Het vergaan van het stoomschip Prins Willem II in 1910

Aanleiding tot dit verhaal is dat Leen Postma in het voorjaar van 2015 een krantenartikel uit “t Kleine Krantsje” (uitgever Fenno Schoustra, Leeuwarden 1964 – 1997) bij Joop de Jong bezorgde. Deze laat het aan mij zien wanneer ik kort daarna bij hem langs kom. "Misschien aardig om eens uit te zoeken", zegt Joop. En dat is het zeker en helemaal als het een verhaal over vijf Amelanders gaat en dat aandacht verdiend. Dus nu geen verhaal uit de geschiedenis van het reddingswezen maar over een scheepsramp die vijf eilander gezinnen en families trof in een tijd dat er nog geen sociale voorzieningen waren. Om het verhaal wat completer te maken heb ik een aantal eilanders en internet geraadpleegd. Maar ook hier en daar wat fantasie gebruikt. En zo laat ik het verhaal beginnen op Ameland wanneer vijf zeelieden vertrekken voor een nieuwe reis.

Door Jan de Vries

Het zijn vijf mannen of beter gezegd vier mannen en een jongen die in januari 1910 in Nes op de postboot stappen en naar Holwerd gaan. Vier komen er uit Nes. Het zijn Warner Bakker, Gerrit Hofker, Sipke Wiebenga en Sjoerd Postma. De vijfde is Jan Sparrius uit Hollum. Hij heeft waarschijnlijk al een flinke wandeling achter de rug. Want  pas in 1923 arriveert de eerste bus op het eiland. Vrijwel zeker zijn ze met de postboot “Ameland II” (1907 in dienst) overgestoken naar Holwerd. In die tijd werd de oude “Ameland I” als reserveboot ingezet. Nauwelijks drie jaar later slaat dit schip los van de veerdam om vervolgens ten zuiden van Buren te stranden op de restanten van de verbindingsdam. Het schip wordt daarna gesloopt.

Vanaf de veerdam kun je lopend of met paard en wagen naar Holwerd. Daar vinden we in die tijd het spoorstation Holwerd. Vanaf 1901 is het mogelijk om met de trein naar Leeuwarden te reizen. Vanuit Holwerd reizen ze verder naar Amsterdam. Vermoedelijk zijn ze niet lang thuis geweest. Want het schip waarop ze varen is begin januari in Amsterdam aangekomen. En nu staat al weer een nieuwe reis naar Suriname hun te wachten. Onderweg zullen ze aan elkaar verteld hebben hoe het thuis was. Sipke Wiebenga zal verteld hebben over zijn vrouw die in verwachting is van hun tweede kind. Anderen over het wel en wee in hun familie en de gebeurtenissen op het eiland. Ze hebben allen aangemonsterd op het stoomschip Prins Willem II.

Vermoedelijk hebben de mannen al eerder reizen gemaakt met dit schip of een ander schip van de Koninklijke West-Indische Maildienst. De rederij onderhoudt een regelmatige dienst vanuit Amsterdam op Suriname.

 

ss Prins Willem II

Het stoomschip Prins Willem II, gebouwd in 1890 in Amsterdam door de Nederlandse Dok- Scheepsbouwmaatschappij onderhoudt een regelmatige dienst tussen Amsterdam en West-Indië. Het schip is eigendom van de Koninklijke West-Indische Maildienst. De hoofdafmetingen zijn: lang 264, breed 36 en hol 21 Eng. voet. De bruto-inhoud  is 1621 en de netto-inhoud 1015 register-ton. De triple expansiemachines die 1250 I.P.K. kunnen ontwikkelen, hebben cilinders met middellijnen van 22 1/2 -34 en 56 Eng. duim, bij een slag van 40 Eng. duim. De ketels 11 x 25 voet, werkten met een druk van 160 Eng.

Stoomschip Prins Willem II

Het schip maakt eind 1909 de thuisreis van Paramaribo naar Amsterdam waarbij het 3 januari 1910 in Le Havre aankomt. Vandaar  vertrekt het naar Amsterdam. Mogelijk zijn de bemanningsleden 1 of 2 weken thuis geweest. En nu het schip op 21 januari 1910 weer vertrekt uit Amsterdam naar Paramaribo hebben ze afscheid genomen van hun vrouw, kinderen, ouders en familie. Ze kunnen niet beseft hebben dat het een definitief afscheid is geweest.

Het schip waarop zij varen is dan wel niet nieuw maar het heeft in 1906 nog een grote onderhoudsbeurt gehad. Volgens de gegevens is het de 61e reis die het schip naar Paramaribo maakt.

ss  Prins Willem II

Vanaf 1870 gaat de ontwikkeling van de stoommachine in de zeescheepvaart steeds sneller. In 1840 zijn er 3000 stoomschepen met een gezamenlijk laadvermogen van 370.000 ton terwijl de zeilschepen een totaal laadvermogen van 9 miljoen ton hebben. Maar de ontwikkeling gaat snel en de toenemende vaarsnelheid en betrouwbaarheid van de stoommachine maken het  ook mogelijk om regelmatige diensten te onderhouden.

Bovendien wordt in 1869 het Suezkanaal geopend en kunnen stoomschepen een veel kortere route nemen. Het kanaal is voor zeilschepen niet of nauwelijks te bevaren. Vanaf 1870 gaan ook de Nederlandse rederijen steeds meer over op stoomschepen.

Vergeleken met nu is er een groot aantal bemanningsleden aan boord. Het schip vervoert behalve vracht ook passagiers. Een deel van de bemanning is  dan ook belast met de verzorging van de passagiers.

De lonen zijn laag en het zijn ook de jaren waarin de vakbonden ontstaan en strijden voor een betere betaling en positie van zeelieden en arbeiders.

Bemanning

De bemanning van de 'Prins Willem II' is volgens een door de directie  in die tijd verstrekte monsterrol als volgt:

Kapitein J.W. van Slooten, 1e officier W.K. de Groot, 2e officier H.O. Friedrich, 3e officier J.C.G. Jongman. 1e Machinist A. de Weijer, 2e machinist F.L. Kelders, 3e machinist, M. Versloot , 4e machinist R. Meijer. Geneesheer L. Vrind, hofmeester F. v.d. Ben, 2e hofmeester A. van Leiden, linnenjuffrouw C.M. Buysman, Chefkok J. Noordenbos,  2e kok J.H.J. Poullois, koksjongen D. Hermandez, bediende 2e kl. H.H. Lugten, bediende salon M.J. Pothuys,bediende messroom K.M. Tatgenhorst, bediende pantry M. Hermandez, bootsman W.H. van Leeuwen, timmerman L. Biesbrouch, lampenist D. Lippla, matroos  D. Roorda, matroos Warner Bakker, matroos G. Hofker, matroos S. Wiebenga, matroos C.K. Kuyper, matroos J. Sparrius, lichtmatroos T. Vogelzang, lichtmatroos S. Postma, donkeyman J.P. de Vries. 1e Stoker Josef van Uiter,1e stoker J. Rooijer, 2e stoker Jan de Jong, 2e stoker L. Vornier, 2e stoker P. Cuales, tremmer J. Laher, tremmer J. Crips, tremmer O. Koeiman  (bijna allen afkomstig van Suriname)

Passagiers

Het stoomschip heeft de volgende passagiers aan boord:

  • E. Reichel (Duitsland)
  • W.N. Sevenoaks en echtgenote
  • F. Vögler (Hamburg)
  • R.C. Tyson (Glasgow)
  • S.D.F.Th. Bont (Hilversum)
  • N.J. Bijl, echtgenote en 3 kinderen (Apeldoorn)
  • F. Stempel (Amsterdam)
  • H. Hövelmann (Wesel a/d Rijn)
  • J. van Radenbach (Hamburg)
  • A. van Kregten (Amsterdam)


De heer R.C. Tyson, ingenieur, was vanwege de firma THOM  AND CAMERON uitgezonden met als opdracht een onderzoek in te stellen op het placer La Fortuna.

La Fortuna zal een plantage in Suriname zijn geweest. Er waren meer plantages met een Franse naam. De firma Thom and Cameron was en is gevestigd in Glasgow en importeert wijnen en spirituosen. Op Surinaamse plantages werd ook rum gestookt en vermoedelijk zou de heer Tyson een dergelijke plantage gaan bezoeken.

De heer Sevenoaks, districtsgeneesheer, had gedurende zijn verloftijd het artsexamen afgelegd, en maakte te Berlijn en te Londen studies in huis- en geslachtsziekten en aan de London School Of Tropical Medicina in tropische ziekten, waaronder beri-beri, tropische dysenterie en filariosis. In januari·j.l. was de heer Sevenoaks in Brussel getrouwd met mejuffrouw Helene Rempel afkomstig uit Dresden.

De heer F. Stempel werd geboren in Amsterdan in 1877. Hij was de eerste voorzitter van AFC Ajax. Ajax werd opgericht in 1900 met als naam Amsterdamsche Foothball Club Ajax. OP 20 maart speelde de club de eerste vrioendschappelijke wedstrijd tegemn AFC. Ajax verloor met 6-1. De eerste officiele wedstrijd was op 29 september 1900 tegen DSOB. Ajax won deze wedstrijd met 2-1.  Floris Stempel zorgde ook voor de toelating van Ajax tot de Nederlandse Voetbalbond in 1902. Hij bleef voorzitter tot 1908 en wordt opgevolgd door medeoprichter en vriend Chris C. Holst.

Meer eilanders bij KWIM

Er zullen ongetwijfeld meer eilanders op schepen van de Koninklijke West-Indische Maildienst hebben gevaren. Van twee Koninklijke West Indische Mail dienstpersonen weten we dit zeker. Zo vaart Pieter Bleeker van 1900 tot 1906 ook op de Prins Willem II. En in een akte van de Burgerlijke Stand van de gemeente Ameland vinden we een op 20 januari 1894 opgestelde overlijdensakte van Hidde IJnsen.  Merkwaardig blijkt er eerst een bericht te zijn ontvangen van het overlijden van een zekere Rinze Reinson, lichtmatroos aan boord van de Prins Willem II. Deze persoon zou zijn overleden op 18 december 1893 in het Long Island College Hospital te New York. Dit blijkt echter een verkeerde naam te zijn. Het betreft Hidde IJnsen, een 17-jarige lichtmatroos afkomstig van Hollum. Hij is een zooon van Guurtje Jans IJnsen en Meintje IJnsen de Jong. Hidde is geboren op 21 januari 1876. Ook zijn vader is zeeman want hij is bij de geboorte van zijn zoon Hidde niet aanwezig. Het zal voor Hidde ook één van zijn eerste reizen zijn geweest.

Vertrek  ss Prins Willem II vanuit Amsterdam

Wanneer het stoomschip Prins Willem II de haven van Amsterdam op 21 januari verlaat kan niemand  bevroeden dat de reis al na enkele dagen een plotseling einde zal krijgen.

Twee dagen na het vertrek wordt het schip gesignaleerd wanneer het eilandje Quessant, gelegen voor de Franse kust ten noorden van de Golf van Biskaje, wordt gepasseerd. Het is achteraf gezien de laatste melding die men van het schip heeft gehoord.

Op 15 februari 1910 verschijnen de eerste, van een lange reeks, berichten in de kranten. De Prins Willem II is nog niet in Paramaribo aangekomen. Maar dat was, aldus de directie van de West Indische Mail, geen verontrustend nieuws. De vertraging kon worden veroorzaakt door machineschade. Zelfs geringe machineschade kon voor een flinke vertraging zorgen.  Er waren immers tal van voorbeelden van schepen die na weken, zelfs na maanden, weer opdoken.

De Prins Willem II kon het drijvend zeer lang uithouden, Proviand was er voor 5 maanden aanboord en als de kolen niet voor de voortbeweging werden gebruikt kon je er toch het water mee distilleren. Zo kan men dus, zonder gebrek, maanden lang ronddrijven en soms met behulp van zeilen een haven bereiken.

Er is nog geen reden voor paniek maar toch geeft de Nederlandse regering onmiddellijk “telegrafischen last” aan Hr. Ms.  Pantserdekschip “Utrecht”, dat toch in West-Indië kruist, om zo spoedig mogelijk vanuit Paramaribo zee te kiezen teneinde de Prins Willem II op te sporen.

Ook de gezagvoerder van de Prins Willem IV van de West Indische Mail, welk stoomschip binnen enkele dagen vanuit Paramaribo naar Nederland zal vertrekken, krijgt opdracht het vermiste vaartuig op te sporen.

Een paar dagen later wordt er in Londen al 68% en in Amsterdam 25 tot 35% herverzekeringspremie betaald, maar deskundigen houden het erop dat de boot machineschade heeft en hulpeloos ronddrijft. Het breken van krukassen en schroefassen of het verliezen van de schroef komt vrij regelmatig voor en deze schade is op volle zee moeilijk te herstellen. Bovendien is het een zeer weinig bevaren route en de ontmoeting met een ander schip is niet groot.

Hr.Ms. Utrecht heeft draadloze telegrafie aan boord maar de Prins Willem IV en de Prins Willem II niet zodat er langs deze weg geen verbinding mogelijk is.

Steiger en pakhuis van de KWIM in Willemstad

Dan is de aankomst van het schip al meer dan 14 dagen te laat. Er gaan geruchten dat het schip behoort tot de minder goede zeeschepen en een “oude kast” zou zijn. Dit wordt onmiddellijk ontkend door de rederij. De Prins Willem II is een solide schip en kapitein van Slooten uit Leeuwarden is een bekwaam en ervaren gezagvoerder. Vervolgens is het schip een maand te laat  en je kunt je voorstellen hoe de gezinnen en familie in grote spanning leven.  Dan komt er een bericht van het schip "Ionan" dat meldt dat het 1000 mijl ten westen van de Tory-eilanden in aanraking is gekomen met een onbekend, uit elkaar geslagen wrak. Zou dat dan de Prins Willen II zijn. Maar dan melden de Engelse kranten dat dit schip een gele schoorsteen heeft en de schoorsteen van de Prins Willem II is zwart. Bovendien is er bij de aanvaring van de "Ionan" met het wrak een koperen blokletter P  op de "Ionan" terecht gekomen en dit is geen letter van de Prins Willem II. Op 11 maart wordt het vermiste stoomschip aan de herverzekeringsmarkt onttrokken, waaruit blijkt dat in assurantiekringen het schip is opgegeven.

Stoomschip Prins Willem II verging in 1910 met man en muis

Vergaan ss Prins Willem II

En dan uiteindelijk op 16 maart, bijna 2 maanden na het vertrek van de Prins Willem II uit Amsterdam, komen er vanuit Frankrijk berichten over opgeviste en aangespoelde voorwerpen die van het vermiste schip afkomstig zijn. In zee bij Belle-Ile aan de zuidkust van Bretagne is een reddingsboei opgevist met het opschrift van Prins Willem II en een sloepriem met hetzelfde opschrift. Ook op het eiland Hoëdic, gelegen nabij Belle-Ile, is een zwart bord met witte letters gevonden dat tot de inventaris van de Prins Willem II behoort. Naar de plaats waar deze voorwerpen zijn aangespoeld en in verband met de zeestromingen is de conclusie dat het schip zeer waarschijnlijk is vergaan in de zware storm van 24 januari, dus vrij direct na het passeren van Quessant.

In de dagen daarna spoelen er nog tal van kleinere voorwerpen aan zoals een kist met vijftig flessen vernis, een roeiriem, een plankje van een sloep en zwemvesten, gemerkt Prins Willem II. Dit laatste bevestigt min of meer dat het schip een prooi van de golven is geworden aldus een krant op 19 maart 1910.

Op 21 maart zegt de directie van West-Indië Mail dat aan alle familieleden van de opvarenden en de passagiers de eerste berichten van de aangespoelde voorwerpen zijn toegezonden. Menselijk is het dat de verwanten steeds nog de hoop hebben gehad en nog wel hebben dat het schip nog ergens behouden rond drijft. Maar de maatschappij onthoudt hen niet de mening dat het ergste gevreesd moet worden. Maar hoe men ook de geringste hoop op een betere afloop nog krampachtig vasthoudt langzaam maar zeker dringt het besef doordat er voor de bemanning en de passagiers geen hoop meer is.

Een kapitein van de maatschappij reist naar Frankrijk af om de aangespoelde goederen te onderzoeken. Begin april is men ervan overtuigd dat het schip is ondergegaan in de zeer zware storm die van 23 tot 29 januari daar heeft gewoed. De oorzaak van de ramp is echter niet te achterhalen.

Raad voor de Scheepvaart

Later volgen nog de zittingen van de Raad voor de scheepvaart. In de kranten wordt uitgebreid verslag gedaan van deze zitting. Daarbij worden deskundigen gehoord, de directeur van de rederij, de KNMI over de weerstoestand, de Amsterdamsche Droogdok en Scheepsbouw maatschappij die het schip heeft gebouwd en daarna onder toezicht heeft gehad en deskundigen van verzekeringsmaatschappijen.

Voor wat betreft het schip valt weinig anders te vermelden dan dat het volkomen zeewaardig was, correct beladen en voorzien van de nodige certificatie. Voor wat het weer wordt gesteld dat toen de Prins Willem II op 23 januari Quessant om 1 uur passeerde de weersomstandigheden nog gunstig waren. Met een hoge barometerstand en een licht noordelijke wind. Die nacht moet het weer voor middernacht slecht zijn geworden. En de Prins Willem II raakte spoedig in een gebied van een zeer zware storm die zich uitbreidde tot de Spaanse kust. De 24e, 25e en 26e januari moeten in de Golf van Biskaje orkanen hebben gewaaid van de sterkte die wordt aangeduid met: “vollen orkaan”. Indien de Prins Willem II toen nog niet was vergaan, moet het schip daar in zijn gebleven.

Comité tot inzameling gelden

Het comité dat een inzameling organiseerde bestond uit mr. P.A.A. Bucaille, rechter in de kolonie Suriname, G.W. Wiebenga, oud-expert Veritas, H. Hillen, hoofdcommies bij de Algemene Rekenkamer en B. Boekhoudt, districtscommissaris in de kolonie Suriname. De heer G.W. Wiebenga draagt de ontvangen gelden aan de burgemeester van Ameland af zoals vermeld in een krantenartikel van de Leeuwarder Courant.

Deze G.W. Wiebenga is de heer Gerko Wiardus Wiebenga, geboren op 4 september 1851 te Buren. Een oom dus van Sipke Wiebenga. Hij trouwt op 25 juni 1880 in Rotterdam met Elisabeth de Roode.  Zij is geboren in Rotterdam maar overlijdt in 1882. Het huwelijk duurde dus maar 2 jaar. Het zal misschien mede de reden zijn geweest dat Gerko naar Nederlands Indië vertrekt. Daar trouwt hij op 3 oktober 1885 in Soerakarta (Java) met Jeanette Geertruida Coers, geboren in 1863 te Oenarang op Java en in 1932 te Vught overleden. De eerste 8 kinderen zijn geboren in Ned. Indië, waarvan de laatste in 1897. Het 9e en laatste kind is geboren in 1906 in Den Haag. Een en ander betekent, dat Gerko tussen 1898 en 1905 in Nederland is teruggekomen. Toen zijn neef Sipke verdronk, woonde Gerko Wiebenga weer in Nederland en heeft hij dus de inzamelingsactie voor de nagelaten familieleden op touw gezet. Hij overlijdt in Den Haag op 27 december 1912.

Wat volgt na de ramp is een medeleven met de nabestaanden zowel in Nederland als in Suriname. In ons land wordt een comité gevormd ter ondersteuning van de nagelaten betrekkingen. We kunnen nog vernemen dat uiteindelijk een bedrag van  f 22.870,44½ is ontvangen. De directie van de rederij verklaard zich bereid om uit eigen middelen en voor zover dit in haar vermogen ligt tegemoet te komen in het onderhoud van de achtergelaten gezinnen. In principe kwam dit neer op een jaarlijkse tegemoetkoming.

ss Prins Willem II

Tragische gebeurtenis(sen)

Tragisch is de bejaarde moeder van de omgekomen geneesheer Sevenoaks. Hij had op 49-jarige leeftijd in Europa het artsendiploma behaald, was in Brussel getrouwd en keerde nu terug naar Suriname. Voor haar huis had zijn moeder een erepoort gebouwd die nog weken stond te wachten op haar zoon die niet zou terugkeren. De familie Bijl uit Apeldoorn, man, vrouw en drie jongens, had de reis ondernomen naar Suriname omdat de vader daar een betrekking als opzichter van een rubberplantage zou krijgen.

Tragisch is ook dat de echtgenote van de 1e machinist, A. de Weger, zo erg overstuur raakt dat zij te vroeg bevalt van haar kind en daarbij komt te overlijden.

Het gezin van Slooten, moeder en haar 2-jarig zoontje Thomas Roelof  wacht in Leeuwarden ook vergeefs op de thuiskomst van echtgenoot en vader. Kapitein van Slooten was 15 jaar in dienstbij de rederij en was één van de jongste gezagvoerders.

In Akkrum wacht de familie de Groot en op Ameland  wachten de gezinnen, ouders en familie van Sip Wiebenga, Gerrit Hofker, Sjoerd Postma, Warner Bakker en Jan Sparrius wekenlang op nieuws over de Prins Willem II. Met het verstrijken van de tijd wordt langzamerhand duidelijk dat er meer gebeurd is dan men aanvankelijk had aangenomen. Geen van de mannen keerde terug.

Wipkje Hofker blijft achter met haar beide zoontjes Jacob, 2 jaar, en de begin februari geboren Eeltje. Beide jongetjes zullen hun vader nooit leren kennen. Op haar grafsteen, op de algemene begraafplaats van Nes staan de naam van haar man en de naam van het schip de Prins Willem II vermeld. De ouders van Warner Bakker, Obbe en Aaltje Bakker-Colmer, wachten tevergeefs op hun 19-jarige zoon Warner. Yemkje Hofker- Burga is 31 jaar oud, haar zoontje Gerrit is 2 jaar, wanneer het bericht haar bereikt dat haar man, de 29-jarige Gerrit Hofker met de gehele bemanning van de Prins Willem II is omgekomen. Ook van haar vinden we op de algemene begraafplaats van Nes een grafsteen met daarop de naam van haar man en het schip.

Mark en Tetje Postma-Visser zullen hun 16-jarige zoon Sjoerd nooit meer zien. Het kan zelfs zijn dat Sjoerd zijn eerste reis maakte met de Prins Willem II. Botte en Pietje Sparrius-Dokter zullen ook moeten leren leven met het verlies van hun 21–jarige zoon Sjoerd.

Het verdriet op het eiland zal groot zijn geweest nu zoveel gezinnen waren getroffen door verlies van een echtgenoot, een zoon, broer of familielid. Hoe gemoedelijk wellicht de reis ooit is begonnen, op de postboot van Ameland, zo wreed vonden deze mannen en jongen een zeemansgraf in de Golf van Biskaje. Er is nooit een lichaam teruggevonden van de in totaal 53 bemanningsleden en passagiers.

Genealogie Amelander bemanningsleden

Jan Sparrius

Jan Sparrius, aangemonsterd als matroos op ss Prins Willem II,  wordt geboren in Hollum op 19 juli 1888 als zoon van Botte Hendriks Sparrius en Pietje Douwes Dokter. Botte Hendriks Sparrius en Pietje Douwes Dokter wonen in Hollum. Het gezin telt 9 kinderen. Het echtpaar is getrouwd op 23 december 1876. Botte is een zoon van Hendrik Martens Sparrius en Trijntje Bottes Neij. Pietje is een dochter van Douwe Douwes Dokter en Jantje Johannes Bleeker. Botte en Pietje wonen in een boerderij aan de zuidkant van de kruising Oranjeweg/Jan Roepespad. 

Lijstje van de kinderen:

  1. Hendrik geboren op 4 november 1978
  2. Jantje geboren op 5 september 1880
  3. Trijntje geboren op 22 december 1881
  4. Douwe geboren op 9 maart 1884
  5. Pietje geboren op 2 juni 1886
  6. Jan geboren op 27 juli 1888
  7. Marten geboren op 30 oktober 1890
  8. Wietske geboren op 15 september 1892 (overlijdt een maand na haar geboorte)
  9. Hendrik geboren op 15 oktober 1894.
 

Sjoerd Postma

Sjoerd Postma, aangemonsterd als lichtmatroos op ss Prins Willem II, wordt geboren in Nes op 28 mei 1893 als zoon van Mark Postma en Tetje Visser. De vader van Sjoerd, Mark Alberts Postma is geboren op Ameland en woont in Nes. Hij trouwt op 12 mei 1875 op Schiermonnikoog met Lollina RademakerMark en zijn vrouw vestigen zich aanvankelijk op Schiermonnikoog. Als beroep wordt arbeider vermeld. Al een maand na het huwelijk wordt dochter Lemke geboren op 26 juni 1875. Op 18 oktober 1876 wordt een zoon geboren. Hendrik Postma wordt slechts 0 dagen oud. Er volgt dan op 14 maart 1878 nog een dochter Catharina Mesina. Daarna verhuist het gezin in mei 1878 naar Ameland. Nauwelijks een jaar later, op 4 maart 1879, overlijdt de moeder van het gezin. Lollina Rademaker mocht slechts 29 jaar worden.

Als bijzonderheid is nog te vermelden dat ze op 12-jarige leeftijd vanwege diefstal wordt veroordeeld tot een maand gevangenisstraf. Een Kaatje Rademaker zou haar medeplichtige zijn maar zij wordt vrij gesproken. Deze Kaatje is waarschijnlijk haar 1 jaar oudere zus Catharina Geertruida Rademakers. Wat de kinderen hebben gedaan wordt niet vermeld. De straf zal wel zwaar zijn geweest voor wellicht een licht vergrijp van deze meisjes.

Op 26 maart  1884 trouwt Mark Alberts Postma opnieuw en nu met Tetje Visser die dan 26 jaar is. Tetje is een dochter van Pieter Piers Visser en Lara Rinzes Bakker. Ze gaan wonen in Nes en ze krijgen samen 5 kinderen. Ze wonen in het middengedeelte van de woning direct ten oosten van de kerk op het Kerkplein van Nes. Hun kinderen zijn:

  1. Albert Mark geboren op 8 september 1887
  2. Alberdina geboren op 14 februari 1890
  3. Pieter geboren op 4 november 1891
  4. Sjoerd geboren op 24 oktober 1893
  5. Tetje Seyke Cornelia geboren op 19 juni 1896

Gerrit Hofker

Gerrit Hofker, woonachtig in Hollum en matroos op ss Prins Willem II, wordt geboren op 17 oktober 1880,  als zoon van Gerrit Hofker en Neeltje van der Mey. Vader Gerrit Hofker is ook zeeman. Vader Gerrit en moeder Neeltje, afkomstig van Hollum, trouwen op 24 maart 1880. Op 17 oktober 1880 krijgt het echtpaar een tweeling. Een dochter Aaltje en een zoon Gerrit! Helaas is in de akte aangegeven dat ook Gerrit een dochter is. Dat moet een flinke fout zijn geweest! Vader Gerrit was tijdens de geboorte van de tweeling niet aanwezig. Er werden in die jaren nog lange reizen gemaakt door de zeelieden. Op 23 oktober 1882 wordt nog een dochter Rinsje geboren.

De zoon Gerrit Hofker trouwt op 19 september 1907 met Yemkje Burga uit Nes. Het echtpaar gaat in Nes wonen. Al op 3 december 1907 wordt een zoontje geboren. Uiteraard krijgt ook deze de naam Gerrit. Aan het huwelijk zal helaas al snel een einde komen wanneer Gerrit aanmonstert voor een reis met het ss Prins Willem II. Na de ramp met het schip in 1910 blijft Yemkje Burga met haar zoontje achter. Nauwelijks 8 jaar later overlijdt zij op 16 december 1918, 41 jaar oud. De dan 11-jarige Gerrit Hofker moet op dat moment zijn beide ouders missen. Vermoedelijk is hij daarna grootgebracht door zijn grootouders, Gerrit en Neeltje. Hij zal later onderwijzer worden.

 

Warner Bakker

Warner Bakker wordt geboren op 21 december 1891 in Nes als zoon van Obbe Geert Bakker en Aaltje Cornelis Colmer. Obbe Geert en Aaltje Cornelis trouwen op 21 augustus 1872. Het wordt een behoorlijk groot gezin waarin 14 kinderen worden geboren. De vader van Warner Bakker is Obbo of Obbe Geerts Bakker. Een zoon van Geert Siebrands Bakker en Johanna Bartara van Heeckeren. Johanna is een kleindochter van de Grietman (1816-1837) Walrave Robert Jacob Dirk van Heeckeren die gehuwd was met Maria Catharina Magdalena Dees.

Eerst maar eens de 14 kinderen van Obbe Geert Bakker en Aaltje Cornelis Colmer. Hiervan overlijden er vier op jonge leeftijd. Je ziet ook hier dat de namen van de overleden kinderen steeds opnieuw worden gebruikt. Een zoon Evert geboren op 9 januari 1884 overlijdt 2 maanden na de geboorte. Op 19 maart 1885 wordt opnieuw een zoon geboren die Evert wordt genoemd. Zo overlijdt Warnaar wanneer hij twaalf jaar oud is en de eerste Johanna Bartara , geboren in 1878 wordt maar 1 dag oud. De in 1879 geboren dochter opnieuw Johanna Bartara genoemd.  
De in 1882 geboren Geertje overlijdt op 12 oktober 1887 en  de 12-jarige Warnaar overlijdt 11 dagen later op 23 oktober 1887. In 1887 heerst in ons land meningitis en tuberculose. Op 21 mei 1889 wordt opnieuw een dochter geboren die Geertje wordt genoemd.  

En de eerstvolgende zoon wordt naar de overleden Warnaar vernoemd. De naam wordt dan niet Warnaar maar Warner en dat is dus de zoon Warner Bakker die in januari 1910 als matroos aanmonstert op het stoomschip Prins Willem II.

  1. Sybrand geboren op 31 maart 1873
  2. Aaltje geboren op 7 april 1874
  3. Warnaar geboren op 14 oktober 1875
  4. Walrave Robert geboren op 7 mei 1877
  5. Johanna Bartara geboren op 12 mei 1878
  6. Johanna Bartara geboren op 9 juni 1879
  7. Cornelis geboren op 6 januari 1881
  8. Geertje geboren op 24 mei 1882
  9. Evert geboren op 9 januari 1884
  10. Evert geboren op 19 maart 1885
  11. Jacob Christiaan geboren op 29 juni 1887
  12. Geertje geboren op 21 mei 1889
  13. Warner geboren op 20 december 1891
  14. Geertruida Elisabeth geboren op 28 juli 1894

Moeder Aaltje wordt helaas ook niet oud. Zij is 49 jaar wanneer ze op 28 juli 1900 overlijdt en dan een gezin met 10 kinderen achterlaat.

Sipke Wiebenga

Sipke Wiebenga geboren in Nes op 10 mei 1884 zoon van Jacob Wiebenga en Antje Berends Zwart. Het gezin waarvan Sipke deel uitmaakt telt 10 kinderen. Jacob stamt ook uit een groot gezin. Vader Gerco Wiardi Wiebenga en Agatha Jans Sipkes kregen 13 kinderen.  

Uiteindelijk houdt het bij Jacob en Antje bij 9 kinderen op. Maar zeker ook een groot gezin waarin Sipke geboren wordt. 

  1. Agatha, geboren op 23 april 1871 getrouwd met Gerrit Oort
  2. Minne geboren op 29 juni 1873 getrouwd met Aaltje Visser
  3. Gerko geboren op 5 juli 1875
  4. Barend geboren op 23 mei 1878 getrouwd met Catharina Boelens
  5. Janke  geboren op 23 oktober 1880
  6. Lumina geboren op 21 december 1882
  7. Sipke geboren op 10 mei 1884
  8. Maaike geboren op 21 april 1887
  9. Antje geboren op 23 februari 1892

Het dochtertje Lumina overlijdt kort na geboorte. Het meisje wordt maar 9 dagen oud. Op 28 mei 1908 trouwt onze Sipke met Wipkje Hofker,  dochter van Eeltje Hendriks Hofker en Jacoba Johannes Wagenaar. Het echtpaar woont in het huis dat nu in gebruik is als het restaurant “Het Witte Paard” op Torenhoogte.

Op 1 oktober 1908 wordt hun eerste zoontje geboren die Jacob wordt genoemd. Op 3 februari 1910 wordt een tweede zoon geboren die Eeltje wordt genoemd. Op dat moment verkeert iedereen nog in onzekerheid over het lot van het stoomschip Prins Willem II en haar bemanning! Immers pas zeven weken na het vergaan van het schip spoelen de eerst wrakgoederen aan op de kust bij Nantes in Frankrijk.

Tetje Postma-Visser, de moeder van Sjoerd Postma, is tijdens de bevalling baakster.   

Zowel de moeder als de baakster zijn onwetend dat, wanneer Eeltje wordt geboren, de vader van het kind en de zoon van de baakster al op zee zijn omgekomen. Ook het huwelijk van Sipke Wiebenga met Wipkje Hofker zal dus helaas maar kort duren. Wipkje blijft door het vergaan van het stoomschip Prins Willem II in 1910 als weduwe met haar zoontjes Jacob en Eeltje achter. Zij overlijdt in 1938 op 54-jarige leeftijd.

Jacob trouwt later met Klaasje Hoekstra. Voor zover ik kan nagaan, woonde het gezin in Amsterdam. Ze krijgen drie kinderen: Sip, Wipkje en Johanna. Jacob overlijdt op 31 juli 1990 te Egmond aan Zee. Hij wordt begraven in Amsterdam.

Zoon Sip Wiebenga wordt later bekend als directeur van de KNZHRM. Dat was in de periode 1984 tot 2007. In 2009 neemt Sip definitief afscheid van het werk van de KNRM . Een hoogtepunt is zeker geweest dat in 1991 de samenvoeging van de KNZHRM met de KZHRMS tot de KNRM tot stand is gebracht.

Eeltje trouwt met Hendrika Loovens. Ook zij krijgen drie kinderen: Sipke, Tonny en Wilma. Eeltje overlijdt op 16 juni 1979 te Amsterdam en is aldaar gecremeerd.

Definitief vermist

De bemanningsleden worden allen op 14 september 1910 uitgeschreven uit het bevolkingsregister wegens “vermissing”.

Een ca 50 jaren later verschenen artikel vermeldt: 

“Het stoomschip Prins Willem II  was voor het vertrek uit Amsterdam door de scheepvaartinspectie onderzocht.  Het schip werd toen als goed en zeewaardig gekwalificeerd. Bij vertrek was het Plimsoll-merk nog 3 tot 4 duim boven water geweest, de lading kon niet zijn overgegaan daar het schip vol was geweest en volgens de voorschriften vakkundig beladen. Bouw en inrichting van het schip kwamen niet ter sprake, evenmin het gevaar van “vrij water” in het shelterdek, na inslaan van de poorten in de zijden, en de stabiliteit.

De voorzitter van de Raad voor scheepvaartinspectie sprak zijn leedwezen uit en betoonde meeleven met de nabestaanden van de omgekomenen. De directie nam maatregelen: “….om de getroffen weduwen, wezen en anderen tegemoet te treden”.  Daartoe ontvingen zij een schadeloosstelling.

Deze ramp illustreert de gevaren ter zee in een tijd, die wat navigatiehulpmiddelen, communicatie, constructie van de schepen en de kracht van de machines niet te vergelijken is met de huidige. Ook valt op hoe het met de berging der gestrande schepen gesteld was: de hulpmiddelen waren nog primitief, het duurde vrij lang voor men het gestrande schip bereikte en vaak was dit al zo beschadigd dat hulp niet meer baatte.”

Met dank aan:

’t Kleine Krantsje, L. Postma, P.J. Borsch, A. Schuurman-Olivier, Y. Beekema, K.H. Wijnberg, G. Brouwer, Tresoar en anderen.

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>