Herinneringen aan Ameland - Jan Ponne

Door Jan Ponne

 

Ons gezin bestond uit mijn ouders Aukje Ponne-de Wind en Sjoerd Ponne, mijn broer Anton Ynze en ik zelf Jan Ponne.  Mijn vader was werkzaam bij the Militaire Politie en was gestationeerd in Den Haag, waar wij woonden.

Mijn moeder had veel familie op Ameland, en was daar geboren in de herberg “ De Zwaan” (10-08-1909).  Zomers gingen we vaak naar Ameland met vakantie en verbleven daar in het zomerhuisje ‘Zeekraal’.  Het was van mijn tante Grietje de Wind en het stond in de duinen aan het einde van de Badweg in Hollum (zie foto).

 

  Vakantiehuis van familie De Wind bij Hollum op Ameland

 

De familie de Wind was naar Amsterdam vertrokken en woonden toen in de Saar Peterstraat.  Mijn grootvader Ynze de Wind was bootsman bij de Koninklijke Hollandse Lloyd en kreeg later een ongeluk bij een val in een ruim van een schip.  Hij hield daar een ongelukkig been en rug van  over.  Toen was het leven op zee dus gedaan, en de familie de Wind verhuisde naar Tuindorp-Oostzaan (Amsterdam -Noord) waar ik vaak logeerde en speelde met mijn nichtjes Annie en Greetje de Wind.

 

Toen was het zover

 

De meidagen van 1940 waren het begin van de tweede wereldoorlog. Ieder die het beleefde, als bewust kind of volwassene, zit boordevol herinneringen.  Het was 10 mei, 1940, ik zou aan het einde van deze maand 8 jaar worden en Anton mijn broer 5 jaar in september. Moeder had wel eens gezegd:“Toe jongens eet je bord leeg, want er komt misschien een tijd dat je niets meer te eten krijgt.” Op een morgen werden we al vroeg wakker. We hoorden allerlei geluiden van buiten.  Moeder kwam bij ons, en zei: “Nu is het zover, het is oorlog, de Duitsers zijn bezig ons land te bezetten.” We keken door het raam, en zagen grote vliegtuigen heel laag overvliegen, er sprongen allemaal militairen uit, overal hoorde je schieten. We zagen een Hollandse soldaat aankomen fietsen, hij gooide de fiets op de straat en schoot uit onmacht met zijn geweer op de vliegtuigen.  Mijn vader Sjoerd was bij de Politietroepen en was die nacht niet thuis gekomen. Die nacht was er een spoed beraad van de generalestaf.  Bij afloop stapte één van de officieren op mijn vader af, en zei:” het gaat nu gebeuren, dus uiterste waakzaamheid is geboden.” De volgenden dagen werd het steeds erger met het schieten zodat de ruiten van ons bovenhuis (2de verdieping) trilden.

 

Vailliantlaan in Den Haag

Vailliantlaan in Den Haag

 

Moeder knipte stroken papier en plakte die op het glas zodat er allemaal kleine ruitjes ontstonden.  Dat was om breken te voorkomen.  Op 13 mei verliet de Koningin Den Haag per auto, om half tien in de morgen vooraf gegaan door een auto met militaire politie, ook vader was bij deze begeleiding, naar Hoek van Holland waar een oorlogsschip klaar lag om Hare Majesteit naar Engeland te brengen.  Vader kreeg ook het aanbod om mee te gaan, wat hij echter afmoest slaan, omdat hij zijn gezin zou moeten achterlaten, wat natuurlijk begrijpelijk was. Het was geen gemakkelijk afscheid.  Wat zal er zijn omgegaan in de geest van onze bijna zestigjarige vorstin toen ze op dat ogenblik werd belaagd door de troepen van Hitler, haar residentie, haar paleis moest verlaten?

Neen, ‘t was geen vlucht die U deed gaan Maar vogen, waar God riep: ‘k vraag niet wat in U is doorstaan Een strijd, hoe zwaar, hoe diep Wij knieen naast en met U neer, tot God de blik, de hand; Geef Neerland aan Oranje weer Oranje aan Nederland En kome dan was komen mag W’aanbidden, zwijgen, stil, De nacht zij zwart, omfloerst de dag, geschiede, Heer, Uw wil !

– Geschreven door Ds. Welter. Dit gedicht circuleerde illegaal door het land.

 

De volgende dag werd het steeds erger met schieten, zodat we vaak naar buiten keken.  We zagen een vliegtuig neerstorten.  En militairen door de weilanden sluipen, hier en daar werd een huis beschadigd door kogels of scherven.  Op 14 mei hoorden wij om één uur via de radio van het vreselijke bombardement op Rotterdam, het was één grote puinhoop en er was grote brand in het centrum.  Bijna duizend Rotterdammers kwamen om door de bommen of in de vlammen.  Wie er nog leefden, kropen te voorschijn, en snelde uit hun huizen – weg! De stad uit! Om 7 uur ‘s avonds hoorden we dat de Duitsers ook Utrecht wilden bombarderen, toen had Generaal Winkelman die enige keus om het bloed vergieten te voorkomen, en dat was  ‘capituleren’. Wij gingen naar kennissen, die wat minder gevaarlijk woonden.  Wij woonden aan de buitenkant van de stad we keken over de weilanden, en in de verte zag je  de kassen van het westland.  Vader kwam de eerste dagen nog niet naar huis en had het erg druk.  Na een paar dagen zijn we weer eens naar ons huis gaan kijken, via een andere weg zodat we niet langs de buitenkant van de bebouwing hoefden te lopen zodat we niet geraakt zouden worden door scherven.  Vlakbij onze straat gekomen, gingen de sirenes, het luchtalarm. We schuilden in een portiek waar nog meer mensen schuilden.  Er was een lucht gevecht met twee jagers.  Het was schieten en gieren. Toen het veilig signaal afging, zijn we naar ons huis gegaan.  Alles was nog hetzelfde. We hoorden dat er erg gevochten was aan de Grebbeberg wat veel soldaten hun leven had gekost.  Na de overgave van Nederland werd het wat rustiger.  En vader kwam ook weer thuis en deed zijn uniform voorgoed uit en werd nu burger ambtenaar voor het afwikkelen van diverse zaken voor het departement van defensie. De mensen gingen nu eten hamsteren, want niemand wist hoe de toestand zich zou ontwikkelen. Ik ging weer naar school en we begonnen al gauw te wennen aan de macherende Duitse soldaten met hun hoogste lied. Op Ameland werd het zomershuisje van tante Griet in de duinen gevorderd door de Duitsers, dus konden we daar niet meer vertoeven.  De duinen en het dennenbos werden afgezet met prikkeldraad versperringen. Toch gingen we met moeder en tante Griet naar Ameland voor vakantie. We logeerden bij oudtante Antje Brouwer-Bleeker.

 

Ze was geen echte familie van ons; mijn oma Antje de Boer was bij haar groot gebracht.  Ze woonde in het steegje achter de herberg De Zwaan in Hollum. Op een avond werd ik wakker en zag dat moeder en tante Griet op hun knieën door een kier in de zoldervloer lagen te kijken naar wat onze tante toch aan het doen was beneden. Zij was uit de bedstede gekomen en had het licht aangedaan, en was bezig om een lekker boterhammetje te maken en te consumeren.  Toen werd er hard op de deur gebonst en een stem riep “Licht aus … Licht aus.” Tante murmelde:“ ja, ja –  ja, ja.” Tante Griet (zie foto) riep uit het trapgat toe:“Tante doe het licht uit .“ Men mocht s’avonds geen licht zien buiten, zodat geallieerde vliegers niet konden zien dat ze boven een bewoonde streek vlogen.

 

Grietje de WindOp Ameland was het vrij rustig. De boeren verbouwden nu ook graan, aardappelen , groenten, enz.   en op het wad werd nog gevist. Er was nog eten genoeg. Weer terug in Den Haag, kon je merken dat de stemming beklemmerder werd.  De Duitsers plunderden de pakhuizen en het eten werd schaarser.  Bij een bezoek van ons aan opa en ama de Wind in Tuindorp Oostzaan, zei mijn vader op een avond, dat het tijd werd dat ze naar Ameland gingen verhuizen nu het nog kon, voordat de algehele toestand erger zou worden in de grote steden.  Tante Griet die bij hun inwoonde zou blijven, dus ging de verhuizing via gebroeders Bruin naar Ameland, naar het huisje uit 1604 in Hollum. Toen brak de tijd aan dat alles geoorloofd was vanwege minder voedsel en verwarming.  Na schooltijd trok ik oude kleren aan en ging er op uit.  Er werden bomen gekapt, tuinhuisjes afgebroken, op een klein kacheltje kookten we suikerbieten tot stroop, en het overblijfsel was een glazige pulp die we mixten met spruitjes of andere groenten, die moeder had geplukt bij een tuinder in het westland. Ze ging daarheen met een paar andere buurvrouwen op fietsen zonder banden. De groente werd in linnen zakjes gedaan en onder hun kleding verborgen, zodat ze bij een controlepunt werden doorgelaten.  Als de Duitsers iets vonden werd dit aan de kant van de weg gegooid. Vader reisde veel en als hij in Limburg kwam kocht hij graan, brood en ander voedsel. 

Moeders broer, Willem de Wind, woonde ook in Tuindorp Oostzaan, op het Oriom Plantsoen. Daar kwam laat in de avond een vrachtauto voor de deur. Er zaten twee koeien in, die voorzichtig uitgeladen moesten worden en geruisloos de achtertuin ingeloosd werden om dan clandestien geslacht te worden.  Op de één of andere manier ging er iets mis, en de koeien gallopeerden door het plantsoen. Het werd een jacht door de onverlichte bebouwing. De kunst was om zonder geluid of lawaai de koeien weer te vangen wat met twee man een hele toer was en veel tijd kostte.  Het was rennen door straatjes, tuintjes, heggen en perken, totdat ze eindelijk vastgebonden in de tuin stonden. De koeien werden één voor één via de keuken naar de woonkamer geleid. De meubels waren in een zijkamertje geschoven en het vloerkleed was opgerold. Dan werd het schietmasker op de koe zijn kop gehouden en met een tik viel de koe op de vloer. De tweede koe kwam vlak naast de eerste te liggen. Het was hard werken: villen, snijden, zagen en de huid en ingewanden in de tuin te brengen. Bonken vlees werden in het schuurtje opgeborgen. En dan werd de kamervloer gesopt en voordat het licht werd, was alles aan de kant en de meubels stonden weer op zijn plaats. De vrachtauto was verdwenen.  

De komende dagen werd er in het schuurtje hard gewerkt om de bonken vlees in normale porties te snijden. Vader Sjoerd ging met een grote koffer naar het geïmproviseerde slachthuis en vulde de koffer met pakjes vlees totdat hij hem nog net kon tillen. De reis Amsterdam – Den Haag verliep goed, maar toen vader de fiets uit de stalling haalde en de koffer op de bagagedrager zette om zo naar huis te fietsen, kwam daar ineens een man aan van de crisis controledienst en vroeg wat er in de koffer zat. Vader zei kleding.  Goed, zei de man, wilt U mij maar even volgen enz. enz.  Later moest vader voor de rechter komen, die vroeg waarom vader dat vlees had vervoerd.  Vader zei omdat mijn gezin het nodig had, en de rechter vroeg van wie vader dat vlees had gekocht, waarop vader zei dat een onbekende het hem had aangeboden.  “O!“ zei de rechter, “ Dat is die bekende onbekende weer”.  Hij gaf vader een kleine geldboete. Dit keer was het dus een goede Nederlander. 

Er waren eigenlijk wel veel slechte Nederlanders (collaborateurs). Je kon je collega's of buren niet meer vertrouwen. Velen zijn gestraft, daar was vader ook druk mee na de oorlog.  Maar velen zijn hun straf misgelopen; al had de Koningin gezegd op de Engelse radiozender, dat er voor die mensen geen plaats meer zou zijn in de maatschappij. Na de oorlog kwam je ze later tegen en hadden ze vaak een goede baan en de nodige praatjes. Op een nacht hoorden we plotseling een luid sissend en gillend geluid over ons dak gaan. Gevolgd door een dreun en een hoop geraas en toen was het stil.  De volgende morgen zagen we in een straat vlakbij ons in het midden van een rijwoning dat er een granaat was ingeslagen. De voorgevel was totaal weg geblazen. En in het huis lag allemaal puin van de tussenmuren en het plafond.  Het gekke was dat er geen doden waren.  De mensen waren met bed en al de straat op geblazen. Het was op een andere nacht dat ik en Anton recht op in bed gingen zitten. Door de gordijnen zagen we een fel licht. We hoorden een enorm geknor van een soort motor.  Moeder kwam bij ons en we keken naar buiten en zagen een soort raket die met een uitlaat een sliert rook en vuur achter zich om hoog ging. Daarna horizontaal ging liggen en in een bepaalde richting draaide. Toen wat rustiger al pruttelend zijn reis begon. We hoorden de volgende dag dat dit de gevreesde V2 was die de Duitsers hadden ontwikkeld en tegen de Engelsen werd ingezet.  Zij werden notabene afgevuurd vanuit het bos Okkenburg wat niet ver van ons vandaan was.

 

De razzia's

 

Buurman Noordam had bij ons een luikje gezaagd in het gipsplafon en wel in de wc. Het idee was om op de zolder te komen (die weggetimmerd was), en wij, die op de bovenste verdieping woonden, konden er zo gebruik van maken. Je moest wel van balk op balk lopen anders ging je door het plafond. In mei 1944 was ik 12 jaar en Anton 9 jaar. Vroeg in de ochtend werden we gewaarschuwd dat de straten werden afgezet door de Duitsers en dat ze razzia's in onze buurt gingen houden.  Toen gingen mijn vader, buurman Noordam en een kennis van Rinus en Aaltje Roest op de zolder schuilen. Het luikje ging dicht en moeder plakte het hele plafond weg met wit papier en stijfsel zodat je geen luikje meer kon zien.  Een half uurtje later werden alle toegangen afgesloten van onze straat.  Toen gingen de soldaten in groepjes van huis tot huis om te kijken of er bruikbare mannen te vinden waren.  Toen de deurbel ging deed moeder open, door middel van een koord dat naast de leuning hing in het trappenhuis.  Twee soldaten kwamen naar boven.  Eén vroeg of er mannen thuis waren. Moeder zei nee, en hij liep drie deuren voorbij, en opende als eerste de wc-deur.  Het flitste door moeders hoofd:”We zijn verraden.”  Zoals afgesproken zat ik op de wc. De soldaat zag mij zitten en zei “ach” en deed de deur weer dicht en keek toen in de woonkamer en de keuken en kwam toen in de slaapkamer waar een uniform jasje van vader op een stoel hing. Moeder zei dat vader bij de politie was, en dat hij deze nacht niet thuis was gekomen. Waarop de Duitser zei:“Je man komt wel weer thuis.” En ging toen met de andere soldaat naar beneden en trok de deur achter zich dicht.  Ik kwam nu weer van mijn zetel af. We hebben toen voorzichtig achter de vitrage naar buiten gekeken en zagen hoe een militair zijn pistool aan het laden was. Toen kwamen er meer sodaten aan gemacheerd en tussen hun in een stel mannen die ze hadden gevonden.  Ze hadden allemaal een tas met spullen bij zich. 

Opeens zagen we een man tussen hen in die wij de burgemeester noemden. We zagen hem vaak op zaterdag in NSB-uniform voorbij lopen.  Nu kon die in Duitsland wapens maken voor Adolf Hitler. Boven op zolder was een beklemmende atmosfeer. De minuten leken uren. De mannen hadden de wc-deur open en dicht horen gaan en de Duitser met moeder horen praten. Ook hoorden ze de geluiden van buiten, maar toen gingen de voetstappen de trappen af en de deur werd dicht gedaan.  Later gaf moeder het veilige sein met de zwabberstok tegen het luik.  Het werd al schemerig toen de Duitsers en hun gevangenen weg macheerden.  Het zolderluik werd door moeder open gesneden en de mannen konden nu weer met de keuken trap naar beneden.  Behalve de heer Moes die kreeg een emmer water en een handdoek aangereikt. Hij had de spanning niet vlekkeloos doorstaan. Op 17 september 1944 werd er vanuit Londen opdracht gegeven voor een spoorwegstaking.  De bezetters lieten toen 4000 man, spoorwegpersoneel uit Duitsland komen, want zij hadden de kolen nodig uit Limburg voor electrisch gebruik, zoals verlichting en telefoon en andere noodzakelijke dingen voor de Wehrmacht en voor de watergemalen. Vanaf oktober was er geen gas en geen electra meer in het westen van het land.  Alle transport van voedselvoorraden naar het westen werd verboden als strafmaatregel tegen de spoorwegstaking. Rijkscommissaris Seyss-Inguart voerde dit uit.  Dan volgden er twee massale Duitse acties in de sombere herfst. Haven stalaties van Amsterdam en Rotterdam werden vernield, tramwagens verdwenen, Nederland werd geplunderd.  Machines en bedrijfsvoorraden gingen naar Duitsland.  Overal moesten mannen tussen 16 en 60 jaar zich melden voor graafwerken. Wie niet zich meldde en bij huiszoeking werd gevonden, werd gestraft. Er werden mannen doodgeschoten. De Duitsers hadden 120.000 mannen opgepakt waarvan meer dan duizend om kwamen. Ongeveer een kwart kwam in een kamp voor dwangarbeiders in Duitsland terecht waar later honderden zieken waren en onder de luizen zaten.

 

Begin oktober was het honger rantsoen in het westen van het land per persoon, per week: één kilo aardappelen, één brood van zeer slechte kwaliteit. Vader ging nu niet meer op reis. De passagierstreinen reden niet meer. Dit was een grote strop voor ons.  We zaten in het slechtse gedeelte van Holland, omdat de Duitsers alle voedseltransporten hadden geblokkeerd. Ze zouden ons gras laten vreten, zeiden zij. Het werd zeer kritiek voor ons. Er stierven al veel mensen van de honger...

 

Lees meer over de herinneringen van Jan Ponne aan Ameland>>>

 

VRIENDEN WORDEN

Word vriend van Amelander Historie! U ontvangt iedere maand onze historiekrant en krijgt een gratis e-book cadeau! 
 
 
 

Ontdek alles over Stichting De Ouwe Pôlle

Word vriend van Stichting De Ouwe Pôlle en mis niets meer van de Amelander cultuur!

Word vriend van Stichting 'De Ouwe Pôlle Ameland'. Daarmee steunt u het behoud van het cultuurhistorisch erfgoed op Ameland.

  • Ontvang drie keer per jaar onze magazine Pôllepraat vol verhalen over de Amelander cultuur en geschiedenis
  • Steun onze musea op Ameland: museum Sorgdrager, museum Swartwoude, het bunkermuseum en de cultuurkerk in Nes
  • Met uw bijdrage organiseren wij ieder winter een programma bestaande uit lezingen waaraan u kunt deelnemen
  • Onze stichting heeft een ANBI-status (Algemeen Nut Beogende Instelling)

<<< Meld je aan als vriend van de Ouwe Pôlle >>>