vrije Heerlijkheid kwijtgeraakt en als Grieternij met Grietman van Heeckeren onderdeel geworden van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem 1. Hoe anders was alles 20 jaar eerder, in 1795 nog geweest....

De presentatie van de twee boeken over Gerrit Postma

Het was een enorme verrassing voor de 97 jarige Catharina (Kiek) Hubert van Blijenburg – Ekama toen “Ameland” in de personen van Pieter Jan en Tineke Borsch binnenstapte op 11 oktober 2018, de dag van de boekpresentatie. Pieter Jan en Tineke Borsch waren officieel uitgenodigd. Ze hadden dat een week daarvoor bevestigd.

Dat was Kiek ontgaan, bezig als ze was met de voorbereiding van de tot in de puntjes georganiseerde presentatie. Omdat een speciale dresscode (tenue de ville of citydress) was verlangd, besloten Pieter Jan en Tineke te gaan in het zondagse kostuum van de Amelander dansgroep. In de plechtstatige Sociëteit de Witte in Den Haag verkleedden ze zich in originele Amelander mode-dracht van rond 1850, de tijd waarin Gerrit Postman leefde. De verrassing voor de jarige was compleet! Tineke en Pieter Jan werden met de handen in de lucht ontvangen. Om in de stijl van haar voorvader Gerrit Postma te blijven had mevrouw Hubert van Blyenburg - Ekama gekozen voor de Friese drukkerij Flevodruk in Harlingen. Volgens de traditie werd van beide boeken  het eerste exemplaar overhandigd door de drukkerij aan de jarige Catharina. De 100 prachtige, kostbare gebonden boeken met als titels: “Gerrit Postman, zijn nalatenschap in beeld” en “Gerrit Postma, een negentiende-eeuws schildersleven” werden slechts alleen in deze presentatie aan een 100-tal  mensen overhandigd. Het is daarom een voorrecht om u via deze boeken uit het leven van Gerrit Postma te kunnen vertellen.

Gerrit Postma

Boeken van Gerrit Postma

Kunstschilder Gerrit Postma werd geboren in Nes

De kleine Gerrit Postma werd op 30 mei 1819 geboren. Hij was het vijfde kind van Grietje Gerrits en Klaas Hendriks. Vader Klaas stierf echter een jaar na Gerrits geboorte op 27 juni. Waarschijnlijk stierven twee van de drie zusjes van Gerrit rond 1823. Heeft zijn moeder, ontmoedigd door zoveel tegenslag in dat jaar besloten Ameland te verlaten? Hoe dan ook: zoals veel andere Amelanders verhuisde ze naar Amsterdam, waar haar oudere broer woonde. In dat zelfde jaar schreef Grietje zich in als lidmaat van de doopsgezinde gemeente in Amsterdam. Helaas stierf ze al vijf jaar later en liet een dochter achter, de zestienjarige Sietske en twee jonge broertjes: de twaalfjarige Jasper en de negenjarige Gerrit. Sietske is dan al werkzaam in de stad als dienstbode, de beide jongens komen terecht in het doopsgezinde weeshuis De Oranjeappel. Waarschijnlijk is Gerrit en misschien ook zijn broer Jasper een jongetje geweest wat altijd met schetsboek en potlood op pad was en alles vereeuwigde waar zijn oog op viel. Zijn talent voor tekenen moet zijn opgevallen bij de regenten van het weeshuis. Hij zwierf op zijn tochten uit over de stad en al jong was hij een minitieus tekenaar. Als 11- of 12-jarige kreeg hij les van de echtgenoot van een van de regentessen van het weeshuis: Jacobus Schoenmaker Doyer. Veel van zijn schetsjes van Amsterdamse geveltjes, stadsgezichten en  Doopsgezinde en Katholieke  (schuil)kerkjes en andere gebouwen uit die periode zijn bewaard gebleven, 57 ervan behoren tot het Stadsarchief van Amsterdam. In 1834, als 15-jarige weet hij een plaats te veroveren in de “Teekenzaal” van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Enkele jaren later gaat zijn droom in vervulling: hij wordt aangenomen als leerling (élève) bij Jan Adam Kruseman, dan een gevierd portretschilder en directeur aan Koninklijke Academie. Daar zal hij  Joseph Israëls ontmoeten, met wie hij later tegelijk in Parijs in musea zal kopiëren.

Dienstplicht en de hermelijnen mantel van Koning Willem ll

Hij stond maar liefst elf jaar ( van 1834 tot 1845) ingeschreven als leerling aan de Koninklijke Academie in Amsterdam. Maar ondanks het feit dat hij doopsgezind was, was hij in deze tijd (van 1838 tot 1843) ook in dienst als infanterist van de Nationale Militie. Waarschijnlijk kon hij het zich financieel niet veroorloven om vervanging te zoeken en kon hij zijn dienstplicht in zekere mate combineren met zijn kunstopleiding. Na zijn dienstplicht leverde Gerrit Postma een belangrijke, maar anonieme bijdrage aan het schilderen van de koninklijke portretten die zijn leermeester Kruseman maakte: de staatsieportretten na de kroning van Koning Willem ll (7 oktober 1840). Zo schilderde Postma de hermelijnen mantel. Dit vanwege zijn talent voor het schilderen van stoffen, waarin hij later zou uitmunten.

Levenslang bereid om meer te leren en zich te verbeteren, met een opmerkelijk talent om eenmaal gemaakte kennissen als vrienden aan zich te binden.

Rond 1845 vertrok Gerrit Postma uit het weeshuis de Oranjeappel en rondde hij zijn opleidingen bij de Koninklijke Academie en Kruseman af. Hij besloot een studiereis naar Parijs te maken, nadat hij een erfenis van zijn stiefgrootvader (echtgenoot van grootmoeder van vaderszijde en op Ameland overleden) had ontvangen en had kunnen sparen vanwege de verkopen van enige schilderijen, zijn eersten als zelfstandig kunstenaar.  In Parijs  kopieerde hij schilderijen in musea, maar tekende en schilderde ook portretten. Hij zou er blijven tot 1848, het jaar waarin zijn broer Jasper overleed en in Parijs de februari en junirevolutie uitbraken. Door terug te vluchten naar Amsterdam ontkwam hij eraan om mee te moeten vechten aan de zijde van de republikeinen. Terug in Amsterdam kon Postma onmiddellijk aan de slag, de regenten van het weeshuis waren hem niet vergeten. Hij vervaardigde portretten van de leden van hun gezinnen en een groot schilderij (277 x 218 cm) van de regenten van het Doopsgezinde weeshuis De Oranjeappel, waar hij opgroeide. Kopiëren van bestaande, beroemde schilderijen werd gezien als onderdeel van de studie als kunstenaar. Van deze tijd zijn twee fragmenten van Postma bekend naar Rembrandts Staalmeesters. Inmiddels was Gerrit Postma in contact gekomen met een vooraanstaande Doopsgezinde Haarlemse zakenfamilie. Met een van de zoons, Abraham Lodewijk Dyserinck, raakte Postma bevriend. Hij maakte met deze familie een prachtige reis naar Zwitserland en met alleen Abraham een studiereis naar Rome, Abraham was toen 38 en Gerrit 31.

Drie weeskinderen

Drie weeskinderen

Rome.... Al in de 17e eeuw dé plek om je kunstenaarsopleiding af te ronden

Op dit moment is er in het Centraal Museum in Utrecht een tentoonstelling over een reis van drie Utrechtse schilders naar Rome. Onder hen was Hendrick ter Brugghen, die we hier op Ameland kennen van het helaas verbrande schilderij in de RK Kerk. Het is door Wim Kiewiet zo schitterend vervangen. Na zijn eerste korte reis naar Rome volgde er ook voor Gerrit Postma in 1853 een tweede reis. Van zijn vriend Abraham Dyserinck had hij de opdracht gekregen om enkele kopieën te maken, naar schilderijen van de beroemde kunstschilder Rafaël waarvan de originelen zich in musea in Florence bevonden. De Nederlandse prinses Marianne, dochter van Koning Willem 1 en zuster van Koning Willem ll hoorde van zijn missie, ze bood aan haar invloed uit te oefenen en regelde voor hem dat hij buiten de lange wachtlijst van kunstenaars om aan het kopieëren kon beginnen. Hij kopieerde onder andere twee maal van Rafaël de “Madonna della Seggiola”, een maal voor Prinses Marianne en een maal  voor Dyserinck. Volgens de directeur van het museum Palazzo Pitti konden deze kopieën het origineel ongemerkt vervangen.

Gouden tijden en een huwelijk bij zijn terugkeer in Nederland

Met zijn grote schilderstuk “Oktoberfeesten”, dat hij geexposeerd had in Rome in 1857 oogstte Postma  veel succes. Toch keerde hij in dat jaar terug naar Nederland, waar hij zich op den duur in Haarlem vestigde. De Doopsgezinde gemeente in Haarlem bestelde tal van portretten bij hem, onder wie ook ds. Klaas Sybrandi, de pleegvader van het meisje wat een jaar later zijn vrouw zou worden: Catharina Aafje Verburg. Nadat het schilderij “Oktoberfeesten” ook in Nederland was geëxposeerd werd het aangekocht door Prinses Marianne, die ook een portret bestelde. Wat een succesvol jaar voor Postma! Ook op de huwelijksdag van Gerrit en Catharina zond Prinses Marianne een brief met een cadeau. Voor hun huwelijksreis, die enkele maanden duurde,  nam Gerrit zijn jonge vrouw (ze was 17 jaar jonger dan hij) mee naar Parijs, waar hij de eigenaren van het hotel weer opzocht, die hem bij zijn eerste verblijf in Parijs een kamer hadden verhuurd. Vandaar reisde het paar naar Normandië en vervolgens naar Engeland, waar ze waren uitgenodigd op het landgoed van de familie Akers. De beide dochters van deze familie hadden in Rome schilderlessen gevolgd bij Postma. In een brief aan Catharina verklapten de meisjes, dat Postma met hen in het Coloseum wel hide and seek (verstoppertje) had gespeeld. Een jaar na hun huwelijksvoltrekking werd de kleine Gerrit (Gerard) geboren in Haarlem. Ondanks dat bereidde het jonge paar een nieuwe reis voor naar Rome en gingen ze op weg: reizend met een baby via boottochten, treinreizen en deels per diligence naar Rome. In haar herinneringen zou deze reis Catharina Aafje altijd bijblijven: “Geen schooner weg dan van Genua naar Pisa, langs de Middellandse Zee in den manenschijn” schrijft ze!

Het geluk lacht Catharina Aafje en Gerrit toe in Rome

In Rome wordt hun tweede kind geboren: een dochtertje, wat Catharina Jacoba zal heten: meestal wordt ze Katrijn of Kiekerina genoemd. Samen met een portretje van het kleine meisje schrijft Gerrit Postma aan de geliefde stiefouders van zijn vrouw hoe hij midden in de nacht toen het kleintje zich aankondigde in Rome de “mamane” opzocht, om het dochtertje op de wereld te helpen en die vond dat haar gezichtje leek op een gekleurd appeltje. En ook nu komt Prinses Marianne hen opzoeken om zoals ze in een gedicht schrijft als de Postma’s 12,5 jaar getrouwd zijn: “(Zoals ik) in uw werkplaats op kwam loopen of bij vrouwlief in de salon, hoe ik dan de kleinen Gerard in mijn vorstelijke armen sloot of ook wel zijn lieve zusje liet doudijnen op mijn schoot.” Ook nu koopt ze enige werken, die ze ook in Nederland tentoonstelt. Inderdaad verfijnt Gerrit Postma in deze jaren zijn stijl van schilderen verder, leert hij de jongere Laurens Alma Tadema kennen en sluit vriendschap met kunstenaars uit heel Europa. Na vier gelukkige jaren in Rome, waarin hij het liefst de bevolking in de kleurrijke streekdrachten uit de landbouwgebieden rond de Italiaanse hoofdstad schilderde, besloot hij naar Spanje te reizen en ook daar het volksleven te bestuderen. De Postma’s zouden na hun terugkeer in Nederland drie keer een reis maken naar Spanje.

Pieter Jan en Tineke Borsch in Den Haag bij Catharina J. Hubert van Blyenburgh – Ekama

Mevrouw drs. Catharina J. Hubert van Blyenburgh – Ekama met ahter haar staand Pieter Jan en Tineke Borsch in zondagse Amelander klederdracht. Foto: Ed Geels

Blijdschap en diep verdriet in Spanje

Tijdens hun eerste verblijf in Spanje wordt een drietal van Gerrit Postma’s tekeningen geplaatst in de Franse krant L’ illustration, Journal Universel. De kunstschilder slaat daarmee een nieuwe weg in en functionneert behalve als illustrator ook als verslaggever. Door zijn jarenlang verblijf in Parijs spreekt en schrijft hij het Frans uitstekend. In de tijd voorafgaand aan radio en t.v. zijn het bladen zoals deze die het nieuws verspreiden. Zijn eerste illustratie liet een processie in Sevilla zien in de Semana Santa, de week voor Pasen.  De derde illustratie had als onderwerp het tentenkamp buiten Sevilla dat was ingericht als opvangkamp bij de cholera-epidemie in de stad. Daarbij schreef hij een aangrijpend relaas voor L‘ illustration: over het ontruimen van een hele wijk van arme gezinnen door hen te verplaatsen naar een tentenkamp, dat door de rivier Guadalquivir van de stad was gescheiden. Inderdaad stierf er van deze geëvacueerde mensen niemand. Hoe anders was het in de stad: dagelijks waren er rond de driehonderd doden te betreuren, onder hen was de jonge Nederlandse gouvernante van de Postma’s: Wilhelmina. Maar ook de burgemeester, die zoveel levens redde door de evacuatie overleefde de verschrikkelijke epidemie niet. Hoe de Postma’s de epidemie doorstonden is niet bekend, maar wel dat het hen ertoe bracht terug naar Nederland te gaan. Want wat zou er van hun kleine kindjes worden in den vreemde als ook zij jong zouden sterven, vroegen ze zich af. Beide ouders wisten wat het betekende: op jonge leeftijd wees te worden.

10 Jaar later zou Gerrit Postma, nu vergezeld van alleen vrouw en dochter weer afreizen naar Spanje. Ze kozen dit keer voor Granada en woonden in een hotel dicht bij het Alhambra. Met weemoed beschrijft Catharina Aafje later in haar leven een nacht “bij helderen maneschijn”die ze met man en dochter doorbracht in het Alhambra, waar een beperkt aantal kunstenaars toestemming voor kregen. Haar man verzamelde tal van (pen)tekeningen van sfeervolle straatjes, pleintjes, patio’s, hoekjes en huizen, maar ook van de karakteristieke gelaatstrekken van zigeuners (Gitanos), waaruit hij eenmaal terug in Nederland kon putten als achtergrond voor zijn schilderijen vol exotische zuidelijke sfeer.

Een liefdevol schildersechtpaar met een gelukkige hand voor beleggingen

In de laatste jaren van zijn leven schilderde de kunstenaar steeds meer Hollandse taferelen. Ontroerend is het dat Gerrit Postma zijn laatste schilderij: twee wezen van het Burgerweeshuis, die kransen leggen bij het graf van hun ouders, niet heeft kunnen voltooien. Hij stierf plotseling. Op 12 oktober 1894 werkte hij nog vol overgave aan het schilderij, maar zijn dood op 13 oktober beschrijft Catharina Aafje als: “(dat toen) het penseel als het ware aan zijn stervende hand is ontvallen”. Al tijdens hun  verblijf in Rome zijn de Postma’s begonnen met beleggen. Ze lieten zich daarbij voorlichten door Catharina Aafjes stiefvader. Toen Postma’s  vrouw stierf in 1915 bestond haar vermogen uit allerhande obligaties, certificaten, aandelen en pandbrieven, nationaal en internationaal. Met haar scherp zakelijk inzicht was ze erin geslaagd de nalatenschap van haar man nog te vergroten tot een vermogen van fl. 407.131,58, omgerekend naar maatstaven van nu: Euro  3.763.024,00. Maar ze was in Haarlem ook regentes van (hoe kan het anders) het Doopsgezind Weeshuis. Het was niet de enige maatschappelijke functie die ze vervulde: zo was ze ook bestuurslid en later presidente van de Haarlemsche  Vereniging van Ziekenverpleging. De verpleegsters, die op pad gingen om zieken te helpen, werden zelfs “de zusters van mevrouw Postma” genoemd. Kwam er een hulpvraag dan rustte ze niet, “hetzij bij dag of nacht” om te zorgen dat hulp verleend werd. Het is duidelijk dat Gerrit Postma door zijn huwelijk  was verbonden aan een heel bijzondere vrouw.

Gerrit Postma heeft het eiland Ameland nooit meer bezocht

Er zijn geen idyllische hoekjes in Nes of Hollum geschilderd door Gerrit Postma, geen karakteristieke Amelander hoofden in een snelle schets getekend, geen opvliegende eenden of grazende koeien langs een slootrand vereeuwigd, geen paarden en kraakwagens onderweg naar het Oerd..... Dat is jammer! Hij zou met zijn voorliefde voor de kleuren van het platteland, waarvan hij zo genoot en die hij zo treffend tekende en schilderde in Spanje en Italië ook het Ameland van de negentiende eeuw minitieus hebben weergegeven. Maar deze geboren Amelander kwam na zijn verhuizing toen hij drie jaar oud was nooit meer terug. Misschien kan Ameland zijn levenswerk in de vorm van schilderijen en vele, vele (pen)tekeningen in een tentoonstelling eens “thuis” halen. Het zou een mooie geste zijn naar zijn achterkleindochter, die twee prachtige boeken aan hem wijdde en daarmee deze kunstschilder  ook op zijn geboorte-eiland weer bekendheid geeft.

De boeken kwamen tot stand op initiatief van Catharina J. Hubert van Blyenburgh – Ekama (kunsthistorica en klassiek archeologe)  en is door haar, en haar kunsthistorische inbreng, mogelijk gemaakt.

De tekst is van Nicoline Ekama, historica

Fotografie en beeldredactie: Jantine van der Knaap, op Ameland bekend door haar hertaling van “Het dagboek van Hidde Dirks Kat”

Met dank aan Pieter Jan en Tineke Borsch en Dolph Kessler.

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>