De lange reis naar een laatste rustplaats

Bij het Limburgse dorp Ysselsteyn bevindt zich een door zijn soberheid indrukwekkende Duitse oorlogsbegraafplaats. 18.000 kruisen staan symbool voor evenzoveel door oorlogsgeweld geëindigde mensenlevens. Vrijwel allemaal zijn het slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Op een klein gedeelte van het immense complex liggen 85 slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog. Op één van de kruisen staat de naam van Oberleutnant-zur-See Theodor Schultz. Hoe kwam deze tijdens de Eerste Wereldoorlog bij Vlieland gesneuvelde Duitse marineofficier in Limburg terecht en wat heeft Ameland ermee te maken?

Door Kees Bangma

Onbekende man met militaire eer begraven

Zaterdag 15 juni 1918. Op de normaal zo stille begraafplaats rond de eeuwenoude kerk in het Amelander dorpje Hollum klinken geweerschoten. Nederlandse militairen staan in het gelid naast een open groeve aan de westelijke rand van het kerkhof. Een Duitse marineman wordt met militaire eer begraven. Op iets meer afstand honderden inwoners van het massaal uitgelopen dorp. Want niet zo vaak valt er iets te beleven in Hollum tijdens de Eerste Wereldoorlog, of het moet het uitvaren van de reddingboot naar een op een mijn gelopen schip zijn, de passage van Zeppelins op bombardementsvlucht naar Engeland of oefeningen van de Nederlandse militairen in het in staat van beleg verklaarde dorp. Bij het graf spreekt de Doopsgezinde predikant van Hollum, ds. Van Brakel een aantal woorden en bidt hij het “onze Vader” of wellicht zelfs het “Vater unser”. Daarna zakt de kist met het officieel nog onbekende stoffelijk overschot van een Duitse militair langzaam in het pas gedolven graf. Opnieuw klinken er geweerschoten van de erewacht. Enkele mensen gooien een handvol aarde of een bloem op de kist. De volgens de op 14 juni onder nummer 22 in het overlijdensregister van Ameland ingeschreven onbekende man van naar gissing 25 tot 30 jaren is aan de aarde toevertrouwd.

 

Identificatie van aangespoelde militair

Twee dagen eerder, op de morgen van donderdag 13 juni ziet Thijs Visser, een inwoner van Hollum, de man drijven nabij de zuidwest punt van Ameland. Tot zijn knieën in het water staande, trekt hij het lichaam op het droge. Daarna snelt hij naar Hollum, om zijn vondst te melden aan de wethouder, tevens onderstrandvonder G. Dokter. In diens opdracht gaan de rijksveldwachters Luitjen de Boer en Douwe Gorter zo snel mogelijk naar de plek waar het stoffelijk overschot op de wal ligt. Daar treffen zij, naast de drenkeling, ook een Nederlandse marineman aan. Deze verklaart dat zojuist de commandant van het in het Amelandergat liggende marineschip Hr.Ms. Twent met enkele mannen bij het lijk is geweest. Zij hebben het lichaam ontdaan van zijn grijze wollen handschoenen. Nadat het lijk op een wagen naar het dorp is vervoerd, vindt een nadere schouw plaats. Het hoofd is geschonden, haar, baard, ogen, neus en oren ontbreken. Veder is het lichaam nog behoorlijk gaaf. Het is gekleed in een leren jas met metalen knopen, waarop een anker en een kroontje met daaronder een grijs wollen trui, een grijs tricot overhemd en een grijs flanellen overhemd. In de blauwe tricot bovenbroek is aan de achterkant een nieuw stuk gezet. In de band van de tricot onderbroek staat in Duitse letters ‘T.Schultz’. In de zwarte wollen kousen wordt in Duitse letters het merk l T.S. aangetroffen. Aan de middelvinger van de linkerhand wordt een ring van geel metaal met een zwarte steen aangetroffen.1

Na de schouw wordt het lijk naar de begraafplaats van Hollum gebracht en gekist. De militaire commandant van Ameland geeft echter opdracht te wachten met begraven, omdat het lichaam met militaire eer ter aarde moet worden besteld.

Verder horen de veldwachters van marinemensen in het dorp dat door de commandant van het marineschip die ochtend ook twee metalen plaatjes van het lijk zijn weggenomen: eentje gemerkt  XHM waaronder het nummer 1700 en eentje X.C. waaronder het nummer 3050.  Beide plaatjes en de ring worden door hen inbeslaggenomen en gedeponeerd op het gemeentehuis, teneinde zonodig als herkenningsteken te kunnen dienen.

In de volgende dagen wordt contact opgenomen met het Duitse consulaat-generaal in Amsterdam. Vanwege de gevonden herkenningstekens wordt het al snel duidelijk dat het moet gaan om Theodor Heinrich Ferdinand Schultz. Schultz wordt geboren op 30 september 1888 in Hannover.

Schultz wordt op 23 juni 1917 benoemd tot commandant van de onderzeeboot UB 61. Het schip is op 28 april 1917 te water gelaten op de werf van A.G.Vulcan-Werft te Hamburg. Op 6 augustus wordt het schip in actieve dienst genomen met als thuisbases Helgoland en Wilhelmshaven. In de daarop volgende maanden maakt het schip twee patrouilles naar de Ierse zee en de noordelijke Noordzee. De UB 61 maakt twee slachtoffers: op 25 augustus wordt het ss Sycamore en op 26 augustus het ss Assyria getorpedeerd. Verscheidene keren weet de onderzeeboot te ontsnappen aan aanvallen door vijandelijke schepen. Het is de periode van de onbeperkte duikbootoorlog. In een ultieme poging de Engelse bevoorrading vanuit Amerika onmogelijk te maken kondigt de Duitse legerleiding in februari 1917 aan dat ieder schip, van welke nationaliteit dan ook, zonder waarschuwing zal worden getorpedeerd.

De officieren van de UB61 die boven Vlieland vergaat. V.l.n.r. Oblt. Eisfeldt , Lt. V.R. Rieck, Oblt. Schultz, Ing. Asp. Franke. (foto Dirk Bruin)

De officieren van de UB61 die boven Vlieland vergaat. V.l.n.r. Oblt. Eisfeldt , Lt. V.R. Rieck, Oblt. Schultz, Ing. Asp. Franke. (foto Dirk Bruin)

 

Onbeperkte duikbootoorlog


De UB 61 vergaat met man en muis. Zo kunnen weer 34 namen worden bijgeschreven op de lijst van duizenden zeelieden van

allerlei nationaliteiten die tijdens de Eerste Wereldoorlog op zee omkomen. Als opvarende van getorpedeerde schepen, als slachtoffer van de duizenden zeemijnen waarmee de hele Noordzee vergeven is. Militairen, visserslui, passagiers – voor allen eenzelfde dood. Van de meeste van die duizenden op zee omgekomen mensen wordt nooit meer iets teruggevonden. Op 26 november 1917 vertrekt de UB61 voor haar derde patrouille uit Bremerhaven.  Door het slechte weer moet het schip eerst enkele dagen wachten in de Eemsmonding. Op 29 november kan de reis worden vervolgd. Deze gaat door het gebied ten noorden van de Friese Waddeneilanden, waar het vol ligt met Engelse zeemijnen. De Britten, die grote schade ondervinden door de onbeperkte duikbootoorlog, proberen de onderzeeërs tegen te houden door enorme aantallen zeemijnen voor onze kust in zee te gooien. De Duitsers proberen uit alle macht een drietal stroken boven de kust mijnenvrij te houden. De routes worden aangeduid met de kleuren rood, geel en blauw.  Maar dat is een bijna onmogelijke opgave. Op 29 november vertrekt de UB 61, samen met enkele andere onderzeeërs en voorafgegaan door de voorpostenboot Dirk van Minden, via route geel in westelijke richting. Het slechte weer met windkracht 9 maakt het de voorpostenboot onmogelijk de mijnenveegapparatuur in te zetten. Rond 21.00 uur op circa 10 zeemijl boven Vlieland loopt de UB61 plotseling op een Britse zeemijn. De mijnen zijn op 18 november gelegd door de Britse onderzeeboot E 51. Een zoektocht naar overlevenden wordt even later ook de Dirk van Minden fataal – ook dit schip loopt op een zeemijn.

Een klein aantal van hen spoelt uiteindelijk aan op de Friese kust. Zo spoelen er voor zover bekend op Ameland tijdens de Eerste wereldoorlog twintig lijken aan. Veertien daarvan blijven onbekend, zes kunnen uiteindelijk worden geïdentificeerd.

 

Oorlogsgraf

Theodor Schultz heeft in zekere zin “geluk” dat hij na meer dan een half jaar op Ameland aanspoelt, kan worden geïdentificeerd en in Hollum een fatsoenlijk graf krijgt. Waarschijnlijk rusten de meeste van zijn bemanningsleden nog steeds in het op de bodem van de Noordzee rustende wrak van de UB61. Een wrak dat, samen met dat van de Dirk van Minden, in 1985 wordt teruggevonden door leden van het duikteam Ecuador van Terschelling. Beide wrakken zijn officieel bestempeld als oorlogsgraf.

 

Vergoeding voor begrafenis

Na de begrafenis van Schultz is er direct contact tussen Ameland en het Duitse consulaat-generaal in Amsterdam. Allereerst natuurlijk om officieel vast te stellen dat de in eerste instantie onbekende man daadwerkelijk Theodor Schultz is. Gezien de gevonden aanwijzingen bestaat daar al snel geen twijfel meer over. Bijkomend voordeel voor de gemeente Ameland is dat men door deze identificatie weet wie men de nota voor de begrafenis kan sturen. Die kosten zijn als volgt:

-       Het vervoer van het lijk van de vindplaats naar de begraafplaats   f 3,00

-       Het fouilleren van het lijk, 2 maal f 1,75                                           f 3,50

-       Het behandelen en begraven van het lijk, 2 maal f 4,50                  f 9,00

-       Aanbrengloon                                                                                   f 1,50

-       1 doodskist                                                                                      f 12,35

Enkele dagen na de begrafenis van Schultz spoelt op ongeveer dezelfde plek het stoffelijk overschot aan van Alfred Heinrich Lindner, geboren 22-12-1889, bootsmannsmaat op de U75, omgekomen op 10 december 1917. Hij wordt geïdentificeerd door de naam in zijn sokken en op Ameland naast Schultz begraven.

Op 19 september 1918 deelt de Duitse consul-generaal aan dominee van Brakel mee dat, naar aanleiding van de bemoeienissen met beide begrafenissen, der Herr Staatssekretär des Reichsmarineambts in Berlin beschlossen hat, der Gemeinde Hollum f 25,- zu spenden, um die Bereitschaft der Schiffer und Kűstenbewohner zur Hűlfeleistung immer wieder anzuregen.

 

Gemeente zorgt voor graf

Op 25 april 1919 wordt een overeenkomst gesloten tussen de Duitse ambassade en de gemeente Ameland. Daarbij verplicht de gemeente zich om de twee Duitse graven op de begraafplaats in Hollum en de drie in Nes op een eenvoudige, volgens de plaatselijk gebruikelijke manier in stand te houden. De gemeente ontvangt daarvoor ingaande 1 augustus 1919 een jaarlijkse vergoeding van f 1,00 per graf. Tevens wordt er eenmalig een bedrag van f 2,50 betaald om ieder graf te voorzien van een houten kruis.2 Zo is de rust van Theodor Schultz voorlopig verzekerd.

De laatste rustplaats van Theodor Schultz nadat hij in 1958 van Ameland werd overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats bij het Limburgse Ysselsteyn

De laatste rustplaats van Theodor Schultz nadat hij in 1958 van Ameland werd overgebracht naar de Duitse oorlogsbegraafplaats bij het Limburgse Ysselsteyn. (foto Kees Bangma)

De laatste rustplaats

Voorlopig? Ja, want zijn reis is nog niet ten einde. Na de Tweede Wereldoorlog wordt in Ysselsteyn een verzamel-begraafplaats opgericht voor alle in Nederland gesneuvelde Duitse militairen. In de loop der jaren worden uit alle plaatsen in Nederland de stoffelijke resten overgebracht naar deze plek. In 1958 wordt besloten om ook de graven uit de Eerste wereldoorlog hier te verzamelen. Daaronder bevindt zich een zestal militairen uit de Eerste Wereldoorlog die op Ameland zijn aangespoeld en aldaar zijn begraven. Zo vindt de noordelijk van Vlieland omgekomen Theodor Schultz, na een lange reis via Ameland, eindelijk zijn laatste rustplaats in Limburg.

Kees Bangma is co-auteur van het gloednieuwe boek ‘Ver van het front? Friesland en Friezen in de Eerste Wereldoorlog’ dat op 11 november, exact 100 jaar na de Eerste Wereldoorlog, is verschenen. Het boek bevat ruim 450 pagina’s waarvan er twee hoofdstukken over de Waddeneilanden gaan. De oorlog blijkt veel invloed op de gebeurtenissen in het neutrale Friesland (en Waddeneilanden) te hebben gehad. Voor 30 euro kunt u het boek bestellen via www.amelanderhistorie.nl (klik hier) Op 16 januari zal de co-auteur Nykle Dijkstra een lezing over Ameland in de Eerste Wereldoorlog geven. Iedereen is van harte welkom deze lezing bij te wonen. De lezing is onderdeel van het winterprogramma van onze stichting.

 

Zie voor meer informatie:

‘Erfenis van de storm. Oorlogsgraven op Ameland’ door Gerlof Molenaar en Martin Peters.



1 Proces-verbaal dd 13-6-1918, opgemaakt door genoemde rijksveldwachters, gemeentearchief Ameland

2 Overeenkomst dd 25 april 1919, gemeentearchief Ameland

 

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>